ECLI:NL:RBOVE:2025:6239

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
08-346593-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting met geweld in Hengelo

Op 28 oktober 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 15 mei 2023 in Hengelo, waar de verdachte de aangeefster, een vrouw, heeft geprobeerd te verkrachten door haar te dwingen tot seksuele handelingen tegen haar wil. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw bij haar keel heeft gepakt, haar in het gezicht heeft geslagen, aan haar haren heeft getrokken en haar broek en onderbroek heeft uitgetrokken. Ondanks de ontkenning van de verdachte dat er sprake was van dwang, heeft de rechtbank de verklaring van de aangeefster als consistent en geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen van de verdachte op het lichaam van de aangeefster. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte door zijn handelingen de aangeefster in een situatie heeft gebracht waarin zij zich niet kon verzetten, en dat hij opzettelijk heeft geprobeerd haar seksueel binnen te dringen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-346593-24 (P)
Datum vonnis: 28 oktober 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. N. Stegerhoek, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van wat mr. T. Kaytazci als gemachtigde namens benadeelde partij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) naar voren heeft gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 mei 2023 in Hengelo heeft geprobeerd [slachtoffer] te verkrachten, dan wel heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 15 mei 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een
andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer]
te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden
uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] ,
heeft verdachte (nadat die [slachtoffer] duidelijk had aangegeven niet meer te willen
dan zoenen), die [slachtoffer] (telkens)
- bij haar keel gepakt,
- in het gezicht geslagen,
- in haar wang gebeten
- aan haar haren getrokken,
- haar broek en/of onderbroek uitgetrokken
en/of (vervolgens)
- met zijn penis en/of vinger(s) over en/of tegen haar vagina en/of clitoris gewreven
en/of gedrukt en/of
- met zijn penis tegen haar anus gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 mei 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten
door
- het vastpakken bij haar keel,
- haar in het gezicht te slaan,
- in haar wang te bijten,
- aan haar haren te trekken,
- haar broek en/of onderbroek uit te trekken en/of
- ( meermalen) negeren van de door haar gegeven signalen van verzet,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten
- zijn penis en/of vinger(s) over en/of tegen haar vagina en/of clitoris wrijven en/of
drukken en/of
- zijn penis tegen haar anus drukken/duwen.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit, omdat de dwang ontbreekt die vereist is bij een poging tot verkrachting en bij een aanranding.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Feiten waarover geen discussie bestaat
Op 15 mei 2023 hebben verdachte en [slachtoffer] elkaar ontmoet in de woning van [slachtoffer] . Ze zijn samen naar de slaapkamer gegaan, waar [slachtoffer] verdachte een massage gaf en ze met elkaar hebben gezoend. Hierna vonden er seksuele handelingen plaats. Na afloop daarvan begon [slachtoffer] te trillen.
4.2
Verklaring verdachte
Verdachte bekent dat hij seksuele handelingen bij [slachtoffer] heeft verricht. [slachtoffer] heeft daarbij twee keren aangegeven dat verdachte moest stoppen. Verdachte ontkent echter dat hij handelingen tegen haar wil heeft verricht en ontkent dat hij door middel van dwang heeft geprobeerd seksueel bij haar binnen te dringen, dan wel haar heeft gedwongen ontuchtige handelingen te ondergaan.
Verdachte benadrukt dat alles met wederzijdse instemming heeft plaatsgevonden.
4.3
Verklaring aangeefster
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij de verdachte op zijn rug heeft gedrukt, omdat verdachte dat vroeg en dat ze met elkaar hebben gezoend. Zij heeft daarbij aangegeven niet verder te willen gaan dan zoenen.
De verdachte zoent haar opnieuw, grijpt haar bij de keel en betast haar borsten en billen. Hij probeert met zijn hand in haar broek en achter haar bh te komen. Wanneer [slachtoffer] aangeeft dit niet te willen, slaat de verdachte haar in het gezicht, trekt aan haar haren en bijt haar in het gezicht. Vervolgens trekt hij haar broek en onderbroek uit.
Daarna drukt de verdachte zijn penis tegen haar bil, vagina en anus en probeert hij zijn penis in haar anus en vagina te brengen. Ook wrijft hij met zijn vingers over haar clitoris.
4.4
Bewijs in zedenzaken: juridisch kader
Bewijsminimum
Bij de beoordeling van het bewijs staat voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. In de onderhavige zaak is dit ook het geval, waarbij de verklaring van [slachtoffer] over de vrijwilligheid van de seksuele handelingen, lijnrecht tegenover de verklaring van verdachte staat.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) mag de rechtbank het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend baseren op de verklaring van één enkele getuige. Voor een bewezenverklaring dient sprake te zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan het vermeende slachtoffer. In zedenzaken kan een beperkte hoeveelheid steunbewijs in combinatie met een betrouwbare verklaring van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren. Het is niet noodzakelijk dat het steunbewijs alle onderdelen van de tenlastelegging bestrijkt. Doorslaggevend is dat de verklaring van het slachtoffer op specifieke punten wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Daardoor staat de verklaring niet op zichzelf, maar is deze ingebed in een concrete context die wordt bevestigd door een andere bron.
Dwang
De ten laste gelegde feiten hebben zich afgespeeld op 15 mei 2023. Dit is voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet seksuele misdrijven op 1 juli 2024. De rechtbank dient derhalve onderhavige feiten te beoordelen aan de hand van de oude zedenwetgeving. Bij de artikelen 242 (oud) Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) staat niet de wederkerigheid van seksueel contact centraal, zoals dat wel het geval is in de nieuwe wet, maar het door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid dwingen van de ander tot (het plegen dan wel ondergaan van) de seksuele handelingen.
