Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
primair), dan wel ontucht (waaronder ook seksueel binnendringen) met haar heeft gepleegd (
subsidiair), dan wel ontucht met haar heeft gepleegd (
meer subsidiair). In de ten laste gelegde periode was [slachtoffer] veertien en vijftien jaar oud. Verdachte was zeventien en achttien jaar oud.
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte
3.De bewijsmotivering
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De motivering van de straf
7.De schade van de benadeelde
- medische kosten € 2.199,01;
- studievertraging € 26.225,--.
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
primairten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
subsidiairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
maatregelop dat verdachte verplicht is om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag te betalen van
€ 5.699,01 (vijfduizend zeshonderdnegenennegentig euro en één cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2017, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt,
0 (nul) dagen gijzelingkan worden toegepast;
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.