Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[eiser 1] B.V.,
2.
[eiser 2] B.V.,
3.
[eiser 3], handelend onder de naam [bedrijf],
4.
[eiser 4] V.O.F.,
5.
[eiser 5],
1.De procedure
- de op 5 september 2022 overgelegde akte uitlating van [gedaagde] voor de rol van 21 september 2022
- de akte wijziging (vermeerdering) van eis van [eisers] (na nieuw gelegd bewijsbeslag) van 21 september 2022
- de akte uitlating van [gedaagde] (na vermeerdering van eis) van 19 oktober 2022
- de akte uitlating van [eisers] van 19 oktober 2022
- de akte uitlating producties van [gedaagde] van 2 november 2022
- de akte uitlating producties van [eisers] van 2 november 2022
- de akte uitlaten van [gedaagde] van 30 april 2025
- de antwoordakte van [eisers] van 28 mei 2025.
2.De zaak tot nu toe
6 juli 2022 en 31 augustus 2022 in hoger beroep gegaan. [eisers] wil dat de vorderingen I. en III. alsnog worden toegewezen. Tevens maakt [eisers] bezwaar tegen de overwegingen van de rechtbank over vordering II. en tegen het vonnis van 31 augustus 2022.
30 april 2025 van [gedaagde]) dan geldt dat deze verrichtingen geen verband houden met punten waarop [eisers] in het ongelijk is gesteld.
‘(…)
[eisers] zullen hoofdelijk veroordeeld worden om die proceskosten te betalen,voor zover het verrichtingen betreft voor de schorsing van rechtswege van dat geding door het instellen van het hoger beroep op 30 september 2022(…)’. [onderstreping rechtbank].
tot aan de uitspraak van de rechtbank[onderstreping rechtbank], bestaande uit het griffierecht (€ 309,00) en het salaris van de advocaat
30 september 2022.
- een akte uitlating (na vermeerdering van eis) op 19 oktober 2022
- een akte uitlating producties van 2 november 2022 en
- een akte met verzoek tot een proceskostenveroordeling van 30 april 2025.
Aangezien [eisers] de in het ongelijk gestelde partij is en de aktes voortvloeien uit een door [eisers] ingediende eisvermeerdering dan wel uit het tussenvonnis van 6 juli 2022 dan wel uit bij aktes overgelegde producties van [eisers], zijn de aktes van 19 oktober en 2 november 2022 van [gedaagde] niet nodeloos ingediend en worden gezien als proceshandelingen die onder het liquidatietarief vallen. De akte van 30 april 2025 ziet de rechtbank eveneens als een proceshandeling die onder het liquidatietarief valt. De rechtbank zal de gevorderde resterende proceskosten dan ook toewijzen.
- salaris advocaat € 870,00 (2 x 0,5 punt x tarief II a € 563,00 (tarief uit 2022)
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal € 1.048,00