ECLI:NL:RBOVE:2025:6109

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
11576833 \ CV EXPL 25-370
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over maatwerk werkzaamheden en schadevergoeding tussen opdrachtgever en aannemer

In deze zaak heeft partij A, bestaande uit twee eisers, een beroep gedaan op de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel in Almelo. Partij A heeft partij B, een besloten vennootschap, ingeschakeld voor maatwerk werkzaamheden in hun nieuwe woning. Na de oplevering op 2 juni 2023 resteerde er een bedrag van € 2.298,90 van de totale afgesproken prijs. Beide partijen hebben echter geschillen over schadeposten die vergoed moeten worden. De kantonrechter heeft in conventie en reconventie enkele schadeposten (deels) toegewezen en andere (deels) afgewezen. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 21 juli 2025, waarna het vonnis op 14 oktober 2025 werd uitgesproken. De kantonrechter oordeelde dat partij B niet aansprakelijk was voor bepaalde schadeposten, zoals de kosten voor een niet goed functionerende wastafel, en dat partij A c.s. niet voldoende bewijs had geleverd voor andere vorderingen. Uiteindelijk werd partij B veroordeeld tot betaling van € 1.800,00 aan partij A c.s. en partij A c.s. tot betaling van € 4.048,90 aan partij B. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 11576833 \ CV EXPL 25-370
Vonnis van 14 oktober 2025
in de zaak van

1.[partij A1] ,wonende te [woonplaats 1] ,

2.
[partij A2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen [partij A] c.s.,
zelfstandig procederende,
tegen
de besloten vennootschap
[partij B] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
t.h.o.d.n. [bedrijf 1] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen [partij B] ,
gemachtigde: mr. F. Kolkman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
- de reactie hierop van [partij A] c.s.
- de mondelinge behandeling van de zaak op 21 juli 2025.
1.2.
Hierop is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

[partij B] heeft in opdracht van [partij A] c.s. maatwerkzaamheden in de nieuwe woning van [partij A] c.s. verricht. Er staat nog een restant van € 2.298,90 open van de totale afgesproken prijs en beide partijen vinden dat de ander nog een aantal (schade-)posten moet vergoeden. De kantonrechter wijst in conventie en in reconventie enkele posten (deels) toe en enkele (deels) af.

3.De feiten en het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist en op grond van de inhoud van overgelegde bescheiden, voor zover niet bestreden, staat het volgende tussen partijen vast. [partij B] , gespecialiseerd in hoogwaardige meubel- en interieurprojecten,
heeft in opdracht van [partij A] c.s. maatwerkzaamheden met betrekking tot meubel- en interieuronderdelen voor het (destijds) nieuw te bouwen woonhuis van [partij A] c.s. uitgevoerd. De overeenkomst d.d. 1 april 2022 is voorafgegaan door een offerte en op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden interieurbouw van Koninklijke CBM van toepassing.
3.2.
[partij B] zou de werkzaamheden uitvoeren tegen een prijs van € 122.500,00 ex btw volgens [partij A] c.s., volgens [partij B] tegen een prijs van uiteindelijk € 189.970,00, nog exclusief volgens [partij B] uitgevoerd meerwerk.
3.3.
De oplevering heeft plaatsgevonden op 2 juni 2023. Daarna heeft correspondentie plaatsgevonden over gebreken aan het opgeleverde werk.
3.4.
[partij B] heeft op 5 juni 2024 onder meer geschreven:
[afbeelding]
In de bijlage staat onder meer:
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
3.5.
[partij A] c.s. heeft in een e-mail van 3 september 2024 onder meer geschreven:
[afbeelding]
3.6.
De vorderingen in conventie en het verweer in reconventie van [partij A] c.s.
[partij A] c.s. vordert -samengevat en na vermeerdering van eis- [partij B] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 24.316,37, te vermeerderen met rente en met veroordeling van [partij B] in de proceskosten. Het bedrag van € 24.316,37 is opgebouwd uit meerdere (schade-)posten in verband met het gebrekkig opgeleverd zijn van een deel van het door [partij B] uitgevoerde werk.
[partij A] c.s. heeft de vorderingen in reconventie, ook bestaande uit diverse posten, betwist. Ook heeft [partij A] c.s. betwist dat er in juni 2024 een afspraak tegen finale kwijting zou zijn gemaakt.
3.7.
Het verweer in conventie en de vorderingen in reconventie van [partij B]
heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen in conventie en zij heeft voorwaardelijk vorderingen in reconventie ingesteld tot een bedrag van € 22.916,41 met rente, bestaande uit diverse posten. Onderdeel van het verweer in conventie en de reden voor het voorwaardelijk instellen van de vordering in reconventie is dat er volgens [partij B] in juni 2024 een regeling tegen finale kwijting is overeengekomen, en als dat in rechte komt vast te staan staat dat toewijzing van de vorderingen in conventie en in reconventie in de weg.

