3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelenzijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De feiten en omstandigheden
De aangifte van [slachtoffer]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 20 juni 2024 reageerde op een advertentie op [internetsite] In deze advertentie stond dat seksuele foto's en video’s konden worden gekocht van een vrouw genaamd [naam] . Bij de advertentie stond een telefoonnummer voor contact: [telefoonnummer 1] . [slachtoffer] heeft tegen betaling drie foto’s en een masturbatievideo via dit nummer ontvangen. [slachtoffer] een foto van zijn ontblote bovenlijf en een masturbatievideo terug. [naam] vertelde [slachtoffer] vervolgens dat zij een huurschuld van € 1.250,-- had die zij op korte termijn moest betalen.
Op vrijdag 21 juni 2024 werd [slachtoffer] benaderd door een persoon via WhatsApp met
telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Deze persoon vertelde [slachtoffer] bevriend te zijn met [naam] . De persoon zei dat [slachtoffer] moest zorgen dat er € 1.200,-- werd betaald en als hij dit niet deed, voornoemde foto en video van [slachtoffer] zouden worden gedeeld met zijn vrouw. De persoon stuurde de (naakt)foto en masturbatievideo van [slachtoffer] en zei dat [slachtoffer] € 1.250,-- moest gaan regelen, omdat een scheiding duurder zou zijn. [slachtoffer] reageerde niet direct op dit bericht en werd vervolgens gebeld op zijn vaste telefoonlijn. [slachtoffer] sprak met deze persoon af dat de persoon het geld bij zijn [winkel] zou kunnen komen ophalen. Op vrijdag 21 juni 2024, omstreeks 15:00 uur kwamen twee personen in de [winkel] . [slachtoffer] heeft € 1.250,-- aan een van deze personen overhandigd. Deze persoon zei vervolgens tegen [slachtoffer] dat hij zelf ook nog een schuld van € 600,-- had en dat hij dit ook nog van [slachtoffer] wilde lenen. [slachtoffer] wilde van de situatie af en heeft thuis nog eens € 600,-- opgehaald en aan deze persoon overhandigd.
Op 22 juni 2024, omstreeks 15:00 uur, kreeg [slachtoffer] het privénummer van [naam] : [telefoonnummer 3] . [slachtoffer] vroeg haar naar de schuld van € 1.250,-- en waarom twee andere mannen dit kwamen ophalen. [naam] zei dat dit vrienden van haar waren die haar wilden helpen. [slachtoffer] zei dat dit niet nog eens moest gebeuren. [naam] vertelde [slachtoffer] later dat zij € 3.000,-- nodig had omdat anders een deurwaarder bij haar langs zou komen. [slachtoffer] moest dit bedrag betalen anders zou de video waarop [slachtoffer] te zien is worden gedeeld met zijn vrouw. [slachtoffer] heeft vervolgens het geld geregeld, omdat hij niet wilde dat de video bij zijn vrouw onder de aandacht kwam. [slachtoffer] sprak met [naam] af dat hij het geld in een hokje naast de [winkel] zou leggen. Hij heeft de € 3.000,-- in een plastic zakje in het hokje gehangen. Hier maakte [slachtoffer] een foto van en deze stuurde hij naar [naam] . Het zakje met het geld is in de avond van 22 juni 2024 opgehaald.
Op 23 juni 2024 had [slachtoffer] contact met [naam] over de € 3.000,-- van de dag ervoor. Hij zei tegen [naam] dat hij het geld wel terug wilde. [naam] zei tegen [slachtoffer] dat zij nog een schuld had waarna zij [slachtoffer] kon terugbetalen. Het laatste bedrag was € 2.500,--. Hierna heeft [slachtoffer] een telefoongesprek met [naam] gevoerd. [naam] zei tegen [slachtoffer] dat het voor 25 juni 2024 geregeld moest worden. [slachtoffer] regelde € 2.500,-- en legde dit bedrag weer in het hokje naast de [winkel] . [slachtoffer] stuurde een foto naar [naam] en dit bedrag is 24 juni 2024 in de avond opgehaald.
