ECLI:NL:RBOVE:2025:5827
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. de Ruiter
- A. van Holten
- R.J. Postma
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in verkrachtingszaak met onvoldoende bewijs en vordering benadeelde partij
Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet bewezen kan worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem vrij. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 maart 2022, waarbij de verdachte het slachtoffer zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van geweld en bedreiging. De officier van justitie stelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak vanwege het ontbreken van voldoende bewijs.
Tijdens de zitting op 18 september 2025 heeft de rechtbank de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voorafgaand aan de seksuele handelingen op 12 en 13 maart 2022 veelvuldig contact was tussen de verdachte en de aangeefster, en dat de handelingen op 12 maart vrijwillig waren. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster beoordeeld en geconcludeerd dat deze onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat, hoewel de aangeefster mogelijk niet prettig heeft ervaren wat er op 13 maart is gebeurd, er onvoldoende bewijs is dat de verdachte op de hoogte was van haar onwil.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, het slachtoffer, een schadevergoeding van € 10.000,- gevorderd voor immateriële schade. Aangezien de verdachte is vrijgesproken, heeft de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de bescherming van de rechten van de verdachte.