4.De beoordeling door de kantonrechter

4.1.
In conventie en in reconventie
[partij B] heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is geweest van een regeling tegen finale kwijting, die schriftelijk is bevestigd op 5 juni 2024, hierboven onder 3.4. weergegeven. [partij A] c.s. heeft betwist dat een regeling tegen finale kwijting is overeengekomen, [partij B] heeft slechts een eenzijdig voorstel gedaan dat door hen niet is geaccepteerd. De brief is ook niet door hen ondertekend.
4.2.
De kantonrechter is op dit punt van oordeel dat [partij B] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een regeling tegen finale kwijting tot stand is gekomen. Overeenstemming daarover wordt betwist door [partij A] c.s., er is geen door beide partijen ondertekend exemplaar van de overeenkomst en ook uit de correspondentie nadien (zoals blijkt uit productie A zijdens [partij A] c.s.) blijkt onvoldoende dat partijen een regeling tegen finale kwijting zijn overeengekomen, en er is nadien ook niet naar gehandeld. In het hierna volgende zal de kantonrechter daarom inhoudelijk ingaan op de over en weer ingestelde (schade-)posten.
4.3.
In conventie
Het door [partij A] c.s. gevorderde bedrag van € 24.316,37 bestaat uit de volgende posten, die aan de hand van het daartegen gevoerde verweer van [partij B] zullen worden besproken en beoordeeld.
Bij dagvaarding vorderde [partij A] c.s. een bedrag van € 12.379,00 bestaande uit de volgende posten:
- levering en montage TIZ design wastafel, kosten hiervan verrekend met het bij [partij B] openstaande bedrag van € 2.298,90;
- vervanging bovenplaat meubel onder wasbak, € 1.500,00;
- afkitten pantry woonkamer, pantry sauna, € 25,00;
- plaatsen rubber afdichtingsprofiel en vastzetten plinten, € 150,00;
- twee kasten hebben geen gelijke afstand tot het plafond, € 4.984,00;
- twee boorgaten in kastenwand slaapkamer, € 1.200,00;
- barst in de smetstrook, € 1.200,00;
- kooklucht wordt niet of onvoldoende afgezogen, € 1.900,00;
- scharnieren niet in kleur van het fineer of in kleur spuitwerk, € 2.500,00;
- stangen in kast slaapkamer niet zwart gemoffeld staal, € 120,00.
De kantonrechter constateert dat de som van deze bedragen € 1.200,00 hoger is dan het gevorderde bedrag van € 12.379,00.
[partij A] c.s. heeft de vordering vermeerderd met € 11.937,37 in verband met de posten:
- parket bij trap, € 1.057,00;
- muren bij de trap beschadigd, € 1.000,87;
- levering en montage blad pantry coffeecorner, € 3.025,00;
- twee dagen begeleiding en schoonmaken bij herhaald plaatsen kwartsietplaten, € 3.200,00;
- 2% van de totale som voor reservering toekomstige klachten, € 3.654,50.
[partij A] c.s. heeft haar vordering gematigd voor zover deze boven de € 25.000,00 zou komen, in verband met de bevoegdheid van de kantonrechter.
4.4.
levering en montage TIZ design wastafel
Tot de werkzaamheden van [partij B] behoorde onder meer het leveren en monteren van een TZ design wastafel in de badkamer. Boven de wastafel bevinden zich in de muur twee kranen met een bepaalde positie en lengte. [partij B] heeft daarvan tekeningen van een derde, Installatiebedrijf [bedrijf 2] , ontvangen, over de positie en de lengte. Direct na montage van de wastafel bleek dat het water uit de kranen over de rand van de wastafel loopt, van de rand van de wastafel op het daar onder staande meubel en daarna op de tegelvloer.
Volgens [partij A] c.s. is [partij B] op dit punt tekortgeschoten, [partij B] wist van de specificaties en wist of behoorde te weten welk type wasbak (lengte/breedte/diepte) benodigd was voor een normale afvloeiing van het water. De maat van 45 mm op de tekeningen van [bedrijf 2] ziet op het inbouwdeel van de kranen, niet op een diepte van de wastafel van 450 mm. Er is geen (op maat gemaakte) wasbak geplaatst die voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden, een wasbak waarbij het water uitsluitend wegloopt via de twee sifons.
[partij A] c.s. heeft uiteindelijk (buiten [partij B] om) een nieuwe, bredere en diepere TZ design wastafel besteld en laten monteren. De kosten daarvan, € 1.815,00 incl. btw, vermeerderd met 8 arbeidsuren a € 60,00 per uur incl. btw zijn verrekend met het bij [partij B] nog openstaande bedrag van € 2.298,90.
