In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 oktober 2025 beslist over de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De veroordeelde had verzocht om beëindiging van de maatregel, omdat hij deze als kale detentie beschouwde en in vrijheid wilde worden gesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat beëindiging van de maatregel zou leiden tot onveiligheid en overlast in de maatschappij. De rechtbank heeft de standpunten van de officier van justitie en de veroordeelde gehoord. De officier van justitie pleitte voor voortzetting van de maatregel, met het argument dat de laatste weken van de maatregel gebruikt moeten worden om een geschikte woonplek voor de veroordeelde te vinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde ondersteuning nodig heeft bij alledaagse taken en dat hij gebaat is bij een beschermde woonvorm. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortzetting van de maatregel noodzakelijk is om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen en om de veroordeelde te helpen bij het vinden van een delictvrije toekomst. De beslissing om de maatregel voort te zetten is in het belang van zowel de veroordeelde als de maatschappij.