ECLI:NL:RBOVE:2025:6186

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
08.297415.24 en 08.230980.25 (ttz. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk brand stichten met levensgevaar en vernieling van goederen in seniorenflat

Op 23 oktober 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan opzettelijk brand stichten en vernieling. De verdachte, geboren in 1954 in Zuid-Afrika, heeft op 17 september 2024 brand gesticht in zijn woning in een seniorenflat te Zwolle, waarbij levensgevaar voor andere bewoners en schade aan goederen is ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een stapel papier, overgoten met terpentine, in brand heeft gestoken, terwijl er andere bewoners in de flat aanwezig waren. De brand heeft geleid tot rookontwikkeling die de centrale gang vulde, waardoor evacuatie van andere bewoners noodzakelijk was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, woningbouwvereniging deltaWonen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de medebewoners zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.297415.24 en 08.230980.25 (ttz. gev.) (P)
Datum vonnis: 23 oktober 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1954 in [geboorteplaats] (Zuid-Afrika),
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.L. L'Homme, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij deltaWonen door mevrouw [slachtoffer] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08.297415.24
in zijn woning, gelegen in een wooncomplexbrand heeft gesticht waardoor levensgevaar voor andere bewoners en gevaar voor goederen is ontstaan;
parketnummer 08.230980.25
ruiten van woningbouwvereniging deltaWonen heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08.297415.24
hij op of omstreeks 17 september 2024 te Zwolle
opzettelijk, in een woning, deel uitmakende van een wooncomplex, gelegen aan de
[adres],
brand heeft gesticht door een lucifer, in elk geval open vuur, in aanraking te
brengen met een, met brandbare vloeistof (terpentine) overgoten, stapel
papier/kranten,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de inventaris van en/of de woning waarin
de brandhaard zich bevond en/of de aangrenzende woning(en), en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de in het wooncomplex aanwezige (slapende) bewoners,
te duchten was;
parketnummer 08.230980.25
hij op of omstreeks 14 augustus 2025 te Zwolle
opzettelijk en wederrechtelijk
één of meerdere ruit(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan (woningbouwvereniging) deltaWonen, toebehoorde
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het in de zaak met parketnummer 08.297415.24 ten laste gelegde bestanddeel “levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander” niet kan worden bewezen en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 08.230980.25 ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
parketnummer 08.297415.24
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, zoals deze zijn vermeld in de bijlage bij dit vonnis de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 17 september 2024 heeft verdachte brand gesticht in zijn woning aan de [adres]. Verdachte heeft in de woonkamer terpentine gegoten op een stapel papier en het papier in brand gestoken met een lucifer. De stapel lag op de grond onder een rieten stoel; verdachte deed dat omdat riet makkelijk brandt en rook afgeeft. Ten behoeve van de rook had verdachte ook het raam opengezet. De woonkamer was voorzien van vloerbedekking. In de woonkamer lagen kranten, papieren en dozen op de grond. Naast de brandplek in de woonkamer stonden een stoel en een houten tafel. In de woonkamer bevonden zich nog drie andere stoelen. De woning van verdachte bevindt zich op de vijfde verdieping van een seniorenflat met 110 woningen. Verdachte heeft direct na de brandstichting, omstreeks 5.13 uur, de flat verlaten. Omstreeks 5.35 uur werd de brand door een andere bewoner van de vijfde verdieping gemeld bij de hulpdiensten. Toen de politie de deur van de woning opende, kwam een grote hoeveelheid zwarte rook uit de woning. De politie heeft de vijfde verdieping en daarboven gelegen verdiepingen van het flatgebouw ontruimd vanwege de rookontwikkeling. Eén bewoner van de flat is naar het ziekenhuis vervoerd met ademhalingsproblemen. De brandweer heeft de brand geblust en daarbij kranten en een stoel verplaatst naar het balkon om die te kunnen blussen. Op de muur en het plafond van de woonkamer was rookafzetting zichtbaar. De stuclaag was losgekomen van het plafond.
Gevaar in de zin van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)
Uit het voorgaande volgt dat de brand die verdachte heeft gesticht gevaar voor goederen heeft veroorzaakt. Goederen in de woning van verdachte en de woning zelf zijn immers door de brand beschadigd. Het kan niet anders dan dat voor verdachte ook duidelijk was dat de brand goederen zou beschadigen. De rechtbank ziet zich verder voor de vraag gesteld of de door verdachte gestichte brand ook levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander heeft veroorzaakt. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is hiervoor vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dit gevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest.
Verdachte heeft tijdens de nachtelijke uren brand gesticht in zijn woning. De brand vond plaats op een vloer met vloerbedekking met daarop kranten en dozen en boven en naast de brandhaard stonden stoelen en een tafel. De voor de brand benodigde zuurstof werd toegevoerd door een door verdachte geopend raam. Nadat hij de stapel kranten heeft aangestoken, heeft verdachte de flat verlaten. Verdachte heeft hiermee willens en wetens het risico genomen dat de brand zich in zijn afwezigheid zou uitbreiden. De brand vond bovendien plaats in een seniorenflat, bestaande uit meerdere woonlagen en een groot aantal aaneengeschakelde appartementen, zodat ook het risico bestond op branddoorslag of –overslag naar andere woningen. Tijdens de brand waren bewoners van omliggende woningen, gezien het tijdstip van de brand over het algemeen slapend, in hun woning aanwezig. Deze bewoners, veelal senioren, hadden slechts één vluchtroute: via de centrale gang van de flat waaraan de voordeuren grenzen. Daarbij komt dat niet alleen het vuur zelf, maar ook de daarmee gepaard gaande rookontwikkeling, levensgevaar voor personen kan opleveren. Dat is te meer zo indien deze personen liggen te slapen en daardoor gedurende langere tijd rook inademen. In het pand heeft de rookspreiding een inpandige vluchtweg waardoor het gehele pand in zeer korte tijd volledig onder de rook kan komen te staan. De brand heeft zich zodanig ontwikkeld dat de woning van verdachte vol stond met rook en de centrale gang was gevuld met rook toen de brandweer arriveerde. De brandweer heeft de brand moeten blussen. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat het in de onderhavige zaak naar algemene ervaringsregels ten tijde van de brandstichting voorzienbaar was dat als gevolg van de brand (zowel door het vuur als door de rook) levensgevaar dan wel gevaar zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te duchten was. Dat is des te meer zo nu verdachte wist dat er risico’s waren in de flat wat betreft brandveiligheid; hij heeft immers verklaard dat hij al in 2020 na een brand in de flat tekortkomingen heeft gemeld bij de woningbouwvereniging en de politiek.
Dat verdachte de brand bewust heeft aangestoken onder de brandmelder in zijn appartement, zodat deze zou afgaan, doet hier niet aan af. Verdachte had immers geen invloed op de melding aan de brandweer en de aanrijdtijd van de hulpdiensten, noch op de ontwikkeling van de brand. Dat het vuur en de rook zich niet verder hebben verspreid, is te danken aan een brandmelding door een bewoner van de flat en het ingrijpen van de brandweer.
parketnummer 08.230980.25
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever] namens deltaWonen van 14 augustus 2025, pagina 12;
  • het procesverbaal van verhoor verdachte van 16 augustus 2025, pagina 25.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08.297415.24
hij op 17 september 2024 te Zwolle
opzettelijk, in een woning, deel uitmakende van een wooncomplex, gelegen aan de
[adres], brand heeft gesticht door een lucifer in aanraking te brengen met een, met brandbare vloeistof (terpentine) overgoten, stapel papier/kranten, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de inventaris van en de woning waarin de brandhaard zich bevond en de aangrenzende woningen, en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in het wooncomplex aanwezige (slapende) bewoners,
te duchten was;
parketnummer 08-230980.25
hij op 14 augustus 2025 te Zwolle
opzettelijk en wederrechtelijk ruiten, die aan (woningbouwvereniging) deltaWonen, toebehoorden heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157 en 350 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08.297415.24
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is;
parketnummer 08-230980.25
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een grotendeels voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting. Verdachte heeft ’s nachts brand gesticht in zijn flatwoning en daarna heeft hij zijn woning verlaten. Hierdoor is gevaar ontstaan voor de andere bewoners van de flat. Dat de schade relatief beperkt is gebleven, is te danken aan een oplettende bewoner die de brandweer heeft gealarmeerd. Verdachte heeft de brand gesticht, omdat hij het onterecht vond dat hij zijn woning de volgende dag moest verlaten vanwege overlast, terwijl zijn eigen overlastmeldingen al jaren niet serieus werden genomen. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen gevoelens van frustratie. Brandstichting roept gevoelens van angst en onveiligheid op bij omwonenden. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Daarnaast heeft verdachte zich tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis schuldig gemaakt aan vernieling van ruiten bij het kantoor van de woningbouwvereniging van zijn voormalige woning en daarmee overlast en financiële schade veroorzaakt.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 18 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de pro Justitia-rapportage (hierna: PJrapportage) van 2 oktober 2025, opgesteld door A.C.M. Kleinsman, psychiater. De psychiater heeft beschreven dat er beperkingen in het functioneren van verdachte worden gezien en dat er sprake is van een rigide denkpatroon waarbij verdachte vooral zichzelf belangrijk vindt en niet aan (de gevolgen voor) anderen denkt. Er kan geen diagnose gesteld worden. Een klinisch onderzoek, zorgmachtiging, klinische behandeling of een toezicht door de reclassering worden niet passend of zinvol geacht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 29 september 2025. De reclassering heeft beschreven dat het tijdens een eerder schorsingstoezicht niet is gelukt om een duurzame samenwerking tussen verdachte en de reclassering tot stand te brengen en dat is gebleken dat verdachte zich niet laat bijsturen. De reclassering heeft daarom geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat er geen mogelijkheden zijn om met interventies of toezicht de recidiverisico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