Volgens [partij B] heeft zij gehandeld volgens de breedtemaat die zij doorgegeven heeft gekregen en staat art. 12 van de algemene voorwaarden aansprakelijkheid van [partij B] op dit punt in de weg. [partij B] heeft de werktekening van [bedrijf 2] met bijbehorende maatvoeringen overgenomen uit de AutoCAD tekening van de architect van [partij A] , [bedrijf 3] . Daaruit blijkt dat de wastafel zoals ingetekend door [bedrijf 2] een breedte heeft van 446,5 mm. Deze afmeting heeft [partij B] afgerond op 450 mm en conform instructie van [partij A] c.s. overgenomen. Het niet functioneren van de wastafel is niet aan [partij B] te wijten.
De kantonrechter is van oordeel dat [partij B] niet aansprakelijk is voor deze schadepost en de gevolgschadepost die ziet op het onder de wastafel gelegen meubel. [partij B] heeft immers volgens instructie van [partij A] c.s. gehandeld naar de tekening van [bedrijf 2] . In de AutoCAD tekening van de architect staat een maatvoering van 446,5686, waarop [partij B] een maat van 450 mm heeft aangehouden in haar definitieve tekening. De instructie/ tekening vermeldt niets over een bepaalde afwijkende diepte in het model van de wastafel “ [model] ”. Onder deze omstandigheden treft [partij B] geen verwijt, gelet op art. 12 van de algemene voorwaarden, waarin kort gezegd staat dat [partij B] niet verantwoordelijk is voor een voor de opdrachtgever door derden uitgewerkt ontwerp, inclusief de specificatie van de gegeven maten en materialen.
Deze post van € 2.298,90, zal daarom worden afgewezen, net als de post gevolgschade van
€ 1.500,00 (vervanging bovenplaat meubel onder wasbak). De verrekening met het bij [partij B] openstaande bedrag van € 2.298,00 heeft dus onterecht plaatsgevonden.
4.5.
afkitten pantry woonkamer, pantry sauna
[partij A] c.s. heeft een derde kitwerk laten doen dat volgens [partij A] c.s. tot de werkzaamheden van [partij B] behoorde. Volgens [partij B] mochten zijn monteurs het betreffende kitwerk niet doen. De kantonrechter zal deze kleine post afwijzen. Of het nu werkzaamheden van [partij B] waren of niet, [partij A] c.s. heeft op dit punt geen schade geleden omdat zijn vaste kitter het kitwerk heeft gedaan en er niets voor betaald wilde hebben.
De post van € 25,00 wordt dus afgewezen.
4.6.
plaatsen rubber afdichtingsprofiel en vastzetten plinten
Volgens [partij A] c.s. moeten er nog rubberen afdichtingsprofielen worden geplaatst bij diverse plinten. De plinten zitten los en dienen te worden vastgezet. Niet alle werkzaamheden staan in een opdrachtbevestiging, verondersteld mag worden dat plinten ter plaatse van pantry’s waar dat nodig is worden afgewerkt met een rubber profieltje. [partij A] c.s. begroot deze post op € 150,00 incl. btw.
Volgens [partij B] is het plaatsen van rubberen afdichtingsprofielen niet overeengekomen en niet opgenomen in de opdrachtbevestiging. Kitwerk mocht zij niet doen en is door een gespecialiseerd bedrijf gedaan. [partij B] is deze kosten niet verschuldigd.
De kantonrechter is met [partij A] c.s. van oordeel dat van [partij B] verwacht mag worden rubberen afdichtingsprofielen aan te brengen daar waar nodig, gelet op het afwerkingsniveau dat [partij A] c.s. op grond van de hele opdracht en de afgesproken prijzen mag verwachten, ook al staat daarover in de opdrachtbevestiging niets. Omdat [partij A] c.s. deze schadepost niet heeft gespecificeerd zal de kantonrechter voor de afdichtingsprofielen schattenderwijs een bedrag van € 100,00 toewijzen.
4.7.
twee kasten hebben geen gelijke afstand tot het plafond
Volgens [partij A] c.s. hebben de twee kasten in de wasruimte geen gelijke afstand tot het plafond en loopt een deur tegen het daarna geplaatste plafondrozet. De hoogte van de kasten moet opnieuw op gelijke positie bepaald worden middels een nieuw framewerk en nieuwe deuren/panelen, en de kosten daarvan worden begroot op € 4.984,00, aldus [partij A] c.s.
[partij B] stelt dat [partij A] c.s. voorafgaand aan de bouw van de kasten geen mededelingen heeft gedaan met betrekking tot de rozetten. Dat de kastdeuren van één kast nu tegen de later geplaatste rozetten zou komen is te wijten aan [partij A] c.s. Uit de door [partij A] c.s. overgelegde foto’s blijkt niet dat de deur tegen het rozet aanloopt. [partij B] betwist ook de hoogte van het schadebedrag, Als een kastdeur al enkele millimeters te lang zou zijn kan dat eenvoudig ingekort worden. Het installeren van een nieuw framewerk is volstrekt onnodig.
De kantonrechter neemt op basis van de foto’s van [partij A] c.s. (productie 11 bij de dagvaarding) aan dat er inderdaad sprake is van enig hoogteverschil bij de deuren van de kast. [partij A] c.s. mag op basis van de overeenkomst verwachten dat de kastdeuren overal ongeveer even hoog zijn, er zal hier dus enig herstelwerk uitgevoerd moeten worden. Met [partij B] is de kantonrechter van oordeel dat [partij A] c.s. onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hiervoor het frame opnieuw gemaakt moet worden, ook gelet op de minimale afwijkingen. De kantonrechter zal de kosten van de werkzaamheden schatten en naar redelijkheid een bedrag van € 500,00 toewijzen.
4.8.
twee boorgaten in kastenwand slaapkamer
[partij A] c.s. vordert een bedrag van € 1.200,00 incl. btw in verband met twee boorgaten in de kastenwand in de slaapkamer. [partij B] stelt dat de boorgaten niet zijn gemeld tijdens de oplevering en toen dus nog niet aanwezig waren. Het is gelet op het tijdsverloop aannemelijk dat de gaten door [partij A] c.s. zelf of een derde zijn geboord. [partij B] betwist ook de hoogte van de schade, de gevorderde € 1.200,00 is niet door [partij A] c.s. onderbouwd.
De kantonrechter neemt op basis van de foto, overgelegd als productie 12 bij de dagvaarding, aan dat er twee boorgaten zichtbaar zijn aan de binnenzijde van de kast in de slaapkamer. Omdat het de binnenzijde betreft is het aannemelijk dat deze niet direct zijn ontdekt bij de oplevering. Het is niet gebleken dat een derde, anders dan [partij B] , werkzaamheden heeft uitgevoerd aan de kast zodat het aannemelijk is dat de boorgaten door [partij B] zijn gemaakt. De kantonrechter zal voor deze post ook een bedrag voor herstel schatten en wel op € 200,00.
4.9.
barst in de smetstrook
[partij A] c.s. vordert een bedrag van € 1.200,00 incl btw in verband met een barst in de smetstrook, die voor de derde keer is geleverd door Grillo. Grillo heeft aangegeven wel een nieuwe smetstrook te willen plaatsen, maar zij doet dat niet omdat zij nog geld tegoed heeft van [partij B] . [partij A] c.s. verzoekt om een nieuwe smetstrook te leveren en te plaatsen.
[partij B] stelt dat de geleverde kwartsiet platen door [partij A] c.s. zelf zijn uitgekozen in de showroom van Grillo en dat [partij B] daar geen rol in heeft gehad. Dat de smetstrook in de pantry een scheur vertoont, is niet te wijten aan [partij B] . Volgens [partij B] is de geconstateerde scheur inherent aan het toegepaste materiaal. Grillo zelf omschrijft kwartsiet als “een hard, kras vast en open materiaal, in het materiaal bevinden zich natuurlijke scheurtjes en putjes, welke typerend zijn voor graniet/kwartsiet”. [partij A] c.s. heeft de kwartsietplaat zelf uitgekozen in de showroom van Grillo en hij heeft akkoord gegeven op de door Grillo voorgestelde zaagindeling, aldus [partij B] .
De kantonrechter neemt op basis van de foto (productie 13 bij de dagvaarding) van [partij A] c.s. aan, dat dit niet aan de te stellen eisen voldoet en dust hersteld/vervangen moet worden. Grillo is bereid om kosteloos een nieuwe smetstrook te leveren maar zij doet dat blijkbaar niet zo lang zij nog geld tegoed heeft van [partij B] . Dat is een omstandigheid in de risicosfeer van [partij B] . De kantonrechter zal ook voor deze post een schadebedrag schatten voor vervanging en montage, een bedrag van € 1.000,00.
4.10.
kooklucht wordt niet of onvoldoende afgezogen
[partij A] c.s. heeft geconstateerd dat de kooklucht niet of onvoldoende wordt afgezogen. Volgens producent Gaggenau functioneert de apparatuur op zich goed, maar werkt het door [partij B] geleverde en geïnstalleerde plasmafilter niet of onvoldoende, in combinatie met de gevraagde afzuigcapaciteit. [partij A] c.s. wil het plasmafilter vervangen door een Gaggenau product, kosten € 1.900,00 incl btw.
[partij B] heeft ook deze post betwist. [partij A] c.s. heeft de geplaatste keukenapparatuur zelf uitgekozen bij [bedrijf 4] B.V. [partij B] heeft de apparatuur vervolgens in opdracht van [partij A] c.s. besteld. [partij B] betwist ook dat de geïnstalleerde plasmafilter verantwoordelijk is voor het onvoldoende afzuigen van kooklucht. De woning van [partij A] c.s. heeft een open keuken, verbonden met de woonkamer, de entree van de woning en een vide. [partij B] schat in dat deze ruimte een gezamenlijk inhoud heeft van meer dan 1000m3 en het is dan ook aannemelijk dat [partij A] c.s. een afzuigsysteem met onvoldoende afzuigcapaciteit heeft aangekocht bij [bedrijf 4]. [partij B] is in elk geval niet verantwoordelijk. De werkvoorbereider van [partij B] heeft nog contact gehad met [partij A] c.s. over de recirculatiesystemen van Gaggenau en op enig moment heeft [partij A] c.s. gemaild: “
Discussie kan worden gesloten. Geen van onderstaande systemen. Het moet het Gaggenau plasma filter worden zoals reeds aangegeven. [bedrijf 4] weet er van, hgr.”
[partij B] heeft vervolgens dat plasmafilter geïnstalleerd. [partij B] doet een beroep op artikel 12 van haar algemene voorwaarden waarin onder meer staat dat de opdrachtnemer niet verantwoordelijk is voor een door derden uitgewerkt ontwerp, en alleen verantwoordelijk is voor de juiste montage. [partij B] is niet verantwoordelijk als de opdrachtgever een bepaald merk of behandeling van materialen heeft voorgeschreven, zoals hier.
De kantonrechter is van oordeel dat [partij B] terecht een beroep doet op haar algemene voorwaarden en dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor dit gebrek. [partij B] heeft gedaan wat van haar werd gevraagd, het is [partij A] c.s. zelf die de betreffende apparatuur uitdrukkelijk heeft voorgeschreven. Deze post wordt daarom afgewezen.
4.11.
scharnieren niet in kleur van het fineer of in kleur spuitwerk
[partij A] c.s. stelt dat alle panelen, deuren, kasten en draaiende delen zijn uitgevoerd in fineer (moeraseiken) of op kleur gespoten, behalve de scharnieren, die zijn uitgevoerd in blank staal. [partij A] c.s. stelt dat zij mocht verwachten dat bij deze opdracht de scharnieren in de kleur van het fineer of de kleur van het spuitwerk zou worden uitgevoerd, zoals ook mondeling afgesproken en passend bij een dergelijke opdracht van kwalitatief hoogwaardig niveau. De geraamde kosten voor het verwijderen van de bestaande scharnieren en het aanbrengen van nieuwe scharnieren wordt begroot op € 2.500,00 incl btw.
[partij B] heeft deze post betwist. Scharnieren zijn altijd standaard uitgevoerd in metaalkleur. Bij wijze van uitzondering worden sporadisch gekleurde scharnieren toegepast, dit betreft echter meerwerk ten opzichte van de door [partij A] c.s. aan [partij B] verstrekte opdracht. In de opdrachtbevestiging staat niet vermeld dat alle scharnieren in de kleur van het fineer of het spuitwerk uitgevoerd zouden worden. [partij A] c.s. heeft hier niet om verzocht. De omlijsting van de gashaard in zwart staal was meerwerk. Ook de hoogte van deze schadepost wordt betwist.
De kantonrechter is van oordeel dat deze post moet worden afgewezen. [partij B] heeft gemotiveerd gesteld dat standaard de scharnieren altijd in metaalkleur worden geleverd en gemonteerd en uit niets blijkt dat niet-standaard scharnieren zijn besproken of overeengekomen. Dat het bij opdrachten als deze gebruikelijk is niet-standaard gekleurde scharnieren te gebruiken is door [partij A] c.s. niet onderbouwd.
4.12.
stangen in kast slaapkamer niet zwart gemoffeld staal
[partij A] c.s. stelt dat in alle kledingkasten de ronde stangen waar de kleding aan hangt zijn uitgevoerd in zwart gemoffeld staal, met uitzondering van “kast slaapkamer, 2x dakkapel” en [partij A] c.s. begroot deze kostenpost, het aanbrengen van een nieuwe stang en uiteinden, op € 120,00.
[partij B] heeft gesteld dat de betreffende stangen geen onderdeel waren van de aan [partij B] verstrekte opdracht, zoals opgenomen in de opdrachtbevestiging van 10 januari 2023. Monteurs van [partij B] hebben op aandringen van [partij A] c.s. de betreffende stangen geplaatst en dat betreft meerwerk. Als de gemonteerde stangen niet de gewenste stangen zouden zijn had [partij A] c.s. dat moeten melden en dat heeft [partij A] c.s. niet gedaan.
De kantonrechter wijst ook deze post af. De opdrachtbevestiging vermeldt op vervolgblad 12, over de slaapkamerkast, dat kasten worden voorzien van RVS roedestangen. Op grond waarvan [partij B] gehouden zou zijn roedes van zwart gemoffeld staal aan te brengen is niet duidelijk geworden.
4.13.
parket bij trap
[partij A] stelt dat [partij B] op de betontrappen parket heeft aangebracht dat vervangen moest worden. Daarbij heeft [partij B] parket van [partij A] c.s. zelf gebruikt. [partij B] heeft hier wel een waarde van € 1.000,00 aan toegekend, maar de inkoopprijs voor 12m2 parket bedraagt € 2.057,00, zodat [partij A] c.s. nog te vorderen heeft een bedrag van € 1.057,00.
Volgens [partij B] moet ook deze post worden afgewezen. Het bedrag voor parket is al in mindering gebracht op factuur [factuurnummer]. Dit wordt ook bevestigd door productie A van [partij A] c.s. De parketvloer voor de andere trap is door [partij B] zelf besteld en betaald.
De kantonrechter wijst deze post af omdat [partij A] c.s. onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [partij B] parket van [partij A] c.s. heeft gebruikt voor beide trappen, gelet op de brief van 5 juni 2024 (productie 12 conclusie van antwoord [partij B] ).
4.14.
muren bij de trap beschadigd
Volgens [partij A] c.s. zijn bij de vervanging van de traptreden en stootborden van de twee betontrappen de opgaande muren door [partij B] beschadigd. De beschadigingen zijn hersteld door de schilder van [partij A] c.s. De eerste factuur van de schilder van € 2.253,47 is door [partij B] voldaan middels verrekening. De tweede factuur van de schilder (voor de tweede trap) bedraagt € 2.000,87 incl btw. [partij B] heeft deze schade gesteld op
€ 1.000,00 maar de werkelijke kosten waren € 2.000,87 zodat resteert € 1.000,87.
Volgens [partij B] moet de post worden afgewezen. Zij heeft reeds een bedrag van
€ 2.253,47 betaald middels verrekening en voor de overige werkzaamheden € 1.000,00 begroot. Uit de factuur van de schilder blijkt niet dat deze kosten zagen op de tweede trap. Volgens [partij B] heeft zij zelfs méér dan de daadwerkelijke kosten vergoed.
De kantonrechter wijst deze post af omdat, gelet op het verweer aan de zijde [partij B] , onvoldoende aannemelijk is geworden dat de totale schilderkosten hoger waren dan het al vergoede bedrag van € 3.253,47. [partij B] wijst terecht op het feit dat de factuur van 16-09-2024 of 03-07-2024, productie J, niet is gespecificeerd en niet bekend is of deze werkzaamheden zien op alleen de tweede trap. Het is [partij A] c.s. die dit voldoende aannemelijk moet maken en dat heeft hij niet gedaan.
4.15.
levering en montage blad pantry coffeecorner
Deze post houdt verband met de post “barst in de smetstrook” onder 4.9.
De kantonrechter begrijpt deze post van [partij A] c.s. zo, dat [partij A] c.s. stelt dat, als zij de smetstrook elders moet bestellen, dan ook overige delen vervangen moeten worden in verband met (kleur)verschil. Daarom vordert [partij A] c.s. aanvullend een bedrag van
€ 3.025,00.
Het verweer van [partij B] komt er op neer dat zij een en ander niet goed kan volgen.
De kantonrechter wijst deze post af. Onder 4.9 heeft [partij A] c.s. een bedrag van € 1.000,00 toegekend gekregen voor de smetstrook en die kan zij laten vervangen door Grillo. [partij A] c.s. heeft onvoldoende uitgelegd dat er dan nog meer schade bestaat.
4.16.
twee dagen begeleiding en schoonmaken bij herhaald plaatsen kwartsietplaten
[partij A] c.s. vordert een bedrag van € 3.200,00 voor veroorzaakte schade in verband met het kookeiland. Er zijn tot drie keer toe kwartsietplaten geleverd, pas na de derde levering was het goed. [partij A] c.s. heeft 2x8 uur moeten begeleiden en schoonmaken en dat tegen een uurtarief van € 200,00, samen € 3.200,00.
[partij B] betwist een vergoeding te zijn verschuldigd. Het probleem lag bij Grillo dan wel [partij A] c.s. zelf en de hoeveelheid uren en het tarief worden ook betwist.
De kantonrechter wijst ook deze post af. Dat er tot drie keer geleverd moet worden zorgt voor ongemak, zoveel is wel duidelijk, maar [partij A] c.s. kan niet achteraf tegen een niet overeengekomen uurtarief 16 uren voor “begeleiding en schoonmaken” in rekening brengen. De grondslag daarvoor is te vaag.
4.17. 2%
2% van de totale som voor reservering toekomstige klachten
[partij A] c.s. wenst alvast toekenning van een bedrag van € 3.654,50 in verband met toekomstige klachten. [partij A] c.s. vermoedt dat [partij B] toekomstige klachten niet onder garantie gaat herstellen.
[partij B] stelt dat de garantietermijn al is verstreken en [partij A] c.s. schade vordert die niet bestaat en waarvan onzeker is of die schade zich ooit zal voordoen. Bovendien dient [partij A] c.s. [partij B] in de gelegenheid te stellen herstelpunten zelf te herstellen.
De kantonrechter wijst deze post af omdat een dergelijke borg niet is overeengekomen en van enige schade niet is gebleken.
4.18.
conclusie in conventie
Gelet op het voorgaande zal in conventie worden toegewezen een bedrag van (€ 100,00 +
€ 500,00 + € 200,00 + 1.000,00=) € 1.800,00.
4.19.
[partij B] heeft in reconventie gevorderd een bedrag van € 22.916,41 bestaande uit de volgende posten:
- onbetaalde facturen, € 2.298,90 met rente € 246,24 en buitengerechtelijke kosten € 381,77;
- wijzigingen werktekeningen, € 13.200,00;
- meerwerk, € 6.789,50.
Deze posten zullen hiernavolgend worden beoordeeld aan de hand van het daartegen gevoerde verweer van [partij A] c.s.
4.20.
onbetaalde facturen en rente en kosten
[partij A] c.s. heeft op zich niet betwist dat er van de aanneemsom nog openstond een bedrag van € 2.298,90, zij stelt dit bedrag te hebben verrekend met door [partij A] c.s. geleden schade bij de post TIZ design wastafel. Zoals in 4.4. is overwogen was deze verrekening onterecht. In reconventie wordt dit bedrag daarom toegewezen. [partij B] maakt aanspraak op contractueel overeengekomen rente van 1% per maand. Deze post wordt afgewezen omdat dit beding als oneerlijk wordt aangemerkt. De overeenkomst is met [partij A] c.s. als consument gesloten. De kantonrechter moet (ambtshalve) beoordelen of het rentebeding moet worden aangemerkt als oneerlijk. De bedongen rente van 1% per maand is meer dan de huidige wettelijke rente voor consumententransacties en zelfs meer dan de wettelijke rente voor handelstransacties. Het rentebeding is onevenredig hoog en daarom oneerlijk. Het beding wordt vernietigd. De subsidiair gevorderde wettelijke rente wordt eveneens afgewezen, omdat na vernietiging van een oneerlijk rentebeding geen aanspraak kan worden gemaakt op een bepaling van aanvullend recht zoals art. 6:119 BW.
De door [partij B] gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, alleen al omdat niet is voldaan aan de wettelijke eisen (art. 6:96 lid 6 BW).
4.21.
wijzigingen werktekeningen
[partij B] wijst er op dat volgens de opdrachtbevestiging aan [partij A] c.s. werktekeningen eenmaal kosteloos worden aangepast en dat voor extra wijzigingen kosten in rekening worden gebracht. [partij B] doet dat nu alsnog. De kosten van het wijzigen van een werktekening bedragen € 300,00 en er zijn 44 wijzigingen geweest. [partij B] vordert in reconventie daarom een bedrag van € 13.200,00.
[partij A] c.s. heeft betwist deze post te zijn verschuldigd. [partij A] c.s. betwist het aantal werktekeningen en vindt het vreemd dat nu alsnog aanspraak wordt gemaakt op bedragen voor wijziging van werktekeningen zonder dat [partij A] c.s. daar ooit opdracht voor heeft gegeven.
De kantonrechter zal deze post afwijzen. [partij B] heeft ten tijde van de wijzigingen [partij A] c.s. niet op de hoogte gebracht van het in rekening brengen van kosten, zodat [partij A] c.s. hiermee rekening konden houden. [partij B] brengt ook niet eerder dan in deze procedure de bedragen in rekening. Zoals [partij A] c.s. niet achteraf kan aankomen met uren voor schoonmaak etc. (zie 4.16.) zo kan [partij B] niet jaren na dato aankomen met deze bedragen. [partij B] heeft deze rechten verwerkt.
4.22.
meerwerk
[partij B] stelt meerwerk te hebben verricht voor een bedrag van € 6.789,50.
Dit bedrag bestaat uit de posten meerwerk aan het aanrechtblad (€ 3.500,00), zwarte omlijsting gashaard (€ 415,00), stangen (€ 120,00) en zes lades in de slaapkamer maken
(€ 2.754,50).
4.23.
aanrechtblad
[partij B] stelt dat volgens het oorspronkelijke ontwerp het aanrechtblad een dikte zou hebben van 20 mm. Dat bleek later te dun. De dikte van het aanrechtblad is gewijzigd naar 30 mm met als gevolg dat een zwaardere constructie gemaakt moest worden om het zwaardere blad te kunnen dragen. De tekeningen van de nieuwe constructie zijn aan [partij A] c.s. voorgelegd en die heeft ze akkoord bevonden. De kosten van dit meerwerk bedragen € 3.500,00.
[partij A] c.s. betwist opdracht voor meerwerk te hebben gegeven. Afgesproken was een blad van 20 mm dikte en Grillo en [partij B] hebben zelf gekozen voor een blad van 30 mm. [partij A] c.s. is daarvoor niet aansprakelijk. Er is ook geen specificatie of onderbouwing van het bedrag bijgevoegd.
De kantonrechter ziet aanleiding deze post deels toe te wijzen. Afgesproken was het leveren en plaatsen van een blad van 20 mm dik. Gelet op het feit dat het natuursteen betreft met een bepaalde maattolerantie was de eerste levering een blad van 16 mm dik en daarmee te dun voor gebruik als blad. Om er zeker van te zijn dat een nieuw blad wel geschikt zou zijn is met leverancier Grillo gesproken over een blad van 30 mm. Onder deze omstandigheden is het logisch en begrijpelijk dat [partij B] , die de dragende constructie zou maken, daaraan aanpassingen heeft moeten doen, waarmee kosten zijn gemoeid. [partij A] c.s. is daarbij ook betrokken geweest. De kantonrechter zal deze kostenpost naar redelijkheid schatten op een bedrag van € 1.750,00.
4.24.
zwarte omlijsting gashaard
Volgens [partij B] werd de gashaard van [partij A] c.s. geleverd zonder frame. Op verzoek van [partij A] c.s. heeft [partij B] een frame voor de gashaard ontworpen en geïnstalleerd. [partij B] vordert in verband daarmee een bedrag van € 415,00.
Volgens [partij A] c.s. vallen deze werkzaamheden gewoon onder de verplichtingen uit de overeenkomst, het betreft daarom geen meerwerk.
De kantonrechter zal deze post afwijzen. [partij A] c.s. heeft er op gewezen dat deze werkzaamheden zaten inbegrepen in de opdracht en hij heeft daarbij verwezen naar zijn productie II. Uit die tekening en correspondentie leidt de kantonrechter af dat er voor het tekenen van de overeenkomst is gesproken over de bekleding van de gashaardombouw en ook op de tekening is al een zwarte rand rond de gashaard zichtbaar. Hiertegenover heeft [partij B] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze werkzaamheden niet in de opdracht zaten en moeten worden beschouwd als meerwerk.
4.25.
stangen
Volgens [partij B] zijn de stangen die [partij A] c.s. bedoelt in 4.12. ook meerwerk, waarvoor [partij A] c.s. nog moet betalen. [partij A] c.s. heeft dat betwist. Volgens [partij A] c.s. horen alle stangen in de woning tot de opdracht.
De kantonrechter heeft in 4.12. al overwogen dat in de opdrachtbevestiging staat dat de kasten in de slaapkamer worden voorzien van RVS stangen. Deze post zit dus blijkbaar in de overeenkomst inbegrepen en betreft geen meerwerk. Deze post wordt daarom afgewezen.
4.26.
zes lades in de slaapkamer
Volgens [partij B] zijn zes binnenliggende lades in opdracht van [partij A] c.s. gefabriceerd en geïnstalleerd door [partij B] , terwijl deze lades niet zijn opgenomen in de opdrachtbevestiging van 10 januari 2023. Dit betreft meerwerk van € 2.754,50.
[partij A] c.s. stelt dat ook hier geen sprake is van meerwerk en hij verwijst hierbij naar de tekening (productie JJ) waarop al zes lades staan.
De kantonrechter is van oordeel dat gelet op productie JJ onvoldoende vast staat dat het meerwerk betreft en geen onderdeel van de overeenkomst. Op de tekening staan immers inderdaad al zes lades. Deze post wordt ook afgewezen.
4.27.
conclusie in reconventie
In reconventie is gelet op de diverse posten toewijsbaar (€ 2.298,90 + € 1.750,00=)
€ 4.048,90.
4.28.
proceskosten
Gelet op de uitkomst van de procedure, beide partijen zijn in conventie en in reconventie deels in het (on-)gelijk gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie:
5.1.
veroordeelt [partij B] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [partij A] c.s. te betalen een bedrag van € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag waarop alles voldaan is,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in reconventie:
5.5.
veroordeelt [partij A] c.s. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [partij B] te betalen een bedrag van € 4.048,90,
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.