In deze zaak heeft de bewindvoerder verzet aangetekend tegen een eerder vonnis dat op 3 juni 2025 bij verstek was gewezen tussen de gedaagden en de betrokkene. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden grote administratieve fouten hebben gemaakt, waaronder het dagvaarden van de verkeerde persoon en het niet raadplegen van de openbare registers. Hierdoor is de betrokkene, die de bewindvoerder vertegenwoordigt, de dupe geworden van deze fouten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bewindvoerder terecht in verzet is gekomen en heeft haar volledig in het gelijk gesteld. De gedaagden zijn als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 813,00. Tevens is de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter heeft het eerdere vonnis vernietigd en de betrokkene ontheven van de veroordelingen die in dat vonnis waren uitgesproken.