ECLI:NL:RBOVE:2025:5860

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
C/08/336787 / JE RK 25-1370
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • C.W. Couperus - van Kooten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uithuisplaatsing van minderjarige na lange geschiedenis van conflicten tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 25 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die getuige is geweest van een lange geschiedenis van ruzies en conflicten tussen haar ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders zich in het verleden niet aan afspraken hebben gehouden en elkaar hebben opgezocht, wat niet in het belang van de minderjarige is. Ondanks de inzet van hulpverlening door de gecertificeerde instelling (GI) zijn er nog onvoldoende positieve veranderingen zichtbaar. De kinderrechter heeft echter enige ruimte voor de ouders gezien en hen de kans gegeven om aan de situatie te werken. De kinderrechter heeft de beslissing over de uithuisplaatsing aangehouden tot een zitting in januari 2026, waarbij de ouders de gelegenheid krijgen om de positieve ontwikkelingen door te zetten. De kinderrechter benadrukt dat de ouders moeten werken aan het nakomen van afspraken en tijdig moeten reageren op verzoeken van de GI. De minderjarige blijft voorlopig bij de vader wonen, terwijl de kinderrechter de situatie nauwlettend in de gaten houdt. De ouders zijn aangespoord om de nodige veranderingen door te voeren, zodat de minderjarige in een veilige en stabiele omgeving kan opgroeien.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaakgegevens: C/08/336787 / JE RK 25-1370
datum uitspraak: 25 september 2025

beschikking op een verzoek machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

Jeugdbescherming Overijssel, de gecertificeerde instelling,

gevestigd te Zwolle,
hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M. van der Burg,
en

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. C.A.F. Schoemaker.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI, ingekomen bij de griffie op 1 augustus 2025;
- een brief van de GI van 22 augustus 2025 met bijlagen;
- een brief (met update) van de GI van 5 september 2025 met bijlagen;
- een brief van de vader van 8 september 2025;
- een verweerschrift met bijlagen van mr. Schoemaker;
- een brief met bijlagen van mr. Schoemaker van 11 september 2025.
De mondelinge behandeling heeft op 11 september 2025 met gesloten deuren plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- [naam 1] en [naam 2] , vertegenwoordigsters van de GI.
[minderjarige] heeft op 9 september 2025 met een kinderrechter gesproken.
De vader heeft tijdens de zitting een brief van [minderjarige] aan de kinderrechter overgelegd. Deze is aan het dossier toegevoegd.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] verblijft bij de vader.
Bij beschikking van 14 mei 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 14 mei 2025. Bij beschikking van 7 mei 2025 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] laatstelijk verlengd tot 14 mei 2026.

Het verzoek

De GI heeft verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een (netwerk)pleeggezin te verlenen voor de duur van de huidige ondertoezichtstelling.
Tijdens de zitting heeft de GI het verzoek gewijzigd in een pleeggezin.