De strafoplegging
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de leeftijd van verdachte (71) en met het feit dat de psychiater beperkingen in zijn functioneren heeft vastgesteld.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat het passend en geboden is om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Stichting deltaWonen heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 20.064,77, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gestelde geleden schade bestaat uit de volgende posten:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08.297415.24:
- schoonmaakkosten: € 3.668,30;
- reparatiekosten: € 15.290,--;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08.230980.25:
- ruit: € 521,50;
- natuursteen: € 584,97.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen wat betreft de schadepost ruit (€ 521,50), te vermeerderen met de wettelijk verschuldigde rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor het overige nietontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij nietontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. De raadsman heeft bepleit dat de vordering ten aanzien van parketnummer 08.297415.24 onvoldoende is onderbouwd en dat nadere onderbouwing een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Ten aanzien van parketnummer 08.230980.25 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering gelet op het late tijdstip van indiening (namelijk pas ter zitting), een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het in de zaak met parketnummer 08.230980.25 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De pas ter terechtzitting opgevoerde schadepost ruit is eenvoudig van aard en levert hierom geen onevenredige belasting van het strafgeding op. Deze post is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 521,50, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de factuur.
De onder de posten schoonmaakkosten, reparatiekosten en natuursteen opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende concreet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. De schadevergoedingsmaatregel heeft namelijk tot doel om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van een schadevergoeding op een dader van een strafbaar feit. Anders dan een natuurlijk persoon, mag een rechtspersoon in beginsel geacht worden zelf de wegen te kennen om een vordering te incasseren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaken met parketnummer 08.297415.24 en 08.230980.25 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.297415.24, het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is;
parketnummer 08-230980.25, het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het in de zaken met parketnummer 08.297415.24 en 08.230980.25 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij deltaWonen toe tot een bedrag van € 521,50;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij deltaWonen (parketnummer 08.230980.25) van een bedrag van € 521,50 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 dagen na de factuurdatum, te weten 26 oktober 2025);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij deltaWonen voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. M.W. Eshuis en mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen van het feit onder parketnummer 08.297415.24.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2024436227. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het procesverbaal van verhoor verdachte van 17 september 2024, pagina 72, 77-78, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Adres : [adres]
A: 1 van de redenen waarom ik vermoed dat Deltawonen zo negatief op mij reageert is omdat ik na de uitslaande brand in 2020 een memo heb verstuurd. Ik denk dat ze het feit dat ik de tekortkomingen in de brandveiligheid heb aangekaart, heeft gemaakt dat ze dachten dat ik erg lastig was.
Vannacht zat ik daar in mn uppie en de mensen die boven woonden waren nog steeds bezig met dat klikapparaat.
V: Dus u heeft papier neergelegd bij de rookmelden en daar heeft u terpentine op gedaan.
A: JA ik heb het papier dichtbij de rookmelder gelegd. Ik had het raam open gedaan zodat de rook richting de rookmelder zou gaan.
V: Waar heeft u het papier met terpentine mee aangestoken?
A: Met een lucifer. Het papier was een stapel oude zwollenaren. Ik dacht, dat spul zal branden.
V: Wat heeft u gedaan nadat u het papier aan had gestoken?
A: Ik heb toen het pand verlaten, want ik dacht je moet toch een kant uit. Ik wilde niet in de rook zitten. Ik heb het niet geblust.
V: Op hoeveel plekken in uw huis heeft u kranten aangetrokken?
A: 1, onder een rietenstoel, want riet brandt en geeft rook af.
2. Het procesverbaal van bevindingen van 17 september 2024, pagina 10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Omstreeks 05.35 uur kregen wij verbalisanten een melding van een brand in een woning aan de [adres] (de rechtbank begrijpt: de [adres]. Op het moment dat wij op de gang liepen roken we een brandlucht en hoorden we het brandalarm afgaan in de woning van nummer [nummer 1]. Collega [verbalisant 1] heeft toen, middels een trap tegen de deur, de deur kunnen openen. Toen de deur was geopend zagen wij een enorme hoeveelheid zwarte rook uit de woning komen. Wij konden nauwelijks de woning inkijken. Voor onze eigen veiligheid zijn we de woning niet ingegaan en hebben we de 5e verdieping ontruimd.
3. Het procesverbaal van bevindingen van 17 september 2024, pagina 14, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de brandstichting keken wij, verbalisanten, de camerabeelden van de camera's rondom de panden van Deltawonen uit. Wij zagen dat omstreeks 05.13 uur een persoon uit de genoemde uitgang het pand verliet. Dit was ongeveer 20 minuten voordat de melding van de brandstichting binnen bij de meldkamer kwam. Op deze beelden herkenden wij de verdachte. Verdachte Achternaam [verdachte]. Voornamen: [verdachte].
4. Het procesverbaal van bevindingen van 17 september 2024, pagina 16, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 17 september 2024, omstreeks 07.00 uur was ik, verbalisant [verbalisant 2], als Officier van Dienst Politie ter plaatse op de [adres], alwaar een woningbrand had plaatsgevonden. Ik sprak op locatie de Officier van Dienst Brandweer. Op de vraag of hij iets kon vertellen over de brand en de gevaar zetting verklaarde hij het volgende:
Hij vertelde dat de gehele gang /galerij van de woning gevuld was met rook. De deur van de is door de brandweer geforceerd, waarna ze achter de voordeur papier/ kranten hebben aangetroffen wat aan het branden was doormiddel van een brandbare vloeistof. De brandweerofficier vertelde dat ze daadwerkelijk de brand hebben moeten blussen en dat de brandbare vloeistof nog niet was opgebrand.
De brandweerofficier verklaarde dat dit gehele seniorenpand weliswaar voldeed aan de veiligheidsnormen, maar ondanks dat bij hun bekend stond als zeer gevaarlijk pand bij brand. Dit kwam volgens hem omdat de rookspreiding er een inpandige vluchtweg heeft. Hierdoor kan het gehele pand in zeer korte tijd volledig onder de rook staan. De rook kan zich namelijk in dit pand ook verspreiden via stopcontacten en ventilatiekanalen.
Ik sprak later op deze dag telefonisch met de woonconsulent van de betreffende seniorenflat (Delta Wonen). Zij gaf aan dat er 110 woningen in de seniorenflat zijn, waarvan er 3 a 4 leeg staan. De bewoners zijn allemaal 55+ en veel zijn er slecht ter been.
5. Het procesverbaal forensisch onderzoek woning ([adres]) van 22 oktober 2024, met bijlagen, pagina’s 49-51 en 5456, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
-De centrale gang liep snel vol met rook;
-1 persoon, bewoner van nummer [nummer 2], is afgevoerd naar het ziekenhuis;
-bewoners van de 5de verdieping en de verdiepingen erboven werden uit hun woning gehaald in verband met de rookontwikkeling van de brand;
Bij het betreden van de woning via de voordeur zag ik, doordat de woonkamerdeur open stond, tegen de linkerwand van de woonkamer een plek waar brand was geweest. In deze plek van de brand waren niet verbrande goederen zichtbaar, dit betroffen onder andere kranten, reclamefolders en een kartonnen doos . Op de woonkamer muur was zwarte rook afzetting zichtbaar die doorliep naar de bovenzijde van de woonkamer muur en zichtbaar was op het plafond van de woonkamer. Waarbij de stuclaag van het plafond was losgekomen door de hitte inwerking van de brand op het plafond.
Te duchten gevaar voor goederen en/of personen:
Deze acht ik aanwezig:
-Wat betreft bouwwijze van de flat, de voordeuren aan een inwendige gang in de flat waarbij de voordeur de enige vluchtroute is, is dit een van de slechts denkbare bouwwijzen ten behoeve van brandveiligheid voor bewoners van de flat;
-De brand ontstaan is in de uren die bestemd zijn voor de nachtrust;
-De verklaring van de verbalisanten die als eerste ter plaatse kwamen dat de woning vol zwarte rook stond en deze zwarte rook de centrale gang op stroomde;
-De woningen ontruimd werden door de brandweer;
-Er 1 persoon, anders dan de verdachte, naar het ziekenhuis moest;
Was er gevaar voor letsel bij personen door de rookgassen en schade aan goederen door aantasting door brand van de woonkamer muur en het plafond in de woonkamer van woning [nummer 1] en roetafzetting voor overige delen van het flatgebouw.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2025388419. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.