Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
h.o.d.n. [bedrijf] ,
1.De beslissing in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Voor een inschatting van de hypothetische situatie worden de redelijke verwachtingen tot uitgangspunt genomen. Indien mr. [gedaagde] de beroepsfout niet had gemaakt en dus niet het echtscheidingsverzoek op 31 december 2019 had ingediend, acht de rechtbank aannemelijk dat zij haar cliënten naar een eigen advocaat zou hebben verwezen. Mr. [gedaagde] heeft voldoende onderbouwd dat zij voldoende advocaten bereid zou hebben gevonden haar cliënten over te nemen om het verzoekschrift op tijd in te dienen. Vervolgens wordt aannemelijk geacht dat [naam 1] , na overleg met haar nieuwe advocaat, ervoor zou hebben gekozen om het verzoekschrift alsnog voor 1 januari 2020 in te dienen zodat zij recht zou hebben op maximaal 12 jaar partneralimentatie. Dat betekent dat zich vervolgens dezelfde situatie zou hebben voorgedaan als in werkelijkheid is voorgevallen, te weten een onderhandeling tussen partijen over onder andere de inhoud van de alimentatieverplichting. Zonder nadere onderbouwing die ontbreekt valt niet in te zien dat die onderhandeling tot een andere uitkomst zou hebben geleid dan in de werkelijke situatie het geval is geweest. Daaruit volgt al dat [eiser] geen schade heeft geleden door de beroepsfout.