ECLI:NL:RBOVE:2025:5839

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
AK_24_4020
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering en de afwijzing van de WIA-aanvraag van eiseres

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering en de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De rechtbank behandelt de zaak op 6 maart 2025, waarbij eiseres niet zelf aanwezig is, maar vertegenwoordigd wordt door haar gemachtigde en partner. De rechtbank constateert dat het UWV de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 19 juli 2024, omdat zij meer dan 65% van haar loon kan verdienen. Daarnaast is haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen omdat zij niet aan de wachttijd van 104 weken heeft voldaan. Eiseres stelt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met haar medische klachten, waaronder fibromyalgie en psychische klachten zoals PTSS. De rechtbank oordeelt dat het UWV voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische en arbeidskundige onderbouwing van de besluiten adequaat is. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres wordt in de proceskosten van het UWV veroordeeld tot een bedrag van € 2.267,50.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/4020

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: L.A.P. ter Laak).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) als gevolg van de eerstejaarsziektewet beoordeling (Ezwb) en de afwijzing van haar aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 18 juni 2024 (primair besluit I) de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 19 juli 2024 beëindigd omdat zij met ingang van 6 juni 2024 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Met het besluit van 20 juni 2024 (primair besluit II) heeft het UWV eiseres een WIA-uitkering geweigerd per 22 november 2024 omdat zij geen 104 weken (wachttijd) ziek is geweest.
Met het bestreden besluit van 29 oktober 2024 op de bezwaren van eiseres is het UWV gebleven bij de beëindiging van de ZW-uitkering en de weigering van de WIA-uitkering.
1.1.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de partner van eiseres, [naam], en de gemachtigde van het UWV. Eiseres is zelf niet verschenen.
1.3.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen (medische) informatie te overleggen. Ook is afgesproken dat het UWV nadere informatie zal opvragen bij Ambiq en deze voorleggen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
1.4.
Eiseres heeft bij brief van 18 maart 2025 aanvullende informatie verstrekt.
1.5.
Bij brief van 16 mei 2025 heeft het UWV aanvullende informatie verstrekt waaronder aanvullende rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 mei 2025 en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 15 mei 2025 en een aangepaste functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 2 mei 2025.
1.6.
Eiseres heeft gereageerd op de brief van 16 mei 2025 van het UWV bij brief van 11 juni 2025.
1.7.
Het UWV heeft hierop gereageerd bij brief van 30 juni 2025. Daarbij is een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevoegd.
1.8.
Desgevraagd hebben partijen aangegeven af te zien van een nadere behandeling ter zitting. Hierop is het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 25 november 2022 heeft eiseres zich ziek gemeld voor haar arbeid als [beroep] voor 15,29 uur per week vanwege schouderklachten als gevolg van een auto-ongeluk. Eiseres is ziek uit dienst gegaan en heeft aansluitend per 17 januari 2023 een ZW-uitkering van het UWV ontvangen.
Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft de besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld onder het kopje ‘Inleiding’.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de ZW-uitkering van eiseres en de weigering van een uitkering op grond van de WIA. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
4. Eiseres stelt dat het UWV medische informatie bij de behandelend sector had moeten opvragen en dat zij meer klachten en beperkingen heeft dan door het UWV is aangenomen. Zij is daardoor niet in staat de geduide functies te verrichten.
4.1.
Eiseres voert aan dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de fibromyalgie, het syndroom van Tietze en haar knie- en schouderklachten. Zij is hierdoor niet in staat om 5 kg te tillen, er had een verdergaande beperking op reiken en buigen moeten worden aangenomen en eiseres kan niet 1 minuut boven schouderhoogte actief zijn. Eiseres heeft in beroep recente aanvullende informatie overgelegd, maar de verzekeringsarts heeft die ten onrechte niet relevant geacht.
4.2.
Ook stelt eiseres dat het UWV ten onrechte voorbij is gegaan aan de ernst van de psychische klachten, waaronder PTSS en een angststoornis. Vanwege de gedocumenteerde medisch relevante psychische klachten hadden beperkingen moeten worden aangenomen voor omgaan met conflicten, wisselende omstandigheden, een hoge werkdruk en het aantal uren dat eiseres kan werken.
