ECLI:NL:RBOVE:2025:5791

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
ak_25_2362_mu
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake overtreding van vergunde melkkoeienhouderij

Op 29 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van [verzoekster] v.o.f. Het verzoek was gericht tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ommen, waarin [verzoekster] werd gelast om het aantal melkkoeien op haar locatie te reduceren, op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat hij niet over het procesdossier beschikte, waardoor hij niet in staat was om de relevante vergunning en inspectierapporten te beoordelen. Dit gebrek aan informatie leidde tot de conclusie dat de meest bepalende conclusie van het college, namelijk dat er sprake was van een overtreding, niet adequaat kon worden beoordeeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaar van [verzoekster] een redelijke kans van slagen had en schorste de opgelegde last onder dwangsom tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van [verzoekster].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/2362
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 september 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] v.o.f., uit [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: A. de Haan),
en

het college van burgemeester en wethouders van Ommen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoekster] met betrekking tot het besluit van het college van 25 juli 2025, waarin [verzoekster] op straffe van een dwangsom van € 5.000, - per maand met een maximum van € 15.000,- is gelast om de overtreding die neerkomt op het structureel houden van meer melkkoeien dan vergund op de locatie [adres] , uiterlijk op 1 oktober 2025 te beëindigen en beëindigd te houden.
1.1
[verzoekster] heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Volgens [verzoekster] staat onvoldoende vast dat sprake is van een overtreding, is de opgelegde last onvoldoende duidelijk, is de begunstigingstermijn van het handhavingsbesluit onevenredig kort, is de dwangsom te hoog en dient een belangenafweging in zijn voordeel uit te vallen. Daarom heeft [verzoekster] de voorzieningenrechter gevraagd om het besluit van het college te schorsen.
1.2
De voorzieningenrechter heeft het verzoek tijdens een zitting op 29 september 2025 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens [verzoekster] : de gemachtigde van [verzoekster] , [naam 1] en [naam 2] . Namens het college zijn verschenen [naam 3] , [naam 4] , [naam 4] (toezichthouder) en [naam 5] (vergunningverlener).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Geen procesdossier

2.1
Het verzoek om een voorlopige voorziening is op 4 september 2025 ontvangen. Op dezelfde dag heeft de griffie de ontvangst van het verzoek om een voorlopige voorziening bevestigd en verweerder gevraagd om het procesdossier zo spoedig mogelijk aan de voorzieningenrechter toe te zenden. Op 10 september 2025 is aan [verzoekster] en het college de uitnodiging voor de zitting op 29 september 2025 verzonden. In de uitnodiging is vermeld dat tot twee dagen voor de zitting (nadere) stukken kunnen worden ingediend. Het procesdossier heeft de voorzieningenrechter echter niet ontvangen. Op 24 september 2025 heeft de griffie telefonisch contact opgenomen met het college en opnieuw nadrukkelijk gevraagd om het procesdossier aan de voorzieningenrechter toe te zenden. Ook hierna is het procesdossier niet verzonden. Ter zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat zij de behandeling van de zaak van een collega heeft overgenomen en ook niet beschikt over het procesdossier. Omdat de begunstigingstermijn op 1 oktober 2025 verstrijkt, is er geen ruimte voor een nadere termijn voor het indienen van het procesdossier. Omdat procesregels niet alleen voor verzoekers gelden, maar evengoed voor verweerders, behoort dit geheel tot de risicosfeer van het college.
Onvolledige beoordeling
2.2
Doordat de voorzieningenrechter niet beschikt over het procesdossier, heeft de voorzieningenrechter – onder meer – geen kennis kunnen nemen van de vergunning waarover [verzoekster] beschikt en waarin zou zijn bepaald hoeveel dieren zij op de locatie mag houden en wat het bijbehorende ammoniakemissieplafond is. Ook heeft de voorzieningenrechter geen kennis kunnen nemen van de inspectierapporten, waarin zou zijn vermeld hoe de inspecties hebben plaatsgevonden en welke constateringen op de locatie en met betrekking tot [verzoekster] zijn gedaan. Omdat de voorzieningenrechter deze elementen niet heeft kunnen verifiëren, heeft de voorzieningenrechter de meest bepalende conclusie van het college, namelijk dat sprake is van een overtreding, niet zuiver kunnen beoordelen.
Inhoudelijke vraagtekens
2.3
Daarbij komt dat de beoordeling van de stukken die wel in het dossier zitten, een aantal vraagtekens oproept, die de kern van het besluit betreffen. Zo is in het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom vermeld dat de overtreding, bestaande uit het overschrijden van het vergunde aantal melkkoeien en het bijbehorende ammoniakemissieplafond, ongedaan gemaakt kan worden door het aantal melkkoeien te beperken tot circa 280 en 20 stuks jongvee, zodat de totale ammoniakemissie onder het vergunde ammoniakemissieplafond blijft. In het besluit van 25 juli 2025 is vermeld dat het aantal melkkoeien teruggebracht moet worden tot 240. Deze wijziging is niet gemotiveerd. De ter zitting door het college gegeven toelichting, dat deze beperking
mogelijkverband houdt met de – ten opzichte van het voornemen – langere begunstigingstermijn, is speculatief en kan daarom niet worden gevolgd. Ook is niet gebleken waarom – in het kader van het vaststellen van de overtreding, het beëindigen daarvan en de belangenafweging – aanvankelijk (in het voornemen) het ammoniakemissieplafond leidend is geweest en in het bestreden besluit strikt is vastgehouden aan het (gestelde) vergunde aantal melkkoeien.
Belangenafweging
2.4
Vanwege het ontbreken van een procesdossier, waardoor de voorzieningenrechter de meest bepalende conclusies van het college niet zuiver kan beoordelen, en gelet op de vraagtekens die de stukken oproepen, kan de voorzieningenrechter niet anders concluderen dan dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Het belang van [verzoekster] om in afwachting van het besluit op bezwaar geen melkkoeien te hoeven verwijderen, weegt in dat licht zwaarder dan het belang van het college bij handhavend optreden. Daarbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat het bezwaarschrift tijdens een hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie op 12 november 2025 wordt behandeld. Het zal dus nog wel een aantal maanden duren voordat een besluit op bezwaar wordt genomen, maar het gaat om een overzichtelijke termijn.

Conclusie en gevolgen

3.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst de bij besluit van 25 juli 2025 door het college aan [verzoekster] opgelegde last onder dwangsom tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
3.2
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, ziet hij ook aanleiding om te bepalen dat [verzoekster] een vergoeding krijgt van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt [verzoekster] een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van
€ 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814, -.
3.3
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, ziet hij ook aanleiding om te bepalen dat het college [verzoekster] het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 385,- aan [verzoekster] te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van [verzoekster] tot een bedrag van
€ 1.814, -.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2025 door mr. A.P.W. Esmeijer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Landstra, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.