Op zondag 30 juni 2024 ontving [slachtoffer] een bericht van [naam] dat zij € 6.000,-- nodig had. [slachtoffer] gaf aan dat hij dit niet kon betalen en dat hij dit bedrag niet had. Hierna werd het bedrag € 4.000,--. [naam] zei dat [slachtoffer] dit bedrag maar moest gaan regelen. Hij ontving een foto van [naam] die hij eenmalig kon bekijken. Het was de naaktfoto die hij eerder naar [naam] had gestuurd. [naam] stuurde hierna: ‘dinsdag 10u ben ik bij jou en je vrouw.’ [slachtoffer] besloot hierop naar de politie te gaan.
De aanhouding
De politie heeft het contact met de verdachten overgenomen en met verdachten afgesproken dat het geld op 3 juli 2024 tussen 11:00 en 12:00 uur in het schuurtje zou liggen waar het de vorige keren ook was neergelegd. De politie heeft een plastic tasje met € 5,-- in het schuurtje opgehangen.Op 3 juli 2024 is de politie de auto van de mogelijke verdachten gevolgd. Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) wordt herkend als de bestuurder. De politie heeft gezien dat de auto stopte bij de [winkel] . Aan de bijrijderszijde stapte een vrouw uit, naar later blijkt verdachte. Zij liep richting de schuur van de [winkel] , ging naar binnen en kwam vervolgens naar buiten met een plastic tas. Zowel [medeverdachte] als verdachte zijn op dat moment aangehouden.[slachtoffer] heeft tegenover de politie verklaard dat hij de aangehouden man herkent als de man die op 21 juni 2024 het geld bij zijn winkel had opgehaald.
Het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] staat op naam van [medeverdachte] . Het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] staat op naam van verdachte.
De telefoon van verdachte is onderzocht. Op de telefoon staat een WhatsApp gesprek met nummer + [telefoonnummer 2] , aangeduid als ‘ [aanduiding] ’. In dit gesprek stuurt verdachte naar [medeverdachte] ‘Kan ook via ap zeggen aan hem’, ‘Je gaat me contant geven’ en ‘Anders kom ik bij je zaak’, waarop [medeverdachte] zegt ‘Je moet eerst netjes vragen eerst’. Verdachte zegt ‘Hoeveel’ waarop [medeverdachte] antwoordt ‘1000 Voor huur schuld’. [medeverdachte] zegt vervolgens ‘Zeggen ik heb huur schuld kan he mij contant lenen’, ‘Wil je ook terug geven’ en ‘Moet vandaag hebben kort dinsdag huur schuld betalen’. Dan wordt het nummer van de [winkel] uitgewisseld en stuurt verdachte een screenshot van contactgegevens van [winkel] [slachtoffer] . Verdachte stuurt: ‘Hoj zeg Maar heb geen contant geld meer in huis’. [medeverdachte] zegt ‘Regel hij maar’ en ‘Moet zeggen wil vandaag hebben’ ‘Punt’. Verdachte stuurt verderop in het gesprek de volgende berichten: ‘Hoj zeg ik wil dat je eerlijk bent tegen mij’ en ‘Ga je me nog meer geld vragen in toekomst’. [medeverdachte] antwoordt ‘Moet je zeggen dat kan’ en ‘Moet je zeggen ik ga morgen deurwaarder getalen maar dan wil ik nog 1keer geld vragen voor goeie auto’ en ‘Jij moet zeggen is lening wat ik bij jou afsluit’.
Ook zijn er chats met [slachtoffer] op de telefoon van verdachte aangetroffen. In de periode van 21 juni 2024 tot en met 1 juli 2024 heeft onder meer het volgende appcontact plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] .
Op 21 juni 2024 stuurt verdachte ‘Lieve schat zou je me willen helpen met contant geld voor me Ik moet dat voor dinsdag betalen anders kom ik verder in de shit’. [slachtoffer] antwoordt: ‘Maar ik heb geen contant geld meer liggen’. Verdachte stuurt ‘Luister ik kom vanmiddag’,
‘Bij jou op de zaak’ en ‘En gaan we samen bespreken en je gaat me helpen vandaaag’. Even later stuurt Verdachte ‘Een scheiding kost meer denk ik’ en daarbij een video van [slachtoffer] waarop hij aan het masturberen is. Zij stuurt vervolgens ‘Vind je vrouw vast mooi’.