4.3.
Tot slot stelt eiseres dat zij de geduide functies assembly worker en logistiek medewerker door haar beperkingen niet kan uitvoeren.
Oordeel van de rechtbank
5. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
6. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever na 52 weken ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld. Hieraan zijn twee voorwaarden verbonden. Ten eerste moet de verzekerde ongeschikt zijn tot het verrichten van zijn arbeid. Ten tweede moet de verzekerde als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek niet in staat zijn met arbeid ten minste 65% te verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
7.1
De verzekeringsarts heeft eiseres zelf gesproken door middel van beeldbellen op het spreekuur van 6 juni 2024. Ook heeft hij een verpleegkundig rapport van 6 april 2023 en informatie van 25 april 2023 van [reumatoloog], reumatoloog, bij zijn beoordeling betrokken. Zijn conclusies heeft de verzekeringsarts neergelegd in de rapportage van 7 juni 2024.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een dossieronderzoek verricht. Verder heeft zij eiseres uitgebreid gesproken op de hoorzitting en de in bezwaar overgelegde medische informatie bij haar beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft haar visie neergelegd in de rapportage van 17 oktober 2024.
7.2
De rechtbank heeft aanleiding gezien om het UWV te verzoeken nadere informatie op te vragen bij GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] van Ambiq, die betrokken is geweest bij het gezin van eiseres. Weliswaar had eiseres tijdens het gesprek met de verzekeringsarts bezwaar en beroep verklaard dat de behandeling bij Ambiq niet gericht was op haar psychische klachten, maar uit de anamnese bij de primaire verzekeringsarts volgt dat zij op dat moment bij Ambiq zit voor traumaverwerking. Nu eiseres had gesteld dat haar psychische klachten waren onderschat, en niet duidelijk was wat voor behandeling door Ambiq werd geboden, was het voor een zorgvuldige beoordeling nodig om daarover informatie op te vragen bij Ambiq. Nu het UWV eerst in beroep informatie heeft opgevraagd bij Ambiq, is het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid. De rechtbank zal beoordelen of dit geconstateerde gebrek met artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht (Awb) gepasseerd kan worden.
De medische grondslag
8. De datum in geding in het kader van de Ezwb is 6 juni 2024.
8.1.
De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres klachten en beperkingen heeft van fybromyalgie, het syndroom van Tietze, knieklachten en een lichte verstandelijke beperking. Ook heeft eiseres in het verleden traumatische ervaringen doorgemaakt waarvoor ze reeds EMDR gevolgd heeft. Thans kan niet meer gesproken worden van PTSS. Daarnaast heeft ze het patellofemoraal pijnsyndroom, waarbij net als bij fybromyalgie geen onderliggend substraat aanwezig is. Vanwege de licht verstandelijke beperking is er sprake van een verminderde mentale flexibiliteit en kan daarom gesteld worden dat sprake is van ziekte/gebrek. De verzekeringsarts heeft in de FML van 7 juni 2024 beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
8.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan zich vinden in de diagnose van de verzekeringsarts die de primaire beoordeling heeft verricht, maar zag wel aanleiding tot het opstellen van een gewijzigde FML van 17 oktober 2024. De aangenomen beperkingen zijn passend, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In aanvulling daarop wordt een beperking op reiken en buigen aangenomen. Beiden worden licht beperkt, met de toelichting dat het normale bereik wel mogelijk is, indien dit niet frequent voorkomt. Dit sluit beter aan bij de beperkingen die al op frequent reiken en buigen zijn aangenomen. Het tillen wordt beperkt op 5kg, waardoor het qua gewichtsbelasting overeenkomt met de beperking op het dragen. In de FML wordt verder aangegeven dat eiseres rechts dominant is en de beperkingen beiderzijds aanwezig zijn. Daarnaast wordt in verband met hooikoorts een beperking op het item allergie aangenomen. De astma van eiseres leidt tot een beperking op stof/rook/gassen/dampen. Voor meer of verdergaande beperkingen ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding. De stelling dat de linker schouder van eiseres drie keer per dag uit de kom schiet, wordt niet gestaafd door de aanwezige medische informatie. De orthopeed schrijft in tegenstelling daarmee in 2023 dat er geen orthopedische pathologie is. Er is verder geen medische reden om eiseres te volgen in haar standpunt dat zij niet in de buurt van mannen kan werken. In het verleden heeft eiseres reguliere arbeid verricht, waarin contact met mannen niet uitgesloten was. Het is zelfs aannemelijk dat zij in haar laatst verrichte werk (bij een verfwinkel) veelvuldig met mannen in contact kwam. Haar psychische situatie is sinds die tijd niet verslechterd. Uit een brief van Mediant uit 2021 blijkt namelijk dat zij is behandeld voor haar PTSS en aan het einde bijna geen last meer heeft van de PTSS-klachten. Dit sluit aan bij de anamnese van de primaire verzekeringsarts waaruit blijkt dat zij nu geen PTSS meer heeft. Zij werd sindsdien ook niet meer behandeld voor deze angstklachten.