Het standpunt van belanghebbenden

De moeder is het niet eens met het verzoek. Zij wil echt niet dat [minderjarige] naar een pleeggezin gaat. Zij heeft minder last van stemmingswisselingen nu zij uit de situatie met de vader is. Zij heeft het gevoel weer de regie te hebben over de kinderen en haar leven. Zij wil alleen verder gaan en dat [minderjarige] bij haar wordt geplaatst. Als dat echt niet kan, dan wenst de moeder dat [minderjarige] bij de vader of binnen het netwerk wordt geplaatst. Zij gaat haar kinderen niet meer op het spel zetten door contact te hebben met de vader. De moeder woont nu met haar twee kinderen uit haar eerdere relatie apart en [minderjarige] woont bij de vader. Moeder heeft contact met hulpverlening en de gesprekken bij [locatie 1] zijn voor de moeder heel verhelderend. Zij heeft meer inzicht gekregen in de dynamiek tussen de ouders. Nu zij duidelijke keuzes maakt, heeft zij ook weer goed contact met haar ouders. De moeder krijgt nu ook medicatie omdat zij ineens van 0 naar 100 kon schieten. Dat had te maken met een hormoon. Dat is een enorme verandering. Volgens de moeder kunnen de zonen weer heen en weer tussen vader en moeder en kan [minderjarige] weer bij haar wonen. [minderjarige] zal niet begrijpen dat zij uit huis moet en de jongens niet. [minderjarige] betrekt dat op zichzelf. [minderjarige] zal er meer beschadigd door raken. De moeder wil hard aan de slag. Het is lastig om dat te laten zien gelet op wat er allemaal is gebeurd. Bij [locatie 2] zal zij doelgerichte therapie krijgen. Ze heeft inmiddels de officiële diagnose borderline.
De vader is het ook niet eens met het verzoek. Een uithuisplaatsing is niet goed voor [minderjarige] . Ze heeft al hechtingsproblematiek. De vader vindt het verzoek te vroeg. Vader verzoekt eerst de resultaten van de hulpverlening bij [locatie 1] verder af te wachten. Bij de ouders is nu het besef dat ze geen relatie willen. Zij hebben zich daar sinds 29 juli jl. aan gehouden. De vader wil hard werken aan structuur en regie. Hij heeft een coach die hem begeleid bij de planning. Het verzoek uithuisplaatsing kwam voor de vader erg onverwacht. De vader geeft op zitting aan dat hij de moeder niet meer zal opzoeken. De vader verzoekt de GI niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek, subsidiair het verzoek af te wijzen. En als de kinderrechter het verzoek toch toewijst, dan voor een kortere periode, waarbij dan wordt gekeken of [minderjarige] bij de broer van de vader kan verblijven ( [broer van de vader] ).