Op 22 juni 2024 stuurt [slachtoffer] naar verdachte: ‘Maar wat er gisteren gebeurd is komt niet meer voor toch’ en ‘Ik heb er best even een financiële klap van gehad’. Later die dag schrijft verdachte ‘Deurwaarder 3000€ dat heb ik nodig’, waarop [slachtoffer] antwoordt ‘Ja dat kan echt niet’ en ‘Wees reeel’. Verdachte zegt: ‘Maar ik heb het nodig en jij je vrouw huis en werk dus’. [slachtoffer] antwoordt ‘Hoe bedoel je’ en verdachte zegt ‘Dat jij je gezin thuis basis niet kwijt wil’.
In chats van 24 juni 2024 laat [slachtoffer] weten dat hij het telefonisch afgesproken bedrag van € 2.500,-- heeft klaargelegd. Verdachte komt dit ophalen en stuurt om 22:55 uur dat het is gelukt.
In een gesprek van 30 juni 2024 stuurt verdachte ‘Ik heb 6000 nodig’ en ‘Hoe je dat doet weet ik niet maar moet hebben’. [slachtoffer] antwoordt ‘Sorry dit kan echt niet’ en ‘Heb het ook niet’. Verdachte stuurt ‘Jij gaat mij nog 1keer betalen 4duizend’ en ‘je gaat 4duizend klaar leggen je regelt maar waar je die andere bedrag weg gehaald heb en ik kom die op halen’. Er volgt een spraakgesprek van zes minuten en daarop stuurt verdachte een video, waarbij zij zegt ‘Dinsdag 10u ben ik bin jou en je vrouw’. [slachtoffer] antwoordt 1 juli 2024 met ‘Ik moet nog even iets lenen bij iemand, die zie ik Woensdag’ en ‘Waarom doe je mij dit aan’.
Uit de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2] , het telefoonnummer van [medeverdachte] blijkt dat het nummer acht keer een zendmast heeft aangestraald in [plaats] . Bij drie van de acht keer was dat op 21 juni 2024 tussen 14.28 en 14.29 uur.
Verdachte heeft verklaard dat zij zich via [internetsite] uitgaf als [naam] en zo contact kreeg met [slachtoffer] . Verdachte heeft vervolgens via WhattsApp contact gehad met [slachtoffer] .
Overwegingen en oordeel
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van 20 juni 2024 tot en met 1 juli 2024 meermaals dwingende en dreigende berichten heeft verstuurd naar [slachtoffer] met de bedoeling dat hij geldbedragen aan haar of [medeverdachte] zou overdragen. Uit de aangifte volgt dat [slachtoffer] in totaal € 7.350,-- aan verdachte en [medeverdachte] heeft overgedragen uit angst dat een masturbatievideo en een intieme foto van hem naar zijn vrouw zouden worden gestuurd. De wisselende verklaringen van verdachte dat dit bedrag een lening betrof, dat [slachtoffer] een suikeroom was voor verdachte en dat dit bedrag betalingen waren voor seks en naaktfoto’s, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Uit de appberichten blijkt dat [slachtoffer] telkens weer onder druk wordt gezet om een geldbedrag te betalen. [slachtoffer] geeft in de appgesprekken meermaals aan dat hij wil dat het stopt en dat zijn geld op is, waarop verdachte berichten stuurt dat [slachtoffer] het maar moet regelen en dat [slachtoffer] haar gaat betalen. Daarbij refereert verdachte meermaals aan wat [slachtoffer] te verliezen heeft: ‘
een scheiding kost meer denk ik’, ‘
Dinsdag 10u ben ik bin jou en je vrouw’ en ‘
Maar ik heb het nodig en jij je vrouw huis en werk dus’. Bij deze teksten heeft verdachte voornoemde video en foto van [slachtoffer] gestuurd. [slachtoffer] was bang dat dit filmpje en de foto van hem naar zijn vrouw zouden worden gestuurd, waardoor hij in totaal € 7.350,- euro heeft betaald. De rechtbank acht de ten laste gelegde afdreiging wettig en overtuigend bewezen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte overleg heeft gepleegd met [medeverdachte] over wat tegen [slachtoffer] te zeggen en hoe hem onder druk te zetten. Daarnaast heeft ook [medeverdachte] [slachtoffer] telefonisch onder druk gezet en heeft hij meermaals een geldbedrag bij [slachtoffer] opgehaald. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met [medeverdachte] nauw en bewust heeft samengewerkt, een samenwerking die gericht was op het afdreigen van [slachtoffer] , met als doel het afhandig maken van geld. Het ten laste gelegde medeplegen is daarmee wettig en overtuigend bewezen.