3.4Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak artikel 344a, tweede lid, sub 1 Sr (feit 1 sub 1)
Op grond van artikel 344a, tweede lid, sub 1 van het Wetboek van strafrecht (hierna: Sr) is strafbaar degene die
in faillissementis verklaard en na oproep van de curator niet terstond de administratie aan de curator verstrekt. Dit brengt mee dat het strafbare feit pas kan worden gepleegd vanaf het moment van de faillietverklaring van de onderneming.
De aan verdachte ten laste gelegde periode (15 juni 2016 tot en met 19 oktober 2022) beslaat echter een periode tot aan het faillissement van [bedrijf 1] ([Faillissement datum]).
Wat er ook zij van het antwoord op de vraag welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat art. 344a Sr op 1 juli 2016 in werking is getreden, reeds om deze reden kan niet worden bewezen dat verdachte na het intreden van het faillissement van [bedrijf 1] niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichtingen om een gevoerde en/of bewaarde administratie en/of de daartoe behorende boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers in ongeschonden vorm aan de curator te verstrekken.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1, sub 1 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring en opsomming artikel 342 Sr met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 september 2025;
- het proces-verbaal van onttrekkingen [bedrijf 1] B.V. van 4 december 2024, AMB-003 (p. 99-102);
- Een schriftelijk bescheid met documentcode DOC-041, inhoudende een overzicht van bankmutaties [bedrijf 1] B.V. (p. 263 t/m 269).
Overige ten laste gelegde feiten
De rechtbank acht op grond van de volgende redengevende feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het (overige) onder 1 en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De feiten en omstandigheden
Na het op [Faillissement datum] uitgesproken faillissement van [bedrijf 1] , heeft de curator op 24 oktober 2022 het kantoor bezocht van [bedrijf 1] . Aldaar heeft de curator wat boekhouding, twee computers en kantoorartikelen aangetroffen. Volgens de curator was het een chaos; er lagen overal losse papieren en ongeopende enveloppen.De curator heeft verklaard dat op de aangetroffen computers niet de stukken stonden die zij nodig had. De aangetroffen boekhouding bestond uit wat loonadministratie, arbeidscontracten en zorgverzekeringsstukken.
Op 2 november 2022 is verdachte verschenen op het kantoor van de curator. Diezelfde dag heeft de curator een e-mail verstuurd naar het e-mail adres van verdachte gezondenVerdachte heeft bevestigd dat dit zijn e-mail adres betrof.Daarin heeft de curator verdachte verzocht de volgende stukken aan te leveren:
- Arbeidsovereenkomsten en de laatste 3 loonstroken van alle werknemers en hun adressen.
- Verzekeringspolis/polisoverzichten.
- Overzicht van voorraden/materiaal/gereedschappen, voor zover van toepassing.
- Overzicht van inventaris, voor zover van toepassing.
- Overzicht van eventuele vervoersmiddelen, incl. kentekenbewijzen.
- Overzicht debiteuren met NAW gegevens en zo nodig korte toelichting per debiteur.
- Overzicht crediteuren met NAW gegevens, zodat wij de schuldeisers aan kunnen schrijven.
- Eventuele recente taxatierapporten van activa en/of afschrijvingsstaten.
- Als er juridische procedures lopen, relevante (proces)stukken.
- Kopie van de facturen die het afgelopen jaar verstuurd zijn.
- Overzicht van alle bankrekeningen met standen.
- Van iedere bankrekening de bankafschriften of de mutaties van het jaar 2020 en 2021.
- Jaarstukken 2019, 2020, 2021 (al dan niet in concept) en de tussentijdse (periodieke) cijfers
of winst- en verliesrekening (of kolommenbalans) over 2021 tot en met datum faillissement.
- Stukken die zien op zekerheidsrechten van derden zoals pandaktes, hypotheekaktes etc.
- Overzicht van zaken die eigendom van derden zijn en partijen die zich beroepen op eigendomsvoorbehoud.
De verzochte stukken zijn door de curator ook opgesomd in haar aangifte van vermoedelijke faillissementsfraude van 3 april 2024.
Op 4 november 2022 heeft de curator per e-mail verdachte nogmaals verzocht om de stukken, met verwijzing naar de e-mail van 2 november 2022.Op 7 november 2022 heeft verdachte bevestigd dat hij de e-mail van de curator in goede orde heeft ontvangen. Ook heeft verdachte aangegeven dat hij de verzochte stukken één dezer dagen zal sturen.Op 9, 14, 15 en 22 november 2022 heeft de curator nogmaals per e-mail verzocht om de gevraagde stukken, die tot aan deze verschillende momenten niet waren ontvangen.
Op deze e-mails heeft verdachte volgens de curator niet meer gereageerd. Nadat de curator de rechter-commissaris een lijst heeft gestuurd met de verzoeken die aan verdachte waren gericht, heeft de rechter-commissaris op 23 november 2022 een brief gestuurd naar verdachte om op 29 november 2022 op het kantoor van de curator de verzochte informatie aan te leveren. De curator heeft verklaard dat verdachte op 29 november 2022 niet op haar kantoor was verschenen en dat zij geen stukken van verdachte heeft ontvangen. De curator heeft verklaard dat zij uiteindelijk pas eind mei 2023 - nadat verdachte een periode door de rechtbank was gegijzeld - met tussenkomst van een advocaat stukken begon te ontvangen van verdachte.