Voor een bewezenverklaring van dwang als onderdeel van de poging tot verkrachting moet vaststaan dat de verdachte opzettelijk heeft gepoogd bij het slachtoffer seksueel binnen te dringen tegen haar (kenbare) wil. Bij een aanranding moet vaststaan dat het slachtoffer seksuele handelingen tegen diens (kenbare) wil ondergaat. Dit vereist dat er sprake is van enige vorm van verzet of dat het slachtoffer handelingsonvrij is, waardoor het uitblijven van verzet te verklaren is. Die handelingsonvrijheid kan voortkomen uit geweld, een bedreigende sfeer of een andere omstandigheid. Daarnaast moet worden bewezen dat de verdachte opzet had op het uitoefenen van dwang.
4.5
Voldoende steunbewijs?
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] consistent, betrouwbaar en geloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe dat aangeefster op verschillende momenten tegenover de politie haar verklaring heeft afgelegd en daarbij telkens op consistente, duidelijke en gedetailleerde wijze heeft verklaard over de seksuele handelingen die op 15 mei 2023 hebben plaatsgevonden. Voorts heeft [slachtoffer] verklaard over de omstandigheden waaronder deze handelingen hebben plaatsgevonden, ook dat zij de verdachte in het begin op zijn verzoek op zijn rug heeft gedrukt - de rechtbank begrijpt dit als een soort massage - en heeft teruggezoend.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de stukken in het dossier steun bieden aan de verklaring van [slachtoffer] .
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij bij haar keel is vastgepakt, in het gezicht is geslagen en in haar wang is gebeten. Het NFI-rapport toont aan dat DNA-sporen van verdachte zijn aangetroffen op haar rechterwang, links op haar hals, borsten en rond de anus. Uit het proces-verbaal van forensisch onderzoek, opgemaakt op 16 mei 2023, blijkt verder dat bij [slachtoffer] een roodverkleuring op de rechterwang en een rood-blauwe verkleuring in de hals zijn geconstateerd.
Het NFI-rapport en het forensisch onderzoek sluiten op elkaar aan en bevestigen de door [slachtoffer] beschreven dwanghandelingen, te weten het vastpakken bij de keel, het slaan in het gezicht en het bijten in de wang.
Ook vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de emotionele toestand waarin zij zich, na afloop van deze handelingen, bevond. Verdachte verklaart hierover dat hij haar zag trillen en zich afvroeg of het wel goed met haar ging.
4.6
Conclusie
De rechtbank concludeert dat de verklaring van [slachtoffer] niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in andere bronnen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelingen [slachtoffer] opzettelijk in een zodanige situatie heeft gebracht dat zij zich niet tegen de seksuele handelingen kon verzetten en dat verdachte vervolgens door gebruikmaking van geweld geprobeerd heeft seksueel bij haar binnen te dringen. De verklaring van verdachte dat alle seksuele handelingen vrijwillig en met instemming van [slachtoffer] hebben plaatsgevonden acht de rechtbank in het licht van het hiervoor overwogene ongeloofwaardig.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen in samenhang bezien met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot verkrachting.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 mei 2023 te Hengelo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld [slachtoffer]
te dwingen tot het ondergaan van handelingen die
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] ,
heeft verdachte (nadat die [slachtoffer] duidelijk had aangegeven niet meer te willen
dan zoenen), die [slachtoffer] telkens
- bij haar keel gepakt,
- in het gezicht geslagen,
- in haar wang gebeten
- aan haar haren getrokken,
- haar broek en onderbroek uitgetrokken
en vervolgens
- met zijn penis en vingers over en tegen haar vagina en clitoris gewreven
en gedrukt en
- met zijn penis tegen haar anus gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
poging tot verkrachting.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een taakstraf met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
8.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting en heeft met zijn handelen een beangstigende situatie voor het slachtoffer gecreëerd, waarbij hij haar lichamelijke en seksuele integriteit heeft geschonden. Dit vond plaats in haar eigen woning (slaapkamer), wat bij uitstek een plek zou moeten zijn waar een ieder zich veilig zou moeten voelen. Verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens en behoeftebevrediging boven de belangen van het slachtoffer gesteld en haar vertrouwen in anderen in ernstige mate geschonden. Naar de ervaring leert, kan een slachtoffer van een delict als het onderhavige nog langere tijd nadelige gevolgen daarvan ondervinden. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 28 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte op 1 juli 2024 een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen voor een snelheidsovertreding. De rechtbank zal gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
Uit het reclasseringsrapport van 7 oktober 2025 blijkt dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft en sociaal-emotioneel op een lager niveau functioneert dan op grond van zijn leeftijd mag worden verwacht. Verdachte, destijds 22 jaar oud, is kwetsbaar. Hij heeft moeite situaties te overzien, juist te interpreteren en daarop adequaat te reageren. Ten tijde van het strafbare feit ontving hij begeleiding van [stichting 1], maar deze samenwerking verliep moeizaam.
Verdachte ontvangt inmiddels langdurige begeleiding van [stichting 2]. Deze begeleiding sluit aan bij zijn hulpvragen en is gericht op het creëren van een duidelijke en overzichtelijke leefwereld waarin hij, ondanks zijn verstandelijke beperking, