Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De bewijsmotivering
Ik maak je dood jongen!’. [slachtoffer] dacht ‘kom maar op jongen’, maar hij had niet gezien dat verdachte een mes had. [slachtoffer] en verdachte liepen op elkaar af en [slachtoffer] voelde ineens een klap en een scherpe pijn in zijn linkerzij. Hij zag dat hij gestoken was met een mes. Het mes zat nog vast in het lichaam van [slachtoffer] . [slachtoffer] voelde ook pijn aan zijn linkerhand en zag dat zijn pink flink bloedde. [slachtoffer] trok het mes uit zijn lichaam en wilde verdachte terug steken. Verdachte rende echter al weg. [slachtoffer] is vervolgens naar het ziekenhuis vervoerd. [2]
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Ik maak je dood jongen!’, verdachte en [slachtoffer] op elkaar afliepen en dat [slachtoffer] vervolgens door verdachte met een mes in zijn borst is gestoken. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van deze bewijsmiddelen vastgesteld worden dat verdachte de agressor was en dat niet aannemelijk is geworden dat hij handelde ter noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] . Het beroep op noodweer(exces) wordt dan ook verworpen.
poging tot doodslag.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
De schade van benadeelde
- ziekenhuisdaggeldvergoeding: € 105,--;
- reiskosten ziekenhuis: € 3,96;
- verlies arbeidsvermogen: € 562,92.
.
8.De vordering tenuitvoerlegging
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
poging tot doodslag;
- veroordeelt verdachte tot een
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
- stelt als
- stelt als
- binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, dan wel een andere reclasseringsorganisatie, op het adres Overcingellaan 19 (9401 LA) te Assen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- laat opnemen in de FPA [verblijfplaats] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds aangevangen. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- geen harddrugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek of speekseltest. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en/of harddrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek, speekseltest en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
voorwaardenen het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen
toezicht, dadelijk uitvoerbaarzijn;
- wijstde vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer] toetot een bedrag van
€ 2.573,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2024 (bestaande uit € 73,96 materiële schade en € 2.500,-- immateriële schade); - veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nul, en ook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat der Nederlanden vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel
wijstde vordering
af.