ECLI:NL:RBOVE:2025:5824

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
08.239703.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met een honkbalknuppel

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk het proberen toe te brengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer met een metalen honkbalknuppel. De feiten vonden plaats op 26 april 2024 in Zwolle, waar de verdachte, na een conflict met de buren, de knuppel oppakte en het slachtoffer meerdere keren tegen het hoofd sloeg. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, aangezien de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en een schadevergoeding van €250 aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.239703.24 (P)
Datum vonnis: 2 oktober 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Mulderij-Anker, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (primair)
dan weldat hij hem heeft mishandeld, door meermalen met een honkbalknuppel tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan (subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 april 2024 te Zwolle
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] meermaals, althans eenmaal met een metalen honkbalknuppel,
althans met een hard voorwerp, tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 april 2024 te Zwolle
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermaals, althans eenmaal met
een metalen honkbalknuppel, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd te slaan;
3. De bewijsmotivering
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde vanwege het ontbreken van opzet.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 april 2024 stond aangever [slachtoffer] samen met zijn zoon [getuige] voor de tuinpoort van verdachte in Zwolle. De (groot)ouders van [slachtoffer] zijn buren van verdachte en er is al langere tijd sprake van een conflictueuze verhouding tussen hen en verdachte.
Verdachte opende de poort en pakte een metalen knuppel die naast de poort stond. Direct nadat verdachte de knuppel had gepakt, pakte hij aangever met zijn linkerhand vast bij de keel en sloeg met zijn rechterhand bovenhands met de knuppel in de richting van het hoofd van aangever. Op de beelden is niet te zien of en zo ja, waar aangever wordt geraakt. Aangever voelde een harde klap tegen zijn hoofd. Uit de letselverklaring blijkt dat aangever een zwelling op zijn hoofd heeft opgelopen, die kan zijn veroorzaakt door de inwerking van stomp uitwendig geweld. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een metalen knuppel tegen het hoofd van aangever heeft geslagen.
Opzet
Voor een bewezenverklaring van de als primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling is vereist dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier op zwaar lichamelijk letsel, is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden gekeken naar de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Onder de naar ervaringsregels aanmerkelijke kans dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Verdachte heeft bovenhands met een metalen knuppel tegen het hoofd van [slachtoffer] geslagen. Het hoofd is een kwetsbaar en vitaal gedeelte van het lichaam. De kans op zwaar lichamelijk letsel bij een slag met een hard voorwerp tegen het hoofd is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door op deze manier te handelen, het risico genomen dat hij [slachtoffer] met de metalen knuppel op zijn hoofd zou raken en daarmee bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard. Voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 april 2024 te Zwolle
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een metalen honkbalknuppel tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen aan verdachte, gelet op de broze gezondheid van verdachte en de oorzaak van het conflict; een burenruzie waar verdachte en zijn gezin al jarenlang last van ondervinden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] door hem met een metalen knuppel tegen het hoofd te slaan. Verdachte mag van geluk spreken dat [slachtoffer] daardoor geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij een knuppel heeft gepakt en de confrontatie is aangegaan in plaats van het conflict uit de weg te gaan. De rechtbank acht het bovendien kwalijk dat hij dit heeft gedaan, terwijl zijn zoontje van acht jaar oud aanwezig was en getuige was van een deel van het conflict.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 15 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 14 april 2025. De reclassering heeft beschreven dat verdachte al lang een conflict heeft met zijn buren en dat contact met de woningbouw, politie en buurtbemiddeling nog niet tot een oplossing heeft geleid. Verdachte is ondanks het conflict niet bereid om te verhuizen. Verdachte heeft forse gezondheidsproblemen en is 100% afgekeurd voor werk. Er zijn geen verdere risicofactoren en de reclassering adviseert om de zaak af te doen met een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De strafoplegging
Gelet op de gezondheidssituatie van verdachte zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende, acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van 80 uren (bij niet of niet volledig verrichten te vervangen door 40 dagen hechtenis) passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.000, (duizend euro) ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij nietontvankelijk moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en moet worden afgewezen dan wel nietontvankelijk worden verklaard. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat het schadebedrag moet worden gematigd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Als gevolg van de poging tot zware mishandeling heeft de benadeelde partij een hoofdwond opgelopen.
Nu vaststaat dat de benadeelde partij door de poging tot zware mishandeling lichamelijk letsel heeft opgelopen, heeft de benadeelde partij op de voet van artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met alle omstandigheden van het geval en acht geslagen op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De rechtbank stelt op basis van de onderbouwing de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van
€ 250,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 26 april 2024. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen en voor het overige afwijzen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] : van een bedrag van € 250,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2024);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 250,--, (zegge: tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. R.J. Postma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2024190229. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer] van 26 april 2024, pagina 22, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats delict : [adres]
Ik zag dat de buurman de schutting deur opende. De buurman stond half achter de schutting. Ik hoorde de buurman zeggen: "oh dus met twee man." Ik zag dat de buurman een stap naar achteren deed en vanaf mijn zicht rechts wat pakte. Ik zag dat de buurman met twee handen een metalen knuppel vast had. Ik zag dat de buurman de knuppel naast zijn hoofd hield, ik herken dit als gereedzijnd om te slaan. Ik zag dat de knuppel op mij af kwam. Ik voelde een harde knal tegen mijn hoofd. Dit deed mij pijn.
2. Het procesverbaal van bevindingen camerabeelden van 26 april 2024, pagina’s 29, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zie dat er een manspersoon in een tuin staat en twee mannen in de steeg waarde tuin op uit komt. (foto 2) Ik zie dat de man die in de tuin staat de verdachte [verdachte] betreft. Ik zie dat de man die in de steeg staan betreft het slachtoffer/ aangever [slachtoffer] en de getuige [getuige] . Ik zie dat het beeld begint dat de verdachte bij de poort van de tuin staat en deze van het slot afhaalt. Ik zie dat de linkerhand van de verdachte komt vanaf de plek waar de honkbalknuppel staat. Op de beelden is te zien dat de knuppel staat naast de poort, welke naar de tuin leidt. Ik zie dat de verdachte vervolgens naar de twee personen in de steeg loopt, de aangever en de getuige ( [slachtoffer] en [getuige] ). Ik hoor dat de verdachte [verdachte] zegt; "Oh ben je met twee man." Ik zie de verdachte vervolgens met zijn linkerhand de knuppel pakt welke naast de toegangspoort staat. Het tijdstip is dan 04.50.30 PM. Ik zie dat de verdachte de knuppel met links pakt en overgeeft in zijn rechterhand. Ik zie dat de verdachte de aangever [slachtoffer] met zijn linkerhand bij de keel grijpt.
[Afbeelding]
Ik zie dat de verdachte de honkbalknuppel omhoog zwaait en boven zijn hoofd geheven houdt en uithaalt naar [slachtoffer] . Ik zie dat de knuppel in de richting van het hoofd van [slachtoffer] beweegt.
3. Het procesverbaal van aanhouding verdachte van 26 april 2024, pagina 10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag en voelde dat de betreffende honkbalknuppel van metaal was.
4. Een geschrift, te weten een forensische geneeskundige letselbeschrijving GGD OostNederland van 26 april 2024, pagina’s 2526, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betrokkene: [slachtoffer]
Hoofd
1. Links op de behaarde hoofdhuid enkele centimeters boven en achter het oor, bevindt zich een ronde zwelling met een doorsnede van ca. 3cm.
Uitwendig
Een zwelling is een onderhuidse verzameling van vocht of bloed. Zwelling kan optreden als gevolg van beschadiging van het weefsel onder de huid en kan ontstaan door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan, schoppen of stoten.