ECLI:NL:RBOVE:2025:5688

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
08.374573.24 en 08.350214.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en zware mishandeling tijdens uitgaansgeweld in Kampen

Op 25 september 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een steekincident in Kampen op 24 november 2024. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte is schuldig bevonden aan een poging tot doodslag en twee pogingen tot zware mishandeling, waarbij hij drie mannen met een mes heeft gestoken tijdens een vechtpartij. De rechtbank verwierp het beroep op putatief noodweer, omdat de verdachte niet redelijkerwijs kon veronderstellen dat hij zich moest verdedigen tegen een dreigende aanval. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en forensisch bewijs. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstig uitgaansgeweld, wat heeft geleid tot ernstige verwondingen bij de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte en zijn verleden, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.374573.24 en 08.350214.24 (P)
Datum vonnis: 25 september 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.J.C. Verlaan, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door [naam 1] is aangevoerd en namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] door mr. J. Bouwhuis.

2.De tenlastelegging

Parketnummer 08-374573-24
De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 11 september 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 24 november 2025 in Kampen:
feit 1:
primair: heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] te doden door hem met een mes in zijn buik en/of borst te steken,
subsidiair: heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] op deze manier zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in zijn rug te steken;
feit 3:heeft geprobeerd om [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in zijn rug en/of schouder te steken;
feit 4: heeft geprobeerd om [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een stekende beweging naar zijn bovenlichaam te maken.
Parketnummer 08-350214-24
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 1 juni 2024 in Kampen:
feit 1: een politieagent heeft beledigd;
feit 2: opzettelijk 14,37 gram cocaïne bij zich had.
Parketnummer 08-374573-24
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 24 november 2024 te Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meerdere malen, althans eenmaal, met een mes in de borst en/of in de buik, althans in het lichaam van [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 november 2024 te Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen, althans eenmaal, met een mes in de borst en/of in de buik, althans in het lichaam van [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 24 november 2024 te Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen, althans eenmaal, met een mes in de (onder)rug, althans in het lichaam van [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 24 november 2024 te Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen, althans eenmaal, met een mes in de (bovenzijde van de) rug en/of rechterschouder, althans in het lichaam van [slachtoffer 3] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op of omstreeks 24 november 2024 te Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes (een) stekende beweging(en) in de richting van het bovenlichaam, althans in de richting van het lichaam van [slachtoffer 4] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 08-350214-24
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 01 juni 2024 te Kampen opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5], hoofdagent politie Eenheid Oost-Nederland gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar meermalen de woorden toe te voegen: "kankermongool" en/of "je kankermoeder", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 1 juni 2024 te Kampen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 14,37 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1 primair, 2, 3 en 4 van parketnummer 08-374573-24 ten laste gelegde feiten en de onder 1 en 2 van parketnummer 08-350214-24 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak ten aanzien van parketnummer 08-374573-24 van de onder 1 primair en subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De raadsman voert hiertoe primair aan dat verdachte [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) niet gestoken heeft. De raadsman bepleit vrijspraak ten aanzien van feit 4. Op basis van een drietal argumenten kan niet worden gekomen tot het oordeel dat er sprake is van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Allereerst is vereist dat er een begin van uitvoering is geweest dat, indien voltooid, zwaar lichamelijk letsel zou hebben veroorzaakt. Daarnaast is het enkel maken van een zwaaiende beweging met een mes in de richting van het bovenlichaam onvoldoende. Een zwaaiende beweging is over het algemeen minder gevaarzettend dan een stekende beweging. Tot slot stelt de raadsman dat de afstand tussen verdachte en [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) niet een afstand is waarvan je onmiddellijk aanneemt dat er door de ene zwaai een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 08-374573-24 en de feiten 1 en 2 van parketnummer 08-350214-24 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte deze feiten bekent.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08.374573.24
Feit 4
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd, er is onvoldoende bewijs dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Feiten 1, 2 en 3
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 24 november 2024 rond 03.15 uur is verdachte met anderen, waaronder de aangevers [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in gesprek voor [locatie 2] in het uitgaansgebied in Kampen. Op enig moment lopen meerdere personen waaronder verdachte en de aangevers de naastgelegen Karpersteeg in. In de Karpersteeg ontstaat een vechtpartij. De vechtpartij duurt ongeveer een minuut. Direct na afloop van de vechtpartij hebben [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] steekwonden in hun bovenlichaam. [slachtoffer 2] heeft een verwonding links op de borst en in de linkerflank ter hoogte van de buik, [slachtoffer 1] heeft een verwonding aan de linker onderzijde van de rug, tot in de rugspier, en [slachtoffer 3] heeft een verwonding aan de bovenzijde van de rug. De forensisch arts beschrijft dat het in alle gevallen gaat om scherprandige verwondingen die in het algemeen ontstaan door de inwerking van doorklieving van de huid met een scherprandig/scherppuntig voorwerp.