Op de vraag van verbalisanten wat voor contact de curator met verdachte heeft gehad over het aanleveren van informatie omtrent [bedrijf 1] , heeft zij verklaard dat er geen contact was en dat verdachte niet in persoon was verschenen. Na het kantoorbezoek van verdachte op 2 november 2022 heeft volgens de curator het eerste contact met verdachte plaatsgevonden op de rechtbank op 13 december 2022. Op de vraag van verbalisanten of het niet verstrekken van inlichtingen en het niet verstrekken van de administratie de afhandeling van het faillissement heeft bemoeilijkt, heeft de curator bevestigend geantwoord. Ook heeft de curator verklaard dat zij enkele gevraagde stukken niet heeft ontvangen van verdachte. Dit werd volgens de curator door verdachte afgedaan door te zeggen dat hij de stukken niet had of dat hij het niet meer wist.
Verdachte heeft verklaard dat het voorafgaand aan en tijdens het faillissement van [bedrijf 1] niet goed met hem ging. Hij was mentaal in de war, dronk alcohol en ging gokken. Om deze reden heeft hij niet gereageerd op brieven en e-mails. Ook heeft verdachte verklaard dat hij vanwege zijn mentale problemen facturen niet altijd goed bewaarde of verstrekte aan de boekhouder. Naar eigen zeggen heeft verdachte de administratie van [bedrijf 1] sinds de corona periode en de periode dat de inspectie controles begon uit te voeren niet meer bijgehouden.
Verder heeft verdachte bevestigd dat hij de curator op 2 november 2022 heeft gezien en dat dat zij tegen hem heeft gezegd dat hij alle administratie en bescheiden moest verstrekken. Volgens verdachte heeft de curator hem niet zakelijk kunnen bereiken, omdat zijn telefoon was afgesloten en de curator niet beschikte over zijn privénummer. Ook heeft verdachte verklaard dat hij begin november 2022 nog naar zijn boekhouder is geweest om de boekhouding af te ronden en een jaarrekening op te stellen. De boekhouder heeft toen niks meer gedaan, omdat verdachte geen geld meer had om de boekhouder te betalen. Dit heeft verdachte niet aan de curator verteld, aldus verdachte.
Overwegingen van de rechtbank
Feitelijk en middellijk bestuurder
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte vanaf 15 juli 2016 aan te merken was als enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 2] , die op haar beurt enig bestuurder en aandeelhouder was van [bedrijf 1] . Daarmee is verdachte naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als middellijk bestuurder van [bedrijf 1] .
Gelet op het bepaalde in artikel 348a Sr en de verklaring van verdachte - hij noemt zichzelf enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 1] en hij nam alle beslissingen omtrent het bestuur van [bedrijf 1] - is verdachte naar het oordeel van de rechtbank naast middellijk bestuurder tevens aan te merken als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] .
Voor het faillissement niet voldoen aan de administratieplicht (feit 1 sub 2 )
In artikel 2:10 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat het bestuur verplicht is van de vermogenstoestand van de rechtspersoon en van alles betreffende de werkzaamheden van de rechtspersoon, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend.
Gelet op de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in het bijzonder de verklaring van de curator en verdachte - hij is vanaf de corona periode en de controles van de inspectie geen administratie meer gaan bijhouden - acht de rechtbank bewezen dat verdachte als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] voorafgaand aan het faillissement niet heeft voldaan aan de op hem rustende administratieplicht van [bedrijf 1] .
Anders dan de raadslieden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk niet meer heeft voldaan aan de administratieplicht. De rechtbank overweegt daartoe dat artikel 344a lid 1, sub 2 Sr betrekking heeft op de administratie die niet is opgemaakt, en niet op administratie die wel aanwezig is, maar door anderen (zoals een externe boekhouder) niet of met vertraging wordt geleverd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan de op hem rustende administratieplicht van [bedrijf 1] .
Ten gevolge waarvan de afhandeling van het faillissement is bemoeilijkt
De rechtbank acht bewezen dat de afhandeling van het faillissement van [bedrijf 1] is bemoeilijkt door het schenden van de op verdachte rustende administratieplicht, nu de curator bevestigend heeft geantwoord op de vraag of het niet verstrekken van de administratie de afhandeling van het faillissement heeft bemoeilijkt. Het is evident dat de curator wordt gehinderd in zijn werkzaamheden tot afwikkeling van de boedel wanneer niet aan bedoelde administratieplicht is voldaan.
Tijdens faillissement niet voldoen aan de inlichtingenplicht (feit 3)
Gelet op de feitelijke gang van zaken na het uitgesproken faillissement van [bedrijf 1] op [Faillissement datum], zoals blijkt uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte vanaf het faillissement van [bedrijf 1] tot aan eind mei 2023 verschillende keren zonder geldige reden is weggebleven van het geven van inlichtingen, heeft geweigerd vereiste inlichtingen te geven en onvolledige inlichtingen heeft gegeven aan de curator, terwijl hij als middellijk bestuurder wettelijk verplicht was tot het geven van deze inlichtingen.
Anders dan de raadslieden, acht de rechtbank ook bij dit feit bewezen dat verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan de op hem rustende inlichtingenplicht. Hoewel de rechtbank enig begrip heeft voor de mentale problemen van verdachte voorafgaand en tijdens de periode van de ten laste gelegde feiten, heeft verdachte door zijn handelwijze - in het bijzonder het ontbreken aan iedere communicatie voor het geven van een geldige reden voor het niet voldoen aan de oproepen van de curator tot het verstrekken van stukken en het niet verschijnen op haar kantoor - ook hier op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de op hem rustende inlichtingenplicht schond.
Conclusie en vrijspraak medeplegen
Op grond van voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorafgaand aan het faillissement van [bedrijf 1] de op hem rustende administratieplicht heeft geschonden en tijden het faillissement van [bedrijf 1] niet heeft voldaan aan de op hem rustende inlichtingenplicht.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tezamen en in vereniging plegen van het onder 1 en 3 ten laste gelegde. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte deze feiten in nauwe en bewuste samenwerking heeft gepleegd met één of meer anderen.