In deze zaak heeft OBVION N.V., hierna te noemen: de bank, een verzoekschrift ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel om verlof te verlenen voor het inroepen van een huurbeding, zoals opgenomen in de hypotheekakte, tegen de huurders. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 5 augustus 2025 is ingediend, waarbij de belanghebbenden de gelegenheid hebben gekregen om bezwaar te maken. Op 19 augustus 2025 heeft mr. C.H. Schuth namens de belanghebbenden verzocht om een mondelinge behandeling, die op 3 oktober 2025 heeft plaatsgevonden. De bank was vertegenwoordigd door mr. E.E.W. Danen, maar de belanghebbenden zijn niet verschenen.
De bank verzoekt de voorzieningenrechter om verlof te verlenen om het huurbeding in te roepen, de huurders te veroordelen tot ontruiming van het onderpand en een termijn van drie dagen na betekening van de beschikking te stellen voor de ontruiming. De belanghebbenden hebben geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat aan de wettelijke vereisten voor het inroepen van het huurbeding is voldaan, gezien de hypotheekschuld en de verwachte opbrengst van het onderpand bij executieveiling.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en verleent verlof aan de bank om het huurbeding in te roepen. Tevens zijn de huurders veroordeeld tot ontruiming van het onderpand, met een termijn van drie dagen na betekening van de beschikking. De beschikking is gegeven door mr. G.W.G. Wijnands en is op 7 oktober 2025 in het openbaar uitgesproken.