ECLI:NL:RBOVE:2025:5838

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
AK_25_2113
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom voor sorteerinstallatie PreZero Recycling B.V.

Op 3 oktober 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak tussen PreZero Recycling B.V. en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen. PreZero verzocht om een voorlopige voorziening naar aanleiding van een last onder dwangsom die op 17 juli 2025 door het college was opgelegd. Deze last was het gevolg van vermeende overtredingen met betrekking tot het gebruik van een sorteerinstallatie voor bouw- en sloopafval. De voorzieningenrechter heeft de belangen van PreZero zwaarder gewogen dan die van het college en de verzoekers om handhaving, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een redelijke kans van slagen was voor het bezwaar van PreZero, en dat de gevolgen voor PreZero groot zouden zijn als de sorteerinstallatie stilgelegd zou worden. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst tot het besluit op bezwaar en het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan PreZero.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/2113

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

PreZero Recycling B.V., uit Groningen,

(gemachtigde: mr. R.G.J. Laan),
en

het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, het college

(gemachtigde: mr. M.J.F. Nuijens).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel: [derde belanghebbende 1], [derde belanghebbende 2] en [derde belanghebbende 3] uit [woonplaats] (de verzoekers om handhaving).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van het college van 17 juli 2025 om een last onder dwangsom op te leggen aan PreZero. PreZero is het hier niet mee eens. Zij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de gronden van PreZero. Daarnaast verricht de voorzieningenrechter een belangenafweging.
2. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter de redelijke kans van slagen van het bezwaar van PreZero en weegt hij de belangen van PreZero zwaarder dan het belang van het college en de belangen van de verzoekers om handhaving bij handhavend optreden, gedurende de bezwaarfase. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Feiten en procesverloop

3. Op 12 maart 2002 is aan de rechtsvoorganger van PreZero een revisievergunning verleend voor de activiteit milieu, waaronder het gebruik van een sorteerinstallatie. Met deze sorteerinstallatie wordt bouw- en sloopafval gescheiden om vervolgens hergebruikt te worden als grondstof.
4. Bij besluit van 18 juli 2017 heeft het college een omgevingsvergunning aan de rechtsvoorganger van PreZero verleend voor het milieuneutraal veranderen van de inrichting, waaronder het vervangen van de sorteerinstallatie.
5. PreZero heeft op 22 april 2022 een aanvraag voor het veranderen van de vergunning ingediend bij het college. Het college heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld.
6. Op 22 december 2023 heeft PreZero een aanvraag revisievergunning ingediend bij het college. Hierop heeft het college nog niet beslist. Het college heeft om aanvullende onderzoeken (bijvoorbeeld ten aanzien van geluid) gevraagd.
7. Bij brief van 13 december 2024 hebben de verzoekers om handhaving het college verzocht om handhavend op te treden tegen vermeende overtredingen van PreZero ten aanzien van geluidsoverlast veroorzaakt door de aanwezige sorteerinstallatie.
8. De omgevingsdienst Groningen heeft namens het college naar aanleiding van het handhavingsverzoek een controle uitgevoerd op 22 januari 2025 en de bevindingen daarvan vastgelegd in een rapport met dezelfde datum. Tijdens de controle zijn vijf overtredingen geconstateerd, waaronder het in werking hebben van een niet vergunde sorteerinstallatie met shredder.
9. Op 25 april 2025 heeft het college het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom aan PreZero gestuurd wegens het in werking hebben van een sorteerinstallatie met shredder die afwijkt van de sorteerinstallatie zoals die vergund is op 18 juli 2017. Dit is een overtreding van artikel 5.1, tweede lid, onder b van de Omgevingswet.
10. Op 9 mei 2025 heeft PreZero een zienswijze bij het college ingediend. Deze zienswijze heeft PreZero op 22 mei 2025 mondeling toegelicht. Het college heeft op 2 juli 2025 op de zienswijze gereageerd met een zienswijzenota. Deze nota maakt onderdeel uit van het besluit van 17 juli 2025.
11. Met het bestreden besluit van 17 juli 2025 heeft het college aan PreZero een last onder dwangsom opgelegd teneinde de overtreding van artikel 5.1, tweede lid, onder b van de Omgevingswet uiterlijk op 12 september 2025 te beëindigen, te weten het in werking hebben van een sorteerinstallatie met shredder die afwijkt van de sorteerinstallatie zoals die is vergund. Indien PreZero niet volledig of tijdig aan de last zou voldoen, verbeurt zij een dwangsom van € 50.000,- per week met een maximum van € 500.000,-.
12. PreZero heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
13. Bij besluit van 12 augustus 2025 heeft het college de begunstigingstermijn van de opgelegde last onder dwangsom verlengd tot twee weken nadat de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening heeft beslist.
14. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: PreZero, vertegenwoordigd door [naam 1], [naam 2] en ir. [naam 3], de gemachtigde van PreZero, het college, vertegenwoordigd door J. de Maat, de gemachtigde van het college, vergezeld door mr. N.F van der Meer en de verzoekers om handhaving, verschenen bij [derde belanghebbende 3].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

15. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
16. De voorzieningenrechter geeft daarvoor een voorlopige oordeel over de rechtmatigheid van het besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift, en hij weegt de belangen van PreZero, het college en de verzoekers om handhaving af bij een schorsing. Daarbij is van belang dat de eventueel te treffen voorlopige voorziening niet verder kan strekken dan totdat op het bezwaar een besluit is genomen. Ter zitting is duidelijk geworden dat een beslissing op bezwaar nog in 2025 is te verwachten.
Het spoedeisend belang
17. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker spoedeisend belang heeft bij een beoordeling door de voorzieningenrechter. Het college heeft dit ook niet betwist.
De beoordeling van de bezwaargronden
18. PreZero heeft in bezwaar – kort samengevat – de volgende gronden aangevoerd. Ten eerste stelt PreZero zich op het standpunt dat er geen sprake is van een overtreding, omdat de (vaste) shredder is vergund met de omgevingsvergunning van 18 juli 2017 en de sorteerinstallatie die op dit moment in werking is niet afwijkt van de sorteerinstallatie zoals die in 2017 is vergund. Handhavend optreden is in dat verband in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Ten tweede voert PreZero aan dat handhaving onevenredig is omdat er sprake is van concreet zicht op legalisatie, de milieu-impact nihil is en er sprake is van bijzondere omstandigheden.
19. De voorzieningenrechter overweegt dat de bezwaargrond van PreZero met betrekking tot de (vaste) shredder een redelijke kans van slagen heeft. PreZero heeft namelijk voldoende aangetoond dat op de tekening, behorende bij en dus onderdeel van de aanvraag (en de verleende omgevingsvergunning van 18 juli 2017) een shredder is ingetekend. Omdat het college als vergunningverlener is gehouden op de aanvraag te beslissen zoals die is ingediend, ligt het daarmee in de rede dat er ook een shredder is vergund. Het argument van het college dat de revisievergunning in 2017 verwijst naar de beschrijving van de sorteerinstallatie zoals die in 2002 is vergund en dat de sorteerinstallatie daarom hetzelfde moet blijven, wordt niet gevolgd. Er is sprake van een revisievergunning met een milieuneutrale wijziging. Daarmee is niet gezegd dat de sorteerinstallatie niet kan veranderen, enkel dat deze verandering milieuneutraal plaatsvindt.
20. Ten aanzien van de bezwaargrond van PreZero dat geen sprake is van een overtreding omdat de sorteerinstallatie niet afwijkt van de sorteerinstallatie die op 18 juli 2017 is vergund, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Bij de aanvraag van destijds is een plattegrond van een sorteerinstallatie overgelegd, die elders gerealiseerd is. Op basis van deze plattegrond zijn de milieugevolgen beoordeeld en is de omgevingsvergunning aan PreZero verleend. De voorzieningenrechter stelt vast dat de plattegrond van de uiteindelijk gerealiseerde sorteerinstallatie erg afwijkt van de plattegrond die aan de omgevingsvergunning van 18 juli 2017 ten grondslag ligt. De stelling van PreZero, dat de plattegrond die destijds is overgelegd, indicatief is, en de opstelling van de sorteerinstallatie weliswaar anders is geworden, maar de sorteerinstallatie feitelijk hetzelfde is en functioneert, kan de voorzieningenrechter – gelet op met name de opstelling en omvang – vooralsnog niet volgen. Deze bezwaargrond heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter daarom geen redelijke kans van slagen. Dat de geluidsbelasting van de uiteindelijk gerealiseerde sorteerinstallatie niet afwijkt van wat is vergund, dient dan in het kader van de aangevraagde revisievergunning te worden beoordeeld. Dit laat onverlet dat de discussie over wat precies is vergund en wat uiteindelijk is gerealiseerd, zich nog in de bezwaarfase verder dient uit te kristalliseren.
