Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
Artikel 2
3.Het geschil
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
winkelruimte voor de verkoop van herenmode in de ruimste zin met afhankelijke bovenwoning, gelegen aan de [adres]’. In reconventie heeft [partij B] de verklaring voor recht gevorderd ‘
dat op de bovenwoning van het Gehuurde niet het regime van huur bedrijfsruimte ex artikel 7:290 BW van toepassing is’.
Bij een afhankelijke woning gaat het erom dat de woning niet zonder overwegende bezwaren door een andere dan de huurder van de bedrijfsruimte kan worden gebruikt waarbij zowel bouwtechnische als bedrijfseconomische en functionele overwegingen een rol spelen. Het zou bijvoorbeeld op praktische bezwaren stuiten indien men slechts via een met alarm beveiligde winkel of bankfiliaal de woonruimte zou kunnen bereiken of wanneer de exploitatie van een café en de bewoning nauw met elkaar zijn verweven.’
als pakhuis o.i.d.’, [partij B] het recht heeft op eigen kosten de bouwkundige situatie te wijzigen en de bovenwoning voor eigen rekening en risico te exploiteren (lees: separaat aan derden te verhuren), zonder dat zulks tot een vermindering van de huurprijs leidt. Het belang van [partij B] daarmee is evident: hij kan in dat geval een afzonderlijke huurprijs voor de bovenwoning vragen terwijl de huurprijs voor de winkelruimte ongewijzigd blijft.