4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie en de verdediging, tot een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel’ en daarmee tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank komt daartoe op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft bekend en door of namens hem, behoudens het hierna te bespreken verweer inzake het bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel’, geen vrijspraak is bepleit.
Het proces-verbaal van de zitting van 14 oktober 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 15 september 2023 (pagina 53);
Een geschrift, zijnde een letselbeschrijving opgesteld door [naam 1], forensisch arts i.o. en [naam 2], forensisch arts KNMG van 12 december 2023 (pagina 46);
Een geschrift, zijnde een brief opgesteld door dr. L.M. Vos, MKA-chirurg, van 18 september 2023 (pagina 43);
Een geschrift, zijnde een brief opgesteld door A. Rita, tandarts, van 1 november 2023 (pagina 44).
Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang wat de aard van het letsel is, wat de eventuele noodzaak en aard van het medisch ingrijpen is en of er uitzicht is op (volledig) herstel. Gebitsschade, zoals afgebroken tanden, kan niet zonder meer worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Daarvoor zijn nadere specifieke vaststellingen met betrekking tot in het bijzonder de noodzaak en de aard van het medische (tandheelkundige) ingrijpen noodzakelijk.Bij een veelvoud van verwondingen kan de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit.
Uit de voor het bewijs gebezigde medische stukken volgt dat het letsel van [slachtoffer] bestond uit twee botbreuken in de bovenkaak, een gebroken jukbeen, een gebroken neus, een scheurwond aan de bovenlip en het gehemelte en gebitsschade bestaande uit vier afgebroken voortanden. Ten aanzien van de breuken in het aangezicht kon medisch (operatief) ingrijpen achterwege blijven en werd de herstelperiode ingeschat op zes weken. Gedurende die periode mocht [slachtoffer] geen contactsport uitoefenen en gedurende vier weken mocht hij enkel zacht voedsel eten. Ook gold een blaas/snuitverbod voor tien dagen. Er zal naar verwachting een litteken achterblijven op het neusgootje. Ten aanzien van de schade aan het gebit was medisch (tandheelkundig) ingrijpen wel noodzakelijk. Er heeft endodontische behandeling plaatsgevonden en bepaalde tanden moesten worden gerestaureerd. Er is sprake van een zogenoemd ‘traumagebit’, waarbij het herstel onzeker is. Mogelijk zal er in de toekomst nadere tandheelkundige behandeling nodig zijn. [slachtoffer] heeft gedurende het herstel pijn ervaren aan zijn mond en kon zijn mond niet goed bewegen.
Gezien de aard en ernst van het letsel in het aangezicht en de forse gebitsschade, de noodzaak van (langdurig) tandheelkundig ingrijpen en de mate van onzekerheid over een volledig herstel van het gebit op de lange termijn, is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer], in samenhang bezien, dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.