Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties (3-7)
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte indienen productie (49) van [partij A]
- de akte overleggen productie (8) van [partij B]
- de mondelinge behandeling van 2 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn
2.De feiten
:”het aanbrengen van een SRT coating (2 componenten SRT, garantie 7-9 jaar) op alle kozijnen, deuren, vensterbanken, zonneschermbakken, luifel aan de achterzijde en de zwarte koof aan boven de entree aan de voorzijde”.Hiervoor is in de offerte, in combinatie met de overige daarin genoemde werkzaamheden, een prijs van € 10.000,00 opgenomen.
- behandelen van de kozijnen aan de voorzijde aan de linkerkant (weersafhankelijk)
- behandelen van de buizen en de onderzijde van de luifel (weersafhankelijk)
- handmatig reinigen van de witte en grijze dakramen
- afsnijden plastic aan de linker zijkant.”
[partij B] zal gefaseerd en om niet alle kozijnen schuren om de bestaande coating te verwijderen.
[bedrijf 2] zal samen met [bedrijf 1] na het schuren bepalen of de nieuwe coating aangebracht kan worden. Dit wordt vastgelegd tussen partijen.
De nieuwe coating is gekozen door de firma [bedrijf 2] en dit is op basis van goed vertrouwen door allen goedgekeurd als de nieuwe coating.
Na het toebrengen van de coating volgt er een nieuwe afspraak tussen de vier betrokkenen om te komen tot een slotconclusie.
De bovenstaande handelingen worden in stappen uitgevoerd, het gebouw wordt opgedeeld in zes fases: achterzijde links en rechts, voorzijde links en rechts, centrale kolom voorzijde en centrale kolom achterzijde.
[bedrijf 1] en [bedrijf 2] houden nauw contact met elkaar om de handelingen goed op elkaar af te stemmen.
Alle fases dienen dit jaar te worden afgerond en goedgekeurd door de opdrachtgever.
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Het is opdrachtgever niet toegestaan om zijn (vermeende) vorderingen op de opdrachtnemer te verrekenen.”Deze bepaling laat aan [partij A] als opdrachtgever geen ruimte om haar tegenvordering met de openstaande facturen te verrekenen. De rechtbank acht de toepassing van dit artikel hier in de gegeven omstandigheden niet onaanvaardbaar, alleen al omdat tijdens het opeisbaar worden van de facturen de schade waarop de tegenvordering ziet nog niet was geleden. Dit betekent dat de vordering tot betaling van de openstaande facturen zal worden toegewezen, evenals de hierover gevorderde wettelijke handelsrente.