ECLI:NL:RBOVE:2025:5908

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
11838306 \ CV EXPL 25-1455
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling van huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] B.V. en [gedaagden]. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Kool, vorderde ontruiming van een woning en betaling van een huurachterstand van € 3.307,76. De gedaagden, die niet verschenen, hadden sinds 1 juli 2024 te weinig huur betaald en sinds 1 maart 2025 helemaal geen huur meer. Eiser had gedaagden meerdere keren gesommeerd om de huurachterstand te betalen, maar zonder resultaat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden de dagvaarding deugdelijk hebben ontvangen, maar niet zijn verschenen, waardoor verstek kon worden verleend. De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van eiser niet onrechtmatig of ongegrond waren en heeft deze toegewezen. Gedaagden zijn veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen vijf dagen na betekening van het vonnis, tot betaling van de huurachterstand, de maandelijkse huur, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De proceskosten zijn begroot op € 1.326,70, inclusief nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11838306 \ CV EXPL 25-1455
Vonnis in kort geding van 8 oktober 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M. Kool,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 1],
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 2],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling van 24 september 2025, die de gemachtigde van [eiser] digitaal heeft bijgewoond;
- het tegen [gedaagden] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst, waarbij [gedaagden] een woning aan [adres] huurt van [eiser]. Deze huurovereenkomst is niet schriftelijk vastgelegd. [gedaagde 1] staat niet meer op dit adres ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie, [gedaagde 2] nog wel.
2.2.
[gedaagden] heeft sinds 1 juli 2024 te weinig huur betaald aan [eiser]. Sinds 1 maart 2025 wordt er helemaal geen huur meer betaald.
2.3.
[eiser] heeft [gedaagden] op 16 juni 2025 bij de gemeente aangemeld in het kader van vroegsignalering.
2.4.
Ook heeft [eiser] [gedaagden] meerdere keren gesommeerd om zijn betalingsverplichtingen (tijdig) na te komen. Daar heeft [gedaagden] niet op gereageerd.
2.5.
De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagden] op 8 augustus 2025 een aangetekende brief gestuurd en gesommeerd de huurachterstand binnen vijf dagen te betalen en de huur in het vervolg op tijd te betalen. Dat is niet gebeurd.
2.6.
De gemachtigde van [eiser] heeft de kantonrechter op 29 augustus 2025 verzocht om [gedaagden] op verkorte termijn te mogen dagvaarden. Dat verzoek is toegewezen.
2.7.
Op de dag van de dagvaarding bedroeg de huurachterstand € 3.307,76.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat [gedaagden] wordt veroordeeld:
  • het gehuurde binnen vijf dagen na het vonnis te ontruimen;
  • de huurachterstand van € 3.307,76 te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente;
  • maandelijkse huur c.q. gebruiksvergoeding te betalen, vanaf 1 september 2025 tot aan het moment van ontruiming;
  • de buitengerechtelijke incassokosten van € 455,78 te betalen;
  • in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan de vorderingen ten grondslag de huurachterstand van [gedaagden] schiet toerekenbaar tekort in de nakoming van zijn verplichtingen.
3.3.
[gedaagden] is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagden], hoewel deugdelijk opgeroepen, beide niet zijn verschenen, zodat tegen hen verstek kan worden verleend. In dat geval wijst de kantonrechter een tegen de gedaagde ingestelde vordering toe, tenzij de vordering haar onrechtmatig of ongegrond voorkomt (artikel 139 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
4.2.
De vorderingen van [eiser] komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen als volgt worden toegewezen.
Proceskosten
4.3.
[gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
134,70
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.326,70
4.4.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.5.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiser] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiser],
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om te betalen aan [eiser]:
a. a) € 3.307,76 aan achterstallige huur tot en met augustus 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde huurtermijnen vanaf 4 september 2025 tot aan de dag van volledige betaling,
b) € 568,88 per maand vanaf 1 september 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 455,78 aan buitengerechtelijke kosten,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.326,70, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.