De beoordeling

De kinderrechter zal de beslissing aanhouden en oordeelt hierover als volgt.
De GI heeft in het verzoek, in de update en tijdens de zitting aangegeven dat ondanks de hulp die is ingezet, de GI zich ernstige zorgen maakt over de situatie van [minderjarige] . Dit komt door de ruzies en de onrust tussen de ouders. Tijdens de hele periode van hulpverlening is het patroon gezien bij de ouders van elkaar afstoten en aantrekken. Het is de ouders met periodes gelukt om afstand te nemen van elkaar en de zorgregeling na te komen maar daarna komen ze weer bij elkaar. De GI heeft veel hulpverlening ingezet zodat er rust komt en ouders afstand nemen, maar het patroon blijft. De ouders zoeken elkaar op. De GI heeft van de ouders van de moeder gehoord dat de moeder nu bewust kiest voor zichzelf en dat het goed met de moeder gaat. De GI hoort ook van de moeder zelf dat zij de ernst van de situatie in is gaan zien. Ondanks de hulp die is ingezet en ondanks dat de ouders een goede start hebben gehad in juli bij [locatie 1] , vindt de GI dat er nog onvoldoende is veranderd bij (één van) de ouders om [minderjarige] een veilige en stabiele plek te bieden.
Ook bij het wonen van [minderjarige] alleen bij de vader zijn er zorgen over of het de vader lukt om overzicht en structuur te houden met betrekking tot het opvolgen van afspraken, het reageren op vragen van de GI of bij Passie voor Jeugd en Gezin. Binnen het netwerk is geen structurele ruimte om [minderjarige] te plaatsen. De broer van de vader wil [minderjarige] maximaal twee á drie maanden opvangen. De ouders van moederszijde willen [minderjarige] wel een plek bieden, maar daar staat de vader niet achter.
De kinderrechter ziet de lange geschiedenis van ruzies en conflicten bij de ouders. [minderjarige] is daar getuige van geweest. Dat is niet in haar belang. Ook hielden de ouders zich in het verleden en tot voor kort niet aan de afspraken en hebben zij elkaar toch opgezocht. De GI heeft al veel hulpverlening ingezet zonder dat dit de gewenste resultaten heeft opgeleverd. Na gesprekken bij [locatie 1] lijkt er een voorzichtige positieve kentering plaats te vinden. Dit is echter nog maar pril.
Een uithuisplaatsing is erg ingrijpend voor [minderjarige] . Uit de stukken blijkt ook dat ze niet is gewend om te logeren en het is niet zeker of ze bij plaatsing in een pleeggezin op dezelfde school kan blijven terwijl dit een goede en vertrouwde plek voor haar is. Het is heel spannend voor [minderjarige] om naar een pleeggezin te gaan. De kinderrechter gunt het [minderjarige] dat ze thuis kan blijven wonen. Dit hangt er vooral vanaf of de ouders zich aan de afspraken met de GI en [locatie 1] dan wel andere hulpverlening gaan houden zodat het veilig voor [minderjarige] is.
De kinderrechter ziet toch enige ruimte voor de ouders. De kinderrechter gaat de bal bij de ouders neerleggen en de ouders nog een kans geven. De kinderrechter zal de beslissing op het verzoek uithuisplaatsing aanhouden tot de nader te bepalen zitting in januari 2026. De ouders dienen niet alleen te werken aan het nakomen van afspraken, maar dienen ook snel te reageren als er afspraken gemaakt moeten worden. Dit laatste geldt met name ook voor de vader; tijdig reageren en beschikbaar zijn. De situatie moet blijvend veranderen. Dat is tot op heden onvoldoende gebeurd, maar de kinderrechter geeft de ouders de gelegenheid om de positieve lijn door te zetten. Dat betekent dat het vanaf nu goed genoeg moet gaan voor [minderjarige] .
De kinderrechter begrijpt dat de GI het vertrouwen nu nog niet heeft en de kinderrechter ziet ook het patroon wat de GI schetst. De kinderrechter begrijpt ook de zorgen die de GI heeft. De GI heeft afgewogen dat het beter is dat ouders eerst met zichzelf aan de slag gaan en dat [minderjarige] daarna in een stabiele omgeving terug kan.
De kinderrechter gaat het alles afwegende andersom doen en vindt het op dit moment nog niet in [minderjarige] belang om haar uit de vertrouwde omgeving te halen. De ouders willen heel graag dat [minderjarige] thuis blijft wonen en er zijn voorzichtig positieve ontwikkelingen te zien, hoe moeizaam het allemaal ook tot stand is gekomen.
De kinderrechter hoopt dat deze beslissing de ouders extra motiveert om veranderingen door te voeren die nodig zijn. De ouders dienen te werken aan zichzelf en rust en stabiliteit te creëren voor [minderjarige] . Daarvoor is in elk geval nodig dat zij vasthouden aan de zorgregeling en bereikbaar zijn om tijdig afspraken te maken en na te komen. De ouders dienen de aanwijzingen van de GI op te volgen. Als de GI constateert dat de ernstige zorgen blijven bestaan of terugkomen en de situatie niet positief verder ontwikkelt, dan kan de GI eerder aan de bel trekken bij de kinderrechter en vragen om een eerdere zitting dan in januari 2026. Als het goed gaat, kan de GI eventueel het verzoek intrekken.
Uit voorgaande volgt dat de kinderrechter op dit moment een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] niet noodzakelijk in het belang van haar verzorging en de opvoeding acht, zoals genoemd in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent in de praktijk dat [minderjarige] bij de vader verblijft. Eind juli 2025 zijn de ouders uit elkaar gegaan en woont [minderjarige] bij de vader en heeft contact met de moeder. Er is geen vaste regeling. De kinderrechter gaat ervan uit dat de situatie nu eerst zo blijft bestaan.
De kinderrechter houdt de beslissing aan zoals hierna vermeld om te kijken of de positieve ontwikkelingen doorzetten. Op de zitting in januari 2026 zal er worden besproken wat er met het aangehouden verzoek moet gebeuren. Alle betrokkenen dienen twee weken voorafgaand aan de zitting een update van hun standpunt schriftelijk in te dienen bij de kinderrechter.

De beslissing

De kinderrechter:
houdt de beslissing op het verzoek aan tot de nader te bepalen mondelinge behandeling in januari 2026;
de advocaten en de GI dienen hun verhinderdata voor januari 2026 uiterlijk over 2 weken in te dienen, waarna de zittingsdatum zal worden bepaald en alle betrokkenen hiervoor een oproep krijgen.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. Couperus - van Kooten, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Wiersma, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2025.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden