ECLI:NL:RBOVE:2025:5721

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
C/08/336426 / KG RK 25-381
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard in strafzaak tegen verzoeker

In de zaak van verzoeker, die verblijft in een penitentiaire inrichting, is op 24 juli 2025 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C.J. de Jong, de rechter-commissaris in de strafzaak tegen hem. Verzoeker stelt dat de rechter-commissaris vooringenomen is, omdat zij heeft besloten dat getuige [getuige] niet in zijn aanwezigheid gehoord mag worden. Dit besluit is genomen naar aanleiding van de wens van de getuige om niet door mr. Swier, de raadsman van verzoeker, gehoord te worden, omdat zij hem indirect kent. De rechter-commissaris heeft op 25 juli 2025 schriftelijk gereageerd en haar beslissing gehandhaafd. Het wrakingsverzoek is op 18 augustus 2025 in het openbaar behandeld, waarbij verzoeker en zijn raadsman aanwezig waren. De rechter-commissaris was niet verschenen.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft de belangen van de getuige en de verdachte afgewogen en heeft compensatiemogelijkheden geboden aan verzoeker. De wrakingskamer oordeelt dat de beslissing van de rechter-commissaris niet kan worden aangemerkt als een schending van de onpartijdigheid. De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking ongegrond, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die de schijn van vooringenomenheid zouden kunnen wekken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/336426 / KG RK 25-381
Beslissing van 29 augustus 2025
in de zaak van
[verzoeker],
thans verblijvende te P.I. [verblijfplaats],
verzoeker tot wraking,
advocaat: mr. B.C. Swier te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
In de strafzaak tegen verzoeker onder parketnummer 08-377103-24 is namens verzoeker op 24 juli 2025 een verzoek tot wraking gedaan van mr. C.J. de Jong, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Overijssel, hierna te noemen: de rechter-commissaris.
1.2.
De rechter-commissaris heeft op 25 juli 2025 schriftelijk gereageerd op het tegen haar gerichte wrakingsverzoek. Zij berust niet in de wraking.
1.3.
Op 14 augustus 2025 is een schriftelijke toelichting op de wraking, van mr. Swier ingekomen.
1.4.
Het wrakingsverzoek is op 18 augustus 2025 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig: verzoeker, en zijn raadsman. Mr. Swier heeft gebruik gemaakt van een pleitnota. De rechter-commissaris is met kennisgeving niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Op 28 februari 2025 heeft de rechter-commissaris naar aanleiding van een namens verzoeker gedaan verzoek ex artikel 182 Wetboek van Strafvordering (Sv.) beslist tot het horen van diverse getuigen in de strafzaak tegen hem, waaronder de getuige [getuige]. Het betreft een verdenking van verkrachting.
2.2.
Mr. Swier heeft op 3 juni 2025 laten weten afstand te doen van het horen van drie getuigen, waaronder de getuige [getuige]. De officier van justitie heeft de rechter-commissaris laten weten dat zij deze getuigen alsnog wil horen, waarop de rechter-commissaris heeft beslist deze getuigen te horen, omdat de verklaringen van belang kunnen zijn voor enige in de zaak te nemen beslissing.
2.3.
Getuige [getuige] heeft ten overstaan van een hoofdagent, werkzaam bij de Eenheid Oost-Nederland, uitdrukkelijk verklaard niet door mr. Swier gehoord te willen worden, onder meer omdat zij deze advocaat indirect kent en zij in dezelfde kennissenkring verkeren. Ze wil absoluut niet dat de zaak in haar privéleven wordt getrokken omdat dit haar veilige omgeving is. De officier van justitie heeft hierop de rechter-commissaris verzocht om een beslissing te nemen ten aanzien van de wens van getuige [getuige] om niet in het bijzijn van mr. Swier te worden gehoord.
2.4.
Mr. Swier heeft vervolgens gereageerd om het e-mailbericht van de officier van justitie. Volgens mr. Swier is er geen enkel beletsel voor zijn aanwezigheid bij het verhoor. Hij ontkent met klem de getuige [getuige] op enige wijze te kennen en kan zich niet vinden in de hem geboden alternatieven (waarneming door een collega of het sturen van een schriftelijke vragenlijst).
2.5.
De rechter-commissaris heeft mr. Swier als volgt bericht: “
Ik acht het van groot belang dat de getuige in alle vrijheid kan verklaren. Kennelijk voelt zij zich geremd door het door haar gestelde (indirecte) “elkaar kennen”. Gelet op hetgeen de getuige naar voren heeft gebracht en onder verwijzing naar richtlijn 2012/29/EU - waarin de lidstaten waaronder Nederland zich hebben verplicht om ervoor te zorgen dat er maatregelen beschikbaar zijn die slachtoffers van strafbare feiten beschermen tegen secundaire victimisatie alsook tegen het risico van emotionele of psychologische schade bij het slachtoffer en die de waardigheid van het slachtoffer beschermen bij een ondervraging of verhoor als getuige - ben ik van oordeel dat het verhoor van getuige [getuige] niet in uw aanwezigheid dient plaats te vinden. Om uw verdedigingsmogelijkheden ten volle te kunnen benutten, kunt u zich uiteraard tijdens het verhoor laten waarnemen door een collega of anders kunt u schriftelijke vragen bij mij indienen.”
2.6.
Mr. Swier heeft de rechter-commissaris vervolgens nog verzocht om tot heroverweging van haar beslissing over te gaan en voorgesteld om het verhoor van de getuige [getuige] via een videoverbinding te laten plaatsvinden. Met dit voorstel kon de getuige [getuige] niet instemmen.
2.7.
De rechter-commissaris heeft haar beslissing om het verhoor van getuige [getuige] niet in aanwezigheid van mr. Swier te laten plaatsvinden, gehandhaafd.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Het verzoek richt zich tegen de (motivering van de) beslissing van de rechter-commissaris om het verhoor van getuige [getuige] niet in aanwezigheid van mr. Swier te laten plaatsvinden. Verzoeker vindt dat hij hierdoor in zijn verdediging wordt geschaad, omdat zijn verdedigingsmogelijkheden niet ten volle kunnen worden benut en zijn belang hierbij groot is. Volgens verzoeker neemt de rechter-commissaris willens en wetens een beslissing die gebaseerd is op aantoonbare leugens van een te horen getuige. De rechter-commissaris zet daarbij de wettelijk gegeven bevoegdheid van een gekozen raadsman om aanwezig te zijn bij een verhoor van een getuige opzij uitsluitend vanwege ‘de perceptie’ van een getuige. Naast het feit dat de verklaring van de getuige [getuige] over het elkaar kennen en in dezelfde kennissenkring verkeren in strijd met de waarheid is, had haar bovendien kunnen en moeten worden uitgelegd dat mr. Swier én reeds bekend is met haar in de strafzaak afgelegde verklaring én een geheimhoudingsplicht heeft. Een nadere motivering van de rechter-commissaris blijft echter achterwege, net als de correspondentie met de getuige waarop deze beslissing is gebaseerd. Voorts onderbouwt de rechter-commissaris op geen enkele manier op welke wijze er strijd zou bestaan met de EU-richtlijn waar zij naar verwijst. Nu uitsluitend waarde wordt gehecht aan de perceptie van een getuige en de verdedigingsbelangen kennelijk op geen enkele wijze worden meegewogen, is volgens verzoeker de beslissing van de rechter-commissaris onbegrijpelijk en levert die beslissing de schijn van vooringenomenheid op. Omdat de rol van de raadsman in het strafproces van groot belang is, meent verzoeker dat de beslissing van de rechter-commissaris en de onderbouwing daarvan, naar objectieve maatstaven de gerechtvaardigde vrees oproept dat het bij de rechter-commissaris bij de behandeling van de zaak jegens verzoeker aan onpartijdigheid ontbreekt.

