ECLI:NL:RBOVE:2025:6185

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
08.204232.25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging van een bankmedewerkster met een nepwapen

Op 23 oktober 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 56-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor bedreiging van een bankmedewerkster. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 9 oktober 2025, waar de officier van justitie de verdachte beschuldigde van het plegen van een poging tot overval op de Rabobank in Zwolle op 4 juli 2025. De verdachte had een briefje overhandigd aan de bankmedewerkster met de tekst 'I have a gun, give your money', maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat hij het oogmerk had om geld te verkrijgen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primaire aanklacht van afpersing, maar achtte de subsidiaire aanklacht van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wel bewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, evenals met het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor een soortgelijk feit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.204232.25 (P)
Datum vonnis: 23 oktober 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. E.W.B. van Twist, advocaat in Dordrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd de Rabobank te overvallen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 4 juli 2025 te Zwolle
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van
een geldbedrag, in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan
Rabobank (vestiging: [adres] ), in elk geval aan die Rabobank en/of een derde
toebehoorde(n)
- naar de balie (waarachter die [slachtoffer] zich bevond) is gelopen en/of
- op de balie een briefje heeft neergelegd en/of
- voornoemd briefje aan die [slachtoffer] heeft getoond met daarop de tekst: 'I have a
gun, give your money', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2025 te Zwolle
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] een briefje te overhandigen met daarop de woorden: "I have a gun, give your money", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit vanwege het ontbreken van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling en van (voorwaardelijk) opzet op de afgifte van geld. Ten aanzien van het subsidiaire feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Om te komen tot een bewezenverklaring van afpersing is vereist dat kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dat oogmerk heeft gehad. Verdachte heeft meteen na zijn aanhouding verklaard dat hij een ander oogmerk dan het delictsoogmerk heeft gehad, namelijk dat hij zou worden aangehouden en dat hij terug wilde naar de gevangenis voor zijn medische behandeling. De rechtbank kan op basis van het dossier ook vaststellen dat het niet de bedoeling van verdachte was om geld te krijgen en dat toe te eigenen. Getuige [slachtoffer] , bankmedewerkster, heeft verklaard dat verdachte, na het overhandigen van een briefje met de tekst “I have a gun give me money”, is gaan zitten en om een glaasje water heeft gevraagd. Getuige [getuige 1] , bankmedewerkster, heeft verklaard dat verdachte tegen twee andere bezoekers zei dat zij weg moesten gaan omdat de politie zou komen. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte, na het overhandigen van een briefje, aan een tafel ging zitten en om zich heen keek. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat verdachte na het overhandigen van het briefje niet verder heeft gedreigd met geweld en dat hij geen aanstalten heeft gemaakt om geld in ontvangst te nemen, maar rustig heeft gewacht op de komst van de politie. De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden evenmin af dat verdachte kon en moest begrijpen dat de bank daadwerkelijk geld zou afgeven.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • het procesverbaal van getuige [slachtoffer] van 4 juli 2025, pagina 21;
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 oktober 2025.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 juli 2025 te Zwolle
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] een briefje te overhandigen met daarop de woorden: "I have a gun, give your money".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf van niet langere duur moet worden opgelegd dan de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een bankmedewerkster. Hij heeft hiermee angst veroorzaakt bij medewerkers van de bank. Daarbij ontstaan ookgevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 4 augustus 2025. Hieruit blijkt dat verdachte op 5 juni 2025 door de rechtbank Amsterdam is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit; deze veroordeling is nog niet onherroepelijk. Verdachte heeft verklaard dat dit niet de eerste keer was dat hij dit heeft gedaan, zodat de rechtbank dat wel in zijn nadeel meeweegt
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de reclasseringsrapportage van het Leger des Heils van 22 september 2025. De reclassering heeft beschreven dat verdachte geen huisvesting heeft en geen recht heeft op sociale voorzieningen in Nederland. Er zijn aanwijzingen voor psychotische ontregeling en stemmingsinstabiliteit bij verdachte. Er is een zorgmachtiging-traject ingezet, maar dat is beëindigd na een negatief advies. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht het risico te beperken. De reclassering adviseert daarom om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De strafoplegging
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat het passend en geboden is om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De voorlopige hechtenis is opgeheven met ingang van 13 oktober 2025. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.

7.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Metgod, voorzitter, mr. BT.C. Jordaans en mr. J. de Ruiter, rechters, in tegenwoordigheid van V. Harmsen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2025315762. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.