Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
Ik acht het van groot belang dat de getuige in alle vrijheid kan verklaren. Kennelijk voelt zij zich geremd door het door haar gestelde (indirecte) “elkaar kennen”. Gelet op hetgeen de getuige naar voren heeft gebracht en onder verwijzing naar richtlijn 2012/29/EU - waarin de lidstaten waaronder Nederland zich hebben verplicht om ervoor te zorgen dat er maatregelen beschikbaar zijn die slachtoffers van strafbare feiten beschermen tegen secundaire victimisatie alsook tegen het risico van emotionele of psychologische schade bij het slachtoffer en die de waardigheid van het slachtoffer beschermen bij een ondervraging of verhoor als getuige - ben ik van oordeel dat het verhoor van getuige [getuige] niet in uw aanwezigheid dient plaats te vinden. Om uw verdedigingsmogelijkheden ten volle te kunnen benutten, kunt u zich uiteraard tijdens het verhoor laten waarnemen door een collega of anders kunt u schriftelijke vragen bij mij indienen.”