ECLI:NL:RBOVE:2025:6198

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
11904643 \ CV EXPL 25-2959
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning na buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst wegens aantreffen van verboden middelen

In deze zaak vordert de verhuurder, Woningstichting Vechtdal Wonen, de ontruiming van een woning die zij heeft verhuurd aan de Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijke Kredietbank Drenthe (GKB), die optreedt als bewindvoerder over de goederen van een betrokkene. De verhuurder heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden omdat de burgemeester de woning heeft gesloten wegens het aantreffen van verboden middelen. De kantonrechter heeft de vorderingen van Vechtdal Wonen toegewezen. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 2 oktober 2025. De feiten tonen aan dat GKB sinds 10 augustus 2022 de woning huurt en dat de burgemeester op 23 juni 2024 een last onder bestuursdwang heeft opgelegd, waardoor de woning van 8 juli 2025 tot 7 oktober 2025 gesloten was. Vechtdal Wonen heeft de huurovereenkomst op 4 juni 2025 ontbonden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verhuurder bevoegd was tot ontbinding op basis van artikel 7:231 lid 2 BW, en dat de ontruiming gerechtvaardigd is, ondanks de gevolgen voor de betrokkene. GKB is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. De voorzieningenrechter heeft GKB veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en de proceskosten te vergoeden, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11904643 \ CV EXPL 25-2959
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2025
in de zaak van
WONINGSTICHTING VECHTDAL WONEN,
te Ommen,
eisende partij,
hierna te noemen: Vechtdal Wonen,
gemachtigde: mr. M.E. Berends-de Weerd,
tegen
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GEMEENTELIJKE KREDIETBANK DRENTHE,
hierna te noemen: GKB,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [betrokkene],
hierna te noemen: [betrokkene],
te Hardenberg,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de mondelinge behandeling van 2 oktober 2025.

2.De feiten

2.1.
GKB huurt in haar hoedanigheid als bewindvoerder van [betrokkene] sinds
10 augustus 2022 van Vechtdal Wonen de zelfstandige woning gelegen aan [adres] (hierna: de woning).
2.2.
Bij besluit van 23 juni 2024 heeft de burgemeester van de gemeente Hardenberg een last onder bestuursdwang opgelegd inhoudende een sluiting van de woning voor een periode van drie maanden, ingaande op 8 juli 2025 tot en met 7 oktober 2025, omdat er (onder andere) verboden middelen zijn aangetroffen. In dit besluit staat onder meer:
[Afbeelding]
2.3.
De woning is op 8 juli 2025 gesloten.
2.4.
Vechtdal Wonen heeft bij schrijven van 4 juni 2025 (gericht aan [betrokkene]) de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden.

3.Het geschil

3.1.
Vechtdal Wonen vordert samengevat - ontruiming van de woning. Daarnaast vordert zij veroordeling van GKB in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
GKB voert verweer op de hierna weer te geven gronden.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
De voorzieningenrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
De buitengerechtelijke ontbinding
4.2.
De verhuurder is op grond van artikel 7:231 lid 2 BW bevoegd om tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst over te gaan, (onder meer) indien de woning door de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet is gesloten.
4.3.
Gelet op het bovenstaande is het voldoende aannemelijk dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat Vechtdal Wonen terecht gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. Dat [betrokkene] (nog) niet strafrechtelijk is veroordeeld, zoals GKB stelt, maakt dat niet anders. Een strafrechtelijke veroordeling is immers niet vereist om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 7:231 lid 2 BW.
4.4.
Dat Vechtdal Wonen in beginsel terecht gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, neemt niet weg dat de voorzieningenrechter de proportionaliteit van de ontruiming moet toetsen. Bij die toetsing moet op grond van alle relevante omstandigheden worden beoordeeld of het beroep door de verhuurder op artikel 7:231 lid 2 BW misbruik van bevoegdheid oplevert, althans naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Bij deze toets moet de voorzieningenrechter terughoudend zijn.
4.5.
GKB heeft in dat kader aangevoerd dat [betrokkene] op straat zou komen te staan na een ontruiming, nu particuliere huur voor hem niet betaalbaar is. De voorzieningenrechter overweegt daarover als volgt. Vaststaat dat de woning door de burgemeester is gesloten omdat er verboden middelen zijn aangetroffen. Dat [betrokkene] bij toewijzing van de vordering op straat zou komen te staan, is inherent aan de (terechte) buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst door Vechtdal Wonen. Bovendien heeft GKB ter zitting gesteld dat [betrokkene] op een camping verblijft en dat hij daar voorlopig ook kan blijven. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om een belangenafweging in het voordeel van GKB te laten uitvallen.
4.6.
De conclusie is dan ook dat het voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Vechtdal Wonen gebruik heeft mogen maken van haar bevoegdheid om de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De vordering tot ontruiming van de woning zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
4.7.
GKB is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Vechtdal Wonen worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
123,16
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
936,16
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt GKB om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, en ter vrije beschikking van Vechtdal Wonen te stellen,
5.2.
veroordeelt GKB in de proceskosten van € 936,16, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als GKB niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt GKB tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken door mr. R.F. van Aalst op 16 oktober 2025.
EA