21. Dat handhaving onevenredig zou zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, is de voorzieningenrechter vooralsnog niet gebleken.
Van een concreet zicht op legalisatie is (nog) geen sprake. Weliswaar is reeds op 22 december 2023 een aanvraag om een revisievergunning ingediend, maar bepalend voor het ontbreken van een concreet zicht op legalisatie is dat het college op dit moment nog geen voornemen heeft om tot vergunningverlening over te gaan. Ter zitting is toegelicht dat op meerdere momenten om aanvullende onderzoeken is gevraagd en door PreZero ook aanvullende onderzoeken zijn uitgevoerd, maar dat de verstrekte informatie volgens het college nog steeds ontoereikend is voor vergunningverlening. Hoewel een concreet zicht op legalisatie vooralsnog dus ontbreekt, vindt tussen PreZero en het college nog steeds overleg plaats over de (nadere) onderbouwing van de aanvraag om een revisievergunning. Niet uitgesloten is dan ook dat tijdens de bezwaarfase alsnog de volgens het college nodige informatie wordt verstrekt, hierdoor een voornemen tot vergunningverlening ontstaat en daarom ook een concreet zicht op legalisatie.
Het argument van PreZero dat de milieuimpact van de huidig gerealiseerde sorteerinstallatie nihil is, is een aspect dat moet worden meegenomen bij de beoordeling van de aanvraag om een revisievergunning van 22 december 2023.
De overige door PreZero geschetste omstandigheden – zoals de voorgeschiedenis met de bouw van de woontorens en een toegezegde maar niet gerealiseerde dove muur, etc. – zijn geen bijzondere omstandigheden op basis waarvan de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel is dat van handhavend optreden moet worden afgezien. De situatie met de woontorens is nu immers een gegeven en staat onherroepelijk vast.
De belangenafweging
22. Gelet op de overwegingen hiervoor, is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de bezwaargrond met betrekking tot de (vaste) shredder een redelijke kans van slagen heeft. De bezwaargrond dat geen sprake is van een overtreding, omdat de uiteindelijk gerealiseerde sorteerinstallatie niet afwijkt van wat is vergund, heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen, maar de discussie hierover dient zich in de bezwaarfase nog verder uit te kristalliseren. Van een concreet zicht op legalisatie is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment geen sprake, maar niet uitgesloten is dat tijdens de bezwaarfase alsnog een concreet zicht op legalisatie ontstaat.
23. Gelet op deze voorlopige beoordeling is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van PreZero om tijdens de bezwaarfase gebruik te kunnen blijven maken van de sorteerinstallatie, prevaleren boven het belang van het college en de verzoekers om handhaving bij het thans beëindigen van dit gebruik. Daarbij is relevant dat een beslissing op bezwaar is te verwachten in een periode van enkele weken cq. enkele maanden. De voorzieningenrechter begrijpt de belangen van de bewoners, maar weegt de belangen van PreZero toch zwaarder, omdat voldoende aannemelijk is geworden dat de gevolgen voor PreZero groot zijn als de sorteerinstallatie en daarmee de bedrijfsvoering stil komt te liggen.

Conclusie en gevolgen

24. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 17 juli 2025 is geschorst tot het besluit op bezwaar.
25. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet het college het griffierecht vergoeden en krijgt PreZero een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt PreZero een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit van 17 juli 2025 tot het besluit op het bezwaar;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 385,- aan PreZero moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan PreZero.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Fortuin, griffier, uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.