4.Het standpunt van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van de door haar genomen beslissing niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van vooringenomenheid of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Zij acht het van groot belang dat de getuige [getuige] in alle vrijheid kan verklaren. De getuige [getuige] voelde zich, in haar perceptie, hierin belemmerd door het door haar gestelde (indirecte) “elkaar kennen” van mr. Swier. Gelet hierop alsmede gelet op de verwijzing naar richtlijn 2012/29/EU, waarin de lidstaten, waaronder Nederland, zich onder meer hebben verplicht om ervoor te zorgen dat er maatregelen beschikbaar zijn die slachtoffers van strafbare feiten beschermen tegen secundaire victimisatie alsook tegen het risico van emotionele of psychologische schade bij het slachtoffer en die de waardigheid van het slachtoffer beschermen bij een ondervraging of verhoor als getuige, heeft de rechter-commissaris beslist dat het verhoor van getuige [getuige] buiten de aanwezigheid van mr. Swier dient plaats te vinden. De rechter-commissaris heeft mr. Swier erop gewezen dat hij zich tijdens het verhoor kan laten waarnemen door een collega of schriftelijke vragen bij haar kan indienen, om de verdedigingsmogelijkheden van [verzoeker] wel ten volle te kunnen benutten.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter tegenover een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat zij of hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in het geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
5.2.
De beslissing van de rechter-commissaris om het verhoor van getuige [getuige] niet in aanwezigheid van mr. Swier te laten plaatsvinden en de beslissing tot afwijzing van het verzoek om heroverweging van deze beslissing zijn procesbeslissingen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat rechterlijke (proces)beslissingen als zodanig geen grond kunnen vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van de (proces)beslissingen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in het geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Dat geldt ook als er, zoals in deze zaak, geen zelfstandig rechtsmiddel openstaat tegen de beslissingen van de rechter-commissaris. De juistheid van deze beslissingen kan aan de orde worden gesteld bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
5.3.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat de motivering van de (proces)beslissingen grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is alleen anders als de motivering van de (proces)beslissingen (of het ontbreken van die motivering) in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebruikte bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
5.4.
De wrakingskamer oordeelt als volgt.
5.5.
De raadsman is op grond van artikel 186a Sv. bevoegd de verhoren van de rechter-commissaris bij te wonen, tenzij het belang van het onderzoek dit verbiedt. De rechter-commissaris heeft, vanwege de ten overstaan van de politie gegeven redenen van de getuige [getuige], aanleiding gezien om te beslissen dat deze getuige buiten aanwezigheid van mr. Swier wordt gehoord. Om tegemoet te komen aan de (verdedigings)belangen van verzoeker heeft zij mr. Swier de mogelijkheid geboden om zich te laten waarnemen door een collega dan wel om op voorhand een vragenlijst in te dienen. De wrakingskamer acht de bezwaren van verzoeker vanuit zijn verdedigingsbelang begrijpelijk. Mr. Swier weerspreekt immers gemotiveerd de verklaring van de getuige [getuige]: hij kent haar geenszins en behoort evenmin tot haar kennissenkring. Bovendien is hij al op de hoogte van de door haar afgelegde verklaring bij de politie in de strafzaak en heeft hij een geheimhoudingsplicht, op grond waarvan haar privébelang voldoende gewaarborgd zou zijn. Begrijpelijk is ook dat verzoeker van mening is dat hij met de hem aangeboden alternatieven (waarneming en schriftelijke vragen) zijn verdediging niet ten volle kan benutten.
5.6.
Het gaat in dit geval om een ernstige zedenzaak, waarin aanleiding is gezien voor verder onderzoek, onder meer door het horen van getuigen. Getuige [getuige] is niet de aangeefster van het strafbare feit waar verzoeker van wordt verdacht. Zij heeft bij de politie als getuige een verklaring afgelegd over een date die zij jaren geleden met verzoeker heeft gehad. Op de rechter-commissaris rust de verplichting om een goede regie in het strafonderzoek te voeren. In het licht daarvan mag de rechter-commissaris aanwijzingen geven over de gang van zaken voor of tijdens een getuigenverhoor. Vanwege haar positie in het strafproces behoeft de rechter-commissaris enige speelruimte om die beslissingen te kunnen nemen die haar geraden voorkomen. Hierbij past het om een afweging te maken tussen de belangen van een getuige en de verdachte. De rechter-commissaris heeft een belangenafweging gemaakt en heeft verzoeker voor het verhoor van de getuige [getuige] compensatiemogelijkheden (waarneming en schriftelijke vragen) aangeboden. De rechter-commissaris heeft het mr. Swier niet toegestaan aanwezig te zijn bij het verhoor van getuige [getuige], gelet op wat zij heeft gesteld over de impact van hetgeen waarover zij dient te verklaren op haar privéleven in combinatie met het aanwezig zijn van mr. Swier bij het getuigenverhoor. De rechter-commissaris heeft in dit geval, nadat zij bekend werd met het standpunt van mr. Swier, geen verder onderzoek gedaan naar de juistheid van de verklaring van de getuige [getuige] over de door haar gestelde raakvlakken in hun privélevens. Zij heeft de getuige [getuige] evenmin gewezen op de geheimhoudingsplicht van de raadsman en het feit dat hij al bekend was met de door haar afgelegde verklaring in de strafzaak. Dat zij dit heeft nagelaten, leidt naar het oordeel van de wrakingskamer nog niet tot de vaststelling dat bij verzoeker naar objectieve maatstaven de schijn van vooringenomenheid van de rechter-commissaris is gewekt, althans dat de vrees daarvoor gerechtvaardigd is.
Evenmin is komen vast te staan dat de motivering van de beslissing van de rechter-commissaris in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter-commissaris jegens verzoeker.
5.7.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter-commissaris jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dit betekent dat het wrakingsverzoek ongegrond wordt verklaard.

6.De beslissing

De wrakingskamer
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. U. van Houten, A.M.S. Kuipers en C. Verdoold in tegenwoordigheid van M.T. Hovius-Huisman, griffier en in openbaar uitgesproken op 29°augustus°2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.