ECLI:NL:RBOVE:2025:6106

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
83.234468.21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank Overijssel in ontnemingsvordering wegens gelijktijdige vervolging

Op 20 oktober 2025 heeft de Rechtbank Overijssel zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van een ontnemingsvordering. Deze beslissing is genomen in het kader van een strafzaak waarbij de verdachte gelijktijdig wordt vervolgd door de rechtbanken Rotterdam en Overijssel. De rechtbank Overijssel heeft geoordeeld dat de vervolging eerder was aangevangen bij de rechtbank Rotterdam, waardoor deze rechtbank bevoegd blijft. De ontnemingsvordering werd behandeld op een openbare terechtzitting op 6 oktober 2025, gelijktijdig met de hoofdzaak. De officier van justitie had gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 74.537, zou worden vastgesteld en dat de verdachte verplicht zou worden tot betaling aan de Staat. De verdediging voerde aan dat de rechtbank Overijssel niet bevoegd was, omdat de rechter-commissaris in Rotterdam eerder een machtiging voor een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek had afgegeven. De rechtbank heeft in haar oordeel bevestigd dat de ontnemingsvordering afhankelijk is van de hoofdprocedure en dat de uitspraak in de strafzaak vooraf moet gaan aan de uitspraak in de ontnemingszaak. Gezien de gelijktijdige vervolging en de eerdere aanvang van de procedure in Rotterdam, heeft de rechtbank Overijssel zich ook in de ontnemingszaak onbevoegd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 83.234468.21
Datum vonnis: 20 oktober 2025
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de verdachte:
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de verdachte de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 74.537,-- .

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2025 gelijktijdig met de strafzaak met gelijkluidend parketnummer. Op de terechtzitting heeft de officier van justitie de vordering gehandhaafd en heeft mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat in Koog aan de Zaan namens verdachte verweer gevoerd.

3.De bevoegdheid

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat deze rechtbank niet bevoegd is van de onderhavige ontnemingsvordering kennis te nemen, omdat er sprake is van een gelijktijdige vervolging in de zin van artikel 2 lid 2 Wetboek van Strafvordering (Sv). In januari 2020 heeft de rechter-commissaris in Rotterdam op vordering van de officier van justitie een machtiging afgegeven voor een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek (SFO). Dit betekent volgens de raadsman dat uitsluitend de rechtbank Rotterdam bevoegd is (en blijft) omdat de vervolging daar het eerst is ingesteld.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank Overijssel wel bevoegd is tot kennisneming van de ontnemingsvordering, omdat met de afgifte van de machtiging voor het SFO door de rechter-commissaris in Rotterdam de vervolging niet is aangevangen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is volgens vaste jurisprudentie een van de hoofdzaak afhankelijke procedure van de strafvervolging in de hoofdzaak en de behandeling daarvan in de hoofdprocedure. Zij was aangebracht op de zitting van deze rechtbank van 6 oktober 2025 om gelijktijdig met de hoofdzaak te worden behandeld. De uitspraak in de strafzaak dient vooraf te gaan aan de uitspraak in de ontnemingszaak.
Bij vonnis van heden heeft de rechtbank zich in de hoofdzaak onbevoegd verklaard om van het ten laste gelegde feit kennis te nemen, kort gezegd omdat sprake is van gelijktijdige vervolging van dat feit bij de gelijkelijk bevoegde rechtbanken Rotterdam en Overijssel, maar de vervolging eerder was aangevangen bij de rechtbank Rotterdam.
Voor de ontnemingszaak betekent dit dat de rechtbank zich eveneens en op dezelfde overwegingen als in de hoofdzaak onbevoegd zal verklaren.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de ontnemingsvordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. R.P. van Eerde en
mr. H. Manuel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2025.
Buiten staat
Mr. H. Manuel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.