8.3.
In de aanvullende reactie van 2 mei 2025 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd naar aanleiding van de ontvangen informatie van eiseres en de door het UWV opgevraagde informatie van [GZ-psycholoog], GZ-psycholoog bij Ambiq.
8.3.1.
Over het MRI-verslag van de orthopedisch chirurg [chirurg] van 20 maart 2023 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat de lichte AC degeneratie die gezien is op de MRI niet de langdurige schouderklachten van eiseres kan verklaren. In de brief van [chirurg] van 29 maart 2023 staat namelijk: langdurige schouder pijnklachten zonder enige aanwijzing voor orthopedische pathologie bij nadere analyse middels MRI.
8.3.2.
Over de ziekenhuisgegevens van begin 2025 die zien op de persisterende nek- en armklachten rapporteert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de beschreven discusprotrusie niet de klachten van de rechterarm kunnen verklaren, omdat die aan de linkerkant zit. De pijnklachten aan de linker arm en duim, wijs- en middelvinger kunnen hier wel door verklaard worden, maar die waren op de datum in geding nog niet aanwezig.
Het feit dat de klachten aan beide handen en alle vingers spelen, maakt dat deze op datum in geding zijnde aanwezige klachten, niet verklaard kunnen worden door de nu gevonden mediolaterale discusprotrusie C4/C5/C6 links. Klachten als gevolg daarvan komen alleen voor in een specifiek gebied, in dit geval de linker schouder, linker duimzijde van de arm en het deel van de linkerhand boven de ringvinger.
8.3.3.
Voor wat betreft de schouderluxaties geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat is gebleken dat in juni 2024 sprake was van een instabiel schoudergewricht. Zij ziet daarom reden om de FML nader aan te passen ten aanzien van boven schouderhoogte actief zijn. Dit wel mogelijk, maar met haar linker schouder niet frequent. Ook het item trillingsbelasting is aangepast ten aanzien van de linkerschouder. Het reiken, trillen en dragen is al beperkt en zwaardere beperkingen op deze items zijn medisch gezien niet noodzakelijk. Dit heeft geleid tot de aangepaste FML van 2 mei 2025.
8.3.4.
Over de ontvangen informatie door Ambiq geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat dit bevestigt dat de dochter van eiseres aldaar in behandeling was en niet eiseres zelf. Ambiq heeft geen diagnostisch onderzoek naar eiseres verricht en dus ook geen diagnose gesteld. Uit de informatie blijkt wel dat bij eiseres sprake is van wantrouwen en angst jegens mannen, maar er is niet verder onderzocht of er sprake is van psychopathologie. Er is dus ook geen angststoornis vastgesteld zoals gesteld door de gemachtigde van eiseres.
8.4.
In de rapportage van 30 juni 2025 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een nadere reactie opgesteld. Uit het dossier van eiseres blijkt dat zij in het verleden met goed resultaat is behandeld voor PTSS. Dat er nog steeds sprake is van een PTSS /angststoornis, kan dan ook niet gevolgd worden. Voor de lichte verstandelijke beperking zijn al beperkingen in rubrieken I en II van de FML aangenomen. Deze beperkingen zien erop toe dat het werk cognitief en mentaal niet te veel vraagt en houden dus ook rekening met de psychische klachten. De eigen onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts en objectieve medische informatie geven geen reden om meer beperkingen aan te nemen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep bestrijdt dat sprake is van een ernstig instabiel schoudergewricht. Er is in de medische informatie slechts 1 keer melding gemaakt van een instabiel schoudergewricht en daarin werd de ernst of de gevolgen ervan niet beschreven. Zo blijkt nergens uit de stukken hoe vaak de schouder bijvoorbeeld uit de kom gaat en wat er als therapie is geprobeerd. Wel schrijft de orthopeed in 2023 dat geen sprake is van orthopedische pathologie. De aangenomen beperkingen houden in voldoende mate rekening met een instabiel schoudergewricht, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
9. De rechtbank acht het standpunt van het UWV hiermee voldoende gemotiveerd en inzichtelijk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich, in tegenstelling tot wat gemachtigde heeft aangevoerd, niet op het standpunt gesteld dat de ingebrachte medische informatie niet relevant kan zijn omdat die dateert van na de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft die informatie juist wel inhoudelijk beoordeeld en overtuigend gemotiveerd waarom dit wel leidt tot het aannemen van meer beperkingen op de items boven schouderhoogte actief zijn en trillingsbelasting, maar niet op de overige items. Uitgaande van het thans zorgvuldige onderzoek heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de aangepaste FML van 2 mei 2025. Dat eiseres zwaardere beperkingen ervaart, betekent niet zonder meer dat ook meer beperkingen moeten worden aangenomen. Van belang is immers niet alleen wat eiseres ervaart, maar wat objectief medisch als gevolg van ziekte of gebrek aan beperkingen is vast te stellen.
De arbeidskundige grondslag
10. Uitgaande van de aangepaste FML van 2 mei 2025 is het aannemelijk dat eiseres in staat is om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. In het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 28 oktober 2024, aangevuld bij rapportage van 15 mei 2025, is naar het oordeel van de rechtbank afdoende gemotiveerd waarom de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres op de in geding zijnde datum.
10.1.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aangeven dat item 5.7.1, boven schouderhoogte actief zijn, besproken is met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In een tweetal functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nader toegelicht waarom deze geschikt zijn.
Ten aanzien van functie assembly worker, SBC-code 267041 is toegelicht dat het gaat om maximaal 10 keer per uur, wat past binnen de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven frequentie. Bovendien gaat het slechts om enkele seconden aaneengesloten. Een deel kan ook alleen met rechts gedaan worden. Ook kan gebruik gemaakt worden van een opstapje. Tijdens het bovenschouderhoogte actief zijn hoeft eiseres niet zwaar te tillen.
Ten aanzien van de functie medewerker logistiek, SBC-code 111220 is toegelicht dat in die functie het slechts gaat om maximaal 5x per uur, maximaal 3 kilo. Bij gebruik van beide armen betekent dit een belasting van 1,5 kilo per arm. Ook in deze functie kan gebruik gemaakt worden van een opstapje. In dat geval hoeft eiseres in het geheel niet boven schouderhoogte actief te zijn.
Van beide functies heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bevestigd dat zij eiseres hiertoe geschikt acht.
11. Het voorgaande betekent dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid per 6 juni 2024 terecht heeft vastgesteld op minder dan 35%, zodat vanaf 19 juli 2024 geen recht op een ZW-uitkering bestaat. Hieruit volgt tevens dat eiseres de wachttijd in het kader van de WIA niet heeft volgemaakt en reeds daarom niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering per 22 november 2024. Het bestreden besluit blijft daarom in stand.
12.
Het bestreden besluit is, gezien de aanpassing van de FML door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, pas in beroep voorzien van een toereikende medische en arbeidskundige onderbouwing. Deze schending van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb zal onder toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd, omdat aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Ook als het gebrek in het bestreden besluit zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
De toepassing van artikel 6:22 van de Awb geeft aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van eiseres.
De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op met een waarde per punt van € 907,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze en 1 punt voor het verschijnen op de zitting), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.267,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.267,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eikelenboom, rechter, in aanwezigheid van mr. E.G.M. ten Kate, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.