ECLI:NL:RBOVE:2025:5627

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
11535592 \ CV EXPL 25-436
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaald factuurbedrag voor reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan een auto

In deze zaak heeft eiser, [eiser] V.O.F., betaling gevorderd van het onbetaalde restant van een factuur voor reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan de auto van gedaagde. Gedaagde heeft betwist dat hij opdracht heeft gegeven voor een deel van deze werkzaamheden. De kantonrechter heeft gedaagde bij tussenvonnis van 24 juni 2025 een bewijsopdracht gegeven om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van eiser dat gedaagde opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden. Gedaagde heeft echter afgezien van bewijslevering en is daardoor niet geslaagd in het leveren van dat bewijs. De vorderingen van eiser tot betaling van haar facturen, vermeerderd met rente en kosten, zijn toegewezen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde een consument is en dat eiser aan de eisen voor het vorderen van buitengerechtelijke incassokosten heeft voldaan. De kantonrechter heeft een bedrag van € 104,15 aan buitengerechtelijke kosten toegewezen. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 791,04. De kantonrechter heeft de wettelijke rente over de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten toegewezen, evenals de kosten van een aangetekende brief.

Het vonnis is uitgesproken op 16 september 2025 door mr. R.F. van Aalst en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

fRECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11535592 \ CV EXPL 25-436
Vonnis van 16 september 2025
in de zaak van
[eiser] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. D. Warnink,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. D. van der Wal.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 juni 2025 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken,
- het bericht van [gedaagde] van 8 juli 2025, waarin hij aangeeft ervan af te zien om bewijs te leveren.
1.2.
Het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eiser] heeft betaling gevorderd van het onbetaalde restant van een factuur voor reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan de auto van [gedaagde]. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij geen opdracht heeft gegeven voor een deel van deze werkzaamheden.
2.2.
De kantonrechter heeft [gedaagde] bij tussenvonnis van 24 juni 2025 een bewijsopdracht gegeven om tegenbewijs te leveren tegen de voorshands aannemelijk geachte stelling van [eiser] dat [gedaagde] opdracht geeft gegeven voor de door [eiser] verrichte werkzaamheden. [gedaagde] is, door af te zien van bewijslevering, niet geslaagd in het leveren van dat bewijs. De vorderingen van [eiser] tot betaling van haar facturen, te vermeerderen met rente en kosten, zullen daarom worden toegewezen.

3.De verdere beoordeling van het geschil

3.1.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter [gedaagde] opgedragen om te bewijzen dat [gedaagde] geen opdracht heeft gegeven voor de door [eiser] verrichte werkzaamheden.
3.2.
[gedaagde] heeft de kantonrechter op 8 juli 2025 bericht dat hij afziet van het leveren van tegenbewijs.
3.3.
De kantonrechter is gelet op het bovenstaande van oordeel dat vast is komen te staan dat [gedaagde] opdracht heeft gegeven voor de door [eiser] verrichte en gefactureerde werkzaamheden aan de auto van [gedaagde]. [gedaagde] moet daarom de facturen van [eiser] betalen. De vordering van [eiser] tot betaling van haar facturen zal daarom worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.4.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] heeft aan [gedaagde] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Daarom zal een bedrag van € 104,15 worden toegewezen.
Proceskosten
3.5.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
340,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
791,04
3.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 694,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 17 november 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 104,15 aan buitengerechtelijke kosten,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 9,80 aan kosten wegens een aangetekende brief,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 791,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten, de buitengerechtelijke incassokosten en de kosten ter zake de aangetekende brief, als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op
16 september 2025.