Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[eiser], uit [woonplaats], eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Samenvatting
Procesverloop
Standpunten van partijen
Beoordeling door de rechtbank
Objectief criteriumBij de beoordeling van VOG-p-aanvraag wordt eerst een objectief criterium gehanteerd. Het objectieve criterium voor politiegegevens betreft de beoordeling of uit de politiegegevens blijkt dat er verbanden zijn tussen de aanvrager en strafbare feiten die, gelet op de omstandigheden van het geval en het doel waarvoor de VOG-p wordt gevraagd, een risico vormen voor de uitoefening van de functie. Indien aan dit objectieve criterium voor politiegegevens wordt voldaan, dan wordt de afgifte van een VOG-p in beginsel geweigerd.
Subjectief criteriumVervolgens kan op grond van het subjectieve criterium worden beoordeeld of belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG-p zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. Hierbij wordt gekeken naar de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de aard, de frequentie en de actualiteit van de politiegegevens en dit alles bezien in onderlinge samenhang.
- Met betrekking tot de melding uit 2020, waarbij eiser bij een ruzie een persoon zou hebben geslagen (onder Registratienummer PL0600_2020105348_l) – heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende duidelijk gemaakt dat het gaat om mishandeling;
- Met betrekking tot de melding uit 2020, waarbij eiser een persoon met de dood heeft
- Met betrekking tot de melding uit 2023, waarbij eiser hard op het raam heeft gebonkt, waardoor er een ruzie en vechtpartij ontstond. PL0600_2023348257_1, heeft verweerder onvoldoende duidelijk gemaakt met welk strafbaar feit eiser hierbij in verband gebracht wordt. Zo is niet duidelijk wat in dit verband de rol van eiser is geweest. Ook is niet duidelijk of verweerder het kloppen op het raam ziet als een strafbaar feit.
- Hetzelfde geldt voor de algemene informatie dat eiser zich begeeft met subjecten, die in het criminele circuit voorkomen. Als van deze algemene informatie wordt uitgegaan, dient verweerder volgens zijn eigen beleidsregels daarbij wel duidelijk te maken met welke strafbare feiten, die een risico vormen voor de uitoefening van de functie, eiser hierdoor zèlf in verband wordt gebracht. En uiteraard dient verweerder dat gemotiveerd te doen.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om, met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen, opnieuw op het bezwaar te beslissen;
- veroordeelt het college in de proceskosten, die begroot worden op € 1.814,- te betalen aan eiser;
- bepaalt dat het college het door eiser betaalde griffierecht, ten bedrage van € 187,- vergoedt.
Informatie over hoger beroep
BIJLAGE:
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 35
2.Indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtspersoon betrekt Onze Minister mede in zijn oordeel de justitiële gegevens met betrekking tot strafbare feiten op naam van de rechtspersoon en van ieder van de bestuurders, vennoten, maten of beheerders van die rechtspersoon alsmede de gegevens met betrekking tot strafbare feiten waaraan artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht ten grondslag heeft gelegen.
3.Onze Minister betrekt niet in zijn oordeel de justitiële gegevens met betrekking tot de strafbare feiten die zijn afgedaan met een onherroepelijke vrijspraak.
Artikel 35a
2.Voor aanwijzing bij ministeriële regeling komen functies in aanmerking waarin sprake is van:
a. een bevoegdheid geweld te gebruiken;
b. toegang tot gevoelige informatie bij de uitvoering van wettelijke taken op het terrein van openbare orde en veiligheid of handhaving van de rechtsorde;
c. integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
3.De politiegegevens, bedoeld in het eerste lid, betreffen uitsluitend politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, onderdelen a en c, en 13 van de Wet politiegegevens.
4.Er is een Adviescommissie VOG-Politiegegevens. De commissie heeft tot taak de kwaliteit van de besluiten over aanvragen voor een verklaring omtrent gedrag, bedoeld in het eerste lid, en de zorgvuldigheid waarmee deze tot stand komen, te beoordelen. De commissie rapporteert aan Onze Minister en brengt jaarlijks een verslag uit.
5.Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.