Verdachte heeft tijdens de vechtpartij een mes gepakt en met het mes [slachtoffer 1] in zijn rug gestoken.
Feit 2 [slachtoffer 1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door de raadsman ten aanzien van de ten laste gelegde feitelijkheden geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feiten 1 en 3
Verdachte ontkent dat hij degene is geweest die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gestoken.
De rechtbank overweegt het volgende
In het dossier zijn geen aanknopingspunten te vinden dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voorafgaand aan de vechtpartij in de Karpersteeg al gewond waren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] tijdens de vechtpartij in de Karpersteeg steekwonden hebben opgelopen.
Zoals hiervoor reeds is vastgesteld is het verdachte geweest die tijdens de vechtpartij een mes in zijn handen had. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat iemand anders dan verdachte een mes heeft gebruikt. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij in de Karpersteeg heeft gehoord dat er gezegd is “er is een mes” of “er is iemand gestoken”, maar hij heeft niemand anders met een mes gezien en hij heeft niet gehoord dat anderen een mes hebben gezien of zouden zijn gestoken.
Verdachte verklaart eerst ter zitting dat hij, nadat hij [slachtoffer 1] had gestoken, tijdens de vechtpartij het mes in de achterzak van zijn broek heeft terug gestopt. Wanneer hij dit precies heeft gedaan weet hij niet meer, maar het was zeker voor het moment dat op de beelden te zien is dat hij linksaf een steeg in gaat. In die steeg haalt hij dit mes weer tevoorschijn om de jongens bang te maken. Daarna heeft hij het mes in een put heeft gegooid.
Deze verklaring van verdachte vindt geen steun in de bevindingen van het forensisch onderzoek aan de kleding van verdachte. De kleding van verdachte is onderzocht op de aanwezigheid van bloed en het zou voor de hand hebben gelegen dat in of op de achterzak bloed zou zijn aangetroffen wanneer verdachte na het steken van [slachtoffer 1] het mes in zijn achterzak zou hebben gestopt.
De rechtbank stelt vast dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de enige is die een mes in handen heeft gehad en dat hij dit mes gedurende de hele vechtpartij in handen heeft gehad. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte ook bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de buurt is geweest en dus ook de steekverwondingen heeft kunnen toebrengen. Op beelden van een beveiligingscamera is te zien dat verdachte, nadat hij Argricola heeft gestoken, [slachtoffer 2] uit de groep trekt en dat hij vervolgens zijn lichaam en rechterarm in de richting van [slachtoffer 2] draait. Tot slot is bij forensisch onderzoek aan de schoenen van verdachte bloed aangetroffen. Van de voorzijde van de rechterschoen van verdachte werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering ([code]) is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Uit dit DNA-mengprofiel kon een relatief grote hoeveelheid DNA worden onderscheiden, waaruit een DNA-profiel van (minimaal) één persoon kon worden afgeleid. Uit dit DNA-mengprofiel kon een DNA-hoofdprofiel afgeleid worden van een man waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. Het DNA-profiel van [slachtoffer 3] komt hiermee overeen. De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 3] donor is van een relatief groot deel van het celmateriaal op de rechterschoen van verdachte en dat verdachte in de buurt van [slachtoffer 3] is geweest.
De rechtbank is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gestoken en acht dit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Voorwaardelijk opzet
Feit 1
Om te komen tot bewezenverklaring van een poging doodslag, moet sprake zijn van opzet op de dood van het slachtoffer, op zijn minst in voorwaardelijke vorm.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2]. Vervolgens is de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van [slachtoffer 2] – is aanwezig indien een verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een bepaald gevolg zal intreden. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte heeft [slachtoffer 2] met een mes links op de borst en in de linkerflank ter hoogte van de buik gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de borst en romp vitale organen bevinden zoals hart, grote bloedvaten en longen en dat, wanneer daar met een mes meerdere keren in wordt gestoken de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood tot gevolg heeft. Hoewel bij [slachtoffer 2] geen vitale organen zijn geraakt, volgt uit de forensisch medische letselrapportage dat bij steken in de linkerzijde van de borstkas en steken in de flank aan de linkerzijde levensbedreigend letsel aan grote bloedvaten, hart, longen, nieren en darmen kan ontstaan dat zonder adequate medische hulp de dood tot gevolg heeft. De rechtbank stelt vast dat er een aanmerkelijk kans op de dood bestond. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat het met een mes steken in het bovenlichaam levensgevaarlijk is, maar dat hij daar in ‘the heat of the moment’ niet meer aan gedacht heeft. Door met een mes in de borst en flank van [slachtoffer 2] te steken, heeft verdachte bewust deze aanmerkelijke kans aanvaard en deze op de koop toegenomen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1]. Vervolgens is de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1]. Daarbij dient beoordeeld te worden of verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] met een mes in de rug (linkerflank) gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de rug, waar verdachte [slachtoffer 1] gestoken heeft, vitale organen zoals grote bloedvaten, nieren en longen bevinden en dat, wanneer daar met een mes in wordt gestoken, de aanmerkelijke kans bestaat op het intreden van zwaar lichamelijk letsel. Dit wordt ook bevestigd door de forensisch medische letselrapportage, waaruit volgt dat bij een penetrerend letsel in de flank zoals bij [slachtoffer 1] het middenrif, de grote bloedvaten in de borstholte, het hart en de longen, de grote bloedvaten in de retroperitoneale ruimte, de nieren en de darmen geraakt hadden kunnen worden en dat dit een levensbedreigende situatie oplevert. De rechtbank stelt vast dat er een aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. Verdachte wist dit ook. Door [slachtoffer 1] met een mes in zijn rug te steken heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard en deze op de koop toegenomen.
Op grond van het voorgaande en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 3]. Vervolgens is de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 3]. Daarbij dient beoordeeld te worden of verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Verdachte heeft [slachtoffer 3] met een mes in de bovenzijde van de rug gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de rug, waar verdachte [slachtoffer 3] gestoken heeft, vitale organen zoals grote bloedvaten en de longen bevinden en dat, wanneer daar met een mes in wordt gestoken, de aanmerkelijke kans bestaat op het intreden van zwaar lichamelijk letsel. Dit wordt ook bevestigd door de forensisch medische letselrapportage, waaruit volgt dat omringende structuren zoals de grote bloedvaten in de hals en de borst, de longen en het hart geraakt hadden kunnen worden, welk letsel een levensbedreigende situatie oplevert. De rechtbank stelt vast dat er een aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. Verdachte wist dit ook. Door [slachtoffer 3] met een mes in zijn rug te steken heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard en deze op de koop toegenomen.
Op grond van het voorgaande en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Parketnummer 08-350214-24
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder parketnummer 08-350214-24 tenlastegelegde feiten 1 en 2 heeft begaan.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door de raadsman ten aanzien van de ten laste gelegde feitelijkheden geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten van parketnummer 08-374573-24 en de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van parketnummer 08-350214-24 heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08-374573-24
1.
hij op 24 november 2024 te Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meerdere malen met een mes in de borst en in de buik van [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 24 november 2024 te Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, eenmaal met een mes in de (onder)rug, van [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 24 november 2024 te Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, eenmaal met een mes in de (bovenzijde van de) rug van [slachtoffer 3] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 08-350214-24
1
hij op 1 juni 2024 te Kampen opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5], hoofdagent politie Eenheid Oost-Nederland gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem meermalen de woorden toe te voegen: "kankermongool" en "je kankermoeder;
2
hij op 1 juni 2024 te Kampen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 14,37 gram, cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 266, 267, 287, 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08-374573-24
feit 1
het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 2 en 3, telkens
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
08-350214-24
feit 1
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Putatief noodweer
De raadsman stelt zich ten aanzien van de feiten onder parketnummer 08-374573-24 op het standpunt dat verdachte een beroep op putatief noodweer toekomt en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman voert hiertoe aan dat verdachte handelde vanuit de verontschuldigbare dwaling dat hij zichzelf moest verdedigen tegen een dreigende aanval met een mes, omdat verdachte tijdens de vechtpartij hoorde dat er een mes in het spel zou zijn. Hierdoor raakte hij ervan overtuigd dat hij en/of (een) ander(en) zou(den) worden aangevallen met een mes en heeft hij zelf een mes gepakt en gebruikt.
Volgens de officier van justitie kan er, gelet op de verklaring ter zitting dat verdachte heeft verklaard dat hij geen ander mes heeft gezien of heeft gehoord dat iemand was gestoken, geen sprake zijn van verontschuldigbare dwaling.
De rechtbank overweegt als volgt.
Van putatief noodweer is sprake wanneer men verschoonbaar dwaalt over het bestaan van een noodweersituatie. Iemand komt, met andere woorden, een beroep op putatief noodweer toe indien omstandigheden aannemelijk zijn geworden die hem redelijkerwijs aanleiding konden geven te veronderstellen dat hij dreigde te worden aangevallen.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen mes heeft gezien en dat hij niet heeft gezien of gehoord dat iemand werd gestoken. Verdachte zou alleen tijdens de vechtpartij gehoord hebben dat er een mes in het spel zou zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op basis hiervan niet redelijkerwijs mocht veronderstellen dat er sprake zou zijn van een noodweersituatie en verwerpt om die reden het beroep op putatief noodweer.
Er zijn verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar wordt opgelegd. De officier van justitie vordert daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden die de reclassering heeft geadviseerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt primair een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis indien de rechtbank alleen tot een veroordeling voor parketnummer 08-374573-24 feit 2 en de feiten 1 en 2 van parketnummer 08-350214-24 komt. Indien de rechtbank tot een veroordeling voor alle feiten komt, verzoekt hij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van maximaal 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan het voorarrest. De raadsman verzoekt conform het rapport van de psycholoog de gedragingen in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de strafbare feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en tweemaal aan een poging tot zware mishandeling. Daarnaast heeft hij een politieambtenaar beledigd en cocaïne aanwezig gehad. Voor de rechtbank spelen met name de eerstgenoemde feiten, kort gezegd de steekincidenten, een grote rol bij het bepalen van een passende straf.
Er is sprake geweest van ernstig uitgaansgeweld. Op enig moment ontstaat in de Karpersteeg een vechtpartij tussen meerdere personen. De verdachte grijpt daarbij naar een mes in zijn achterzak en steekt in op drie personen, bij wie hij in totaal vier steekwonden veroorzaakt. Na het gevecht heeft verdachte het bebloede mes proberen weg te maken door het in een put te gooien.
Verdachte heeft zich, door zo te handelen, schuldig gemaakt aan ernstige feiten waarbij drie mensen steekwonden hebben opgelopen die tot zeer ernstig letsel en zelfs de dood hadden kunnen leiden. Dat het letsel uiteindelijk beperkt gebleven is niet aan verdachte te danken. Het had allemaal heel anders kunnen aflopen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij ervoor heeft gekozen om een mes te gebruiken bij een vechtpartij. Dit staat in geen enkele verhouding tot het slaan en schoppen van de andere personen. Een gevoel van angst en onveiligheid overheerst bij de slachtoffers en dit raakt ook hun familie. Dergelijk ernstig uitgaansgeweld veroorzaakt daarnaast gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het strafblad van verdachte van 7 april 2025. Hieruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor uitgaansgeweld.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van de psychiater van 27 juni 2025 en de Pro Justitia rapportage van de psycholoog van 21 maart 2025. Uit de rapporten volgt dat verdachte een zeer belaste levensgeschiedenis heeft. De deskundigen stellen vast dat sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met enige borderline kenmerken en een stoornis in cannabisgebruik. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor ADHD en een posttraumatische stress stoornis. De rechtbank stelt vast dat de deskundigen verschillend rapporteren over de mate waarin de stoornissen hebben doorgewerkt in de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal bij het opleggen van de straf rekening houden met de geschetste persoonlijkheid en het belaste verleden van verdachte, zonder expliciet een keuze te maken in de mate van doorwerking van de aanwezige stoornissen. Zowel de psychiater als de psycholoog schat het risico op herhaling van strafbaar gedrag in als hoog.
Uit het reclasseringsrapport van 28 augustus 2025 volgt dat ook de reclassering het recidiverisico hoog inschat. Er is instabiliteit op alle leefgebieden en er zijn onvoldoende beschermende factoren aanwezig. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een meldplicht bij de reclassering, klinische opname in een forensische behandelinstelling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan schuldhulpverlening.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zoekt in hoofdlijnen aansluiting bij de eis van de officier van justitie, maar zal enigszins afwijken van het gevorderde, gezien de vrijspraak voor het vierde feit van parketnummer 08-374573-24 en de belaste levensgeschiedenis en psychische problematiek van verdachte.
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Daarbij worden de bijzondere voorwaarden opgelegd zoals geadviseerd door de reclassering.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank stelt vast dat in de zaak met parketnummer 08-374573-24 onder verdachte een mes en een telefoon (Apple iPhone) in beslag zijn genomen. Onder parketnummer 08-350214-24 zijn er drugs inbeslaggenomen.
De officier van justitie neemt het standpunt in dat het mes en de drugs kunnen worden onttrokken aan het verkeer. De telefoon kan aan verdachte worden teruggegeven.
De raadsman sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is, overeenkomstig de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het mes en de drugs vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien de feiten met het mes zijn begaan en de drugs van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende telefoon, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 9.940,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Schoenen € 95,00;
- Overhemd € 29,99;
- T-shirt € 22,99;
- Moncler Maya jas € 1.380,00;
- Oorbellen € 129,99;
- Broek € 35,99;
- Eigen risico zorgverzekering € 246,12.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 8.000,00 gevorderd.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 8.827,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Kledingschade € 1.242,50;
- Reiskosten € 38,00;
- Parkeerkosten € 27,00;
- Medische onkosten € 38,00;
- Eigen risico zorgverzekering € 385,00;
- Gemiste rijles € 65,00;
- Telefoon iPhone 15+ € 1.032,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 6.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van [slachtoffer 2] gedeeltelijk toegewezen kan worden. De gevorderde materiële schade kan volledig toegewezen worden, de officier van justitie acht ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van € 4.000,00 billijk. Totaal kan een bedrag van € 5.940,08 toegewezen worden.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van [slachtoffer 1] gedeeltelijk toegewezen kan worden. De gevorderde materiële schade kan toegewezen worden met uitzondering van de posten: gemiste rijles en de telefoon. Deze posten zijn onvoldoende onderbouwd. De officier van justitie acht ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van € 4.000,00 billijk. Totaal kan een bedrag van € 5.730,50 toegewezen worden.
De vorderingen kunnen toegewezen worden met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering ten aanzien van de schadeposten kleding en schoenen. Deze posten zijn onvoldoende onderbouwd. Voor de schade aan de schoenen en de broek geldt dat een causaal verband met het strafbare feit ontbreekt.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering ten aanzien van de schadeposten reiskosten, parkeerkosten en de telefoon. Daarnaast dient er een hoger afschrijvingspercentage toegepast te worden ten aanzien van de kleding. De schadepost eigen risico dient toegewezen te worden tot een bedrag van € 318,42, zoals uit de nota volgt en voor het meerder dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden.
De benadeelde partijen dienen niet-ontvankelijk verklaard te worden ten aanzien van de gevorderde immateriële schade omdat niet is onderbouwd dat er sprake is van door deskundigen vastgesteld psychisch letsel. De raadsman verzoekt subsidiair de gevorderde immateriële schade te matigen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1].
De vordering van [slachtoffer 2]
De opgevoerde materiële schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en onvoldoende betwist. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.940,08.
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan voor vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht een bedrag van € 4.000,00 billijk. De rechtbank heeft hierbij de ernst van het letsel en de onderbouwde gevolgen hiervan meegewogen. Er is sprake van licht letsel met een herstelperiode van enkele weken en [slachtoffer 2] heeft twee littekens op borst en buik aan het steekincident overgehouden.
De rechtbank zal in totaal een bedrag van € 5.940,08 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2024. De rechtbank zal [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat hij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De vordering van [slachtoffer 1]
De schadeposten kleding, medische onkosten en eigen risico, zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en onvoldoende betwist. Voor de schadepost eigen risico houdt de rechtbank het bedrag aan dat volgt uit de nota, namelijk € 318,42.
De schadeposten gemiste rijles, iPhone en reis- en parkeerkosten, zijn onvoldoende komen vast te staan. De gevorderde schade is niet of onvoldoende onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de gevorderde materiële schade gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.598,92.
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan voor vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht een bedrag van € 6.000,00 billijk. De rechtbank heeft hierbij de ernst van het letsel en de onderbouwde gevolgen hiervan meegewogen. Er is sprake van ernstig letsel waaronder een flinke bloeding in de heuplendenspier waardoor druk op de nier was ontstaan. [slachtoffer 1] heeft twee dagen in het ziekenhuis verbleven en de herstelperiode duurde enkele weken. Hij houdt aan het steekincident een litteken op zijn rug over.
De rechtbank zal in totaal een bedrag van € 7.598,92 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2024. De rechtbank zal [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat hij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte ten opzichte van de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 64 dagen gijzeling ([slachtoffer 2]) en 72 dagen gijzeling ([slachtoffer 1]), waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichtingen niet opheft.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-374573-24 vierde feit ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08-374573-24
feit 1het misdrijf:
poging tot doodslag,
feit 2 en 3 telkenshet misdrijf:
poging tot zware mishandeling,
08-350214-24
feit 1het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
feit 2het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
1. zich meldt drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering van het Leger des Heils. De locatie van de reclassering zal afhangen van waar verdachte klinisch zal worden opgenomen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. zich laat opnemen in nog nader te bepalen forensische kliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de behandelinstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoedingen
benadeelde [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij te Hasselt gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 5.940,08(bestaande uit € 1.940,08 materiële schade en € 4.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 5.940,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2024;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte
verplichtis ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlandenvan een bedrag van € 5.940,08 (zegge: vijfduizend negenhonderdveertig euro en acht eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 64 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
benadeelde [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij te Hasselt gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 7.598,92(bestaande uit € 1.598,92 materiële schade en € 6.000,00- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 7.598,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2024;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte
verplichtis ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlandenvan een bedrag van € 7.598,92 (zegge: zevenduizend vijfhonderdachtennegentig euro en tweeënnegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 72 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de in beslag genomen voorwerpen
08-374573-24
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten een mes;
- gelast de teruggave van de telefoon (Apple iPhone) aan verdachte;
08-350214-24
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten drugs.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. M. Vodegel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch en mr. E.A.N. Sjerps, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08-374573-24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024554687. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 en 3
1. de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 september 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 24 november 2024 in Kampen bij [locatie 2]. In de Karpersteeg begon iedereen te vechten. Ik trok een mes en heb een persoon geraakt. Ik voelde dat ik hem raakte met het mes. Ik maakte daarna nog een beweging om de anderen op afstand te houden. Het mes dat is gevonden, is van mij. Ik heb het mes tijdens de vechtpartij niet aan anderen gegeven en ik heb ook geen mes bij anderen gezien. Ik weet dat het steken met een mes in het bovenlichaam heel gevaarlijk is en tot de dood kan leiden.
2. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] opgemaakt op 24 november 2024, pagina’s 27 tot en met 29, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [naam 2] en [naam 3] klappen kregen van jongens uit dezelfde groep. Ik heb ook klappen gekregen. Ik rende de steeg verder in richting een bruggetje. Ik merkte toen dat ik een steekwond in mijn buik had, ik was toen nog niet op de hoogte van de steekwond in mijn borst.
3. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] opgemaakt op 25 november 2024, pagina’s 44 tot en met 46, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben gestoken aan de rechterzijde van mijn schouder, ter hoogte van mijn nek.
Op zondag 24 november rond 00.30 uur was ik met [naam 4], [naam 3] en [naam 5] in Kampen bij [locatie 2]. Mijn vrienden en ik liepen buiten richting de steeg (vermoedelijk Karpersteeg). Ik zag ook dat er een grote groep andere jongens achteraan kwam lopen. In de steeg lag ik ineens op de grond en voelde meerdere vuistslagen en trappen tegen mijn hoofd.
Ik controleerde mijn eigen lichaam en voelde op mijn rug dat het nat was. Ik wreef met mijn hand over mijn rug en zag dat het bloed was. Ik tilde mijn shirt omhoog en vroeg aan de politie of ambulance of zij iets op mijn rug konden zien. Ik hoorde hen zeggen dat ik gestoken was.
4. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 november 2024, pagina’s 95 tot en met 97, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in het kader van dit onderzoek bewakingsbeelden bekeken die zijn opgenomen in de Oudestraat en Karpersteeg te Kampen. Datum- en tijdsnotering: 24 november 2024, 03:33:00.
Ik zag om 03:34:11 uur [verdachte] een voorwerp in de rechterhand vastpakken en daarmee een
korte zwiepende beweging maken en daarna met de linkerhand iets aan de bovenzijde van het voorwerp vastpakken. Ik zag dat [verdachte] om 03:34:15 uur een stekende beweging in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer 1] maakte.
Om 03:35:14 uur zag ik [verdachte] in de Karpersteeg lopen. Ik zag dat de kort met elkaar spraken en ik zag dat [verdachte] dicht bij Kök stond en om 03:35:15 naar zijn eigen rechterhand keek.
Ik zag dat [verdachte] om 03:35:24 naar de grond bukte en iets lijkt te laten vallen en er
daarna met zijn rechtervoet op trapte.
5. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 november 2024, pagina’s 83 en 84, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de Karpersteeg tussen de Burgwal en de Buiten Nieuwstraat zag ik in de straatkolk ter hoogte van nummer 15 onderin een zilverkleurig voorwerp liggen. Later bleek dit een mes te zijn.
6. het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden, opgemaakt op 3 december 2024, pagina’s 114 tot en met 116, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 december 2024 bekeek ik de bewakingscamerabeelden van de steekpartij die plaatsvond op 24 november 2024 in de Karpersteeg te Kampen. In de Karpersteeg blijft nog een opstootje zichtbaar, waarbij aangever [slachtoffer 2] tussen een aantal personen in staat. Dan trekt [verdachte] de aangever [slachtoffer 2] uit de groep met zijn linkerarm. Vervolgens draait [verdachte] zijn lichaam en rechterarm in de richting van [slachtoffer 2].
7. een proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, opgemaakt op 25 november 2024, pagina’s 164 tot en met 169, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verdachte [verdachte], geboortedatum [geboortedatum] 2003.
In de intakeruimte van het arrestantencomplex te Zwolle lagen meerdere kledingstukken
welke de verdachte aan had tijdens zijn aanhouding. Het bloed op de voorzijde van de rechter Puma schoen werd door ons met behulp van een wattenstaafje en demiwater veiliggesteld en voorzien van SIN: [code].
8. een schriftelijk bescheid, inhoudende een rapport forensisch DNA-onderzoek, opgemaakt op 24 maart 2025 door dr. M. Moorlag, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
SIN: [code]: Bemonstering rechterschoen bloed voorzijde.
Resultaat van (vergelijkend) DNA-onderzoek:
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van DNA
Rechterschoen bloed
voorzijde tb+
[code]
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal twee donoren,
van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man waarvan
de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één
miljard.
De additionele DNA-kenmerken van de minder prominent
aanwezige donoren zijn niet geschikt voor vergelijkend
DNA-onderzoek.
Derde [slachtoffer 3]
(DNA-hoofdprofiel)
Feit 1
9. een schriftelijk bescheid, inhoudende een geneeskundige verklaring, opgemaakt op 22 april 2025, voor zover inhoudende:
Datum waarop [slachtoffer 2] werd onderzocht: 24 november 2024.
Uitwendig waargenomen letsel: Twee keer steekwond borstkas links.
10. een schriftelijk bescheid, inhoudende een forensisch Medische Letselrapportage van 1 september 2025, opgemaakt door de forensische artsen [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende:
Links op de borst en in de linkerflank ter hoogte van de buik twee scherprandige verwondingen. Scherprandige verwondingen ontstaan door een krachtsinwerking met een scherprandig/scherppuntig voorwerp.
Bij steken in de linkerzijde van de borstkas kunnen de long, de grote bloedvaten en het hart geraakt worden. Letsel van de grote bloedvaten en het hart veroorzaakt massaal bloedverlies (shock) en acute harstilstand tot gevolg. Dit zal zonder acute medische hulp de dood tot gevolg hebben. Letsel aan de longen veroorzaakt een klaplong. Dit vereist medische behandeling om de ademhaling en het zuurstofgehalte van het lichaam te herstellen. Bij steken in de flank aan de linkerzijde kunnen organen in de borstholte, de
buikholte of de ruimte achter de buikholte worden geraakt. Letsel van de linkerlong, het hart en de grote bloedvaten zal zoals boven beschreven leiden tot shock en overlijden indien niet acuut medische hulp wordt verleend. De linker nier, de darmen of de grote bloedvaten kunnen geraakt worden. Letsel van de nier geeft uitval van de nierfunctie. Bij doorklieven van de darmen komt de darminhoud vrij met een massale infectie tot gevolg dat zich door het gehele lichaam zal verspreiden (sepsis). Dit is een ernstige levensbedreigende aandoening die zonder adequate medische hulp de dood tot gevolg heeft.
Feit 3
11. een schriftelijk bescheid, inhoudende een forensisch Medische Letselrapportage van 1 september 2025, opgemaakt door de forensische artsen [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende:
Op de rechter bovenzijde van de rug is er een scherprandige verwonding. Scherprandige verwondingen ontstaan door een krachtsinwerking met een scherprandig/scherppuntig voorwerp.
Omringende structuren die geraakt hadden kunnen worden zijn de grote bloedvaten in de hals, de longen, de grote bloedvaten in de borstholte en het hart. Letsel van de grote bloedvaten en het hart zal leiden tot verbloeding, shock en uiteindelijk een hartstilstand en de dood tot gevolg als er niet snel medische hulp wordt verleend. Letsel van de longen kan zijn een klaplong of een longbloeding. Een klaplong geeft een verminderd zuurstofgehalte in de longen en daarmee ademhalingsproblemen.
Bij een longbloeding komt er bloed in de borstkas (hematothorax) met ernstige
ademhalingsproblemen tot gevolg. Allebei zijn het levensbedreigende situaties die
acute medische behandeling vereisen om de dood te voorkomen.
Feit 2
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2025;
het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], opgemaakt op 24 november 2024, pagina’s 37 tot en met 39;
een schriftelijk bescheid, inhoudende een forensisch Medische Letselrapportage van 1 september 2025, opgemaakt door de forensische artsen [verbalisant 1] en [verbalisant 2];
Parketnummer 08-350214-24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024251575. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
de bekennende verklaring afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2025;
het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 1 juni, pagina’s 7 tot en met 9.
Feit 2
de bekennende verklaring afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2025;
het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 1 juni, pagina’s 7 tot en met 9.
kennisgeving van inbeslagneming van 1 juni 2024, pagina 21, registratienummer PL0600-2024251345-15;
kennisgeving van inbeslagneming van 1 juni 2024, pagina 22, registratienummer PL0600- 2024251345-14;
kennisgeving van inbeslagneming van 1 juni 2024, pagina 23, registratienummer PL0600- 2024251345-13;
kennisgeving van inbeslagneming van 1 juni 2024, pagina 25, registratienummer PL0600- 2024251345-8;
het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 29 augustus 2024, pagina’s 27 tot en met 34, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4];
een geschrift, te weten een NFiDENT rapport van 26 augustus 2024, pagina 35, zaaknummer 2024.08.23.003 (aanvraag 004), opgemaakt door ing. [naam 6];
een geschrift, te weten een NFiDENT rapport van 23 augustus 2024, pagina 36, zaaknummer 2024.08.23.003 (aanvraag 003), opgemaakt door ing. [naam 6];
een geschrift, te weten een NFiDENT rapport van 29 augustus 2024, pagina 37, zaaknummer 2024.08.23.003 (aanvraag 005), opgemaakt door ing. [naam 6];
een geschrift, te weten een NFiDENT rapport van 23 augustus 2024, pagina 38, zaaknummer 2024.08.23.003 (aanvraag 001), opgemaakt door ing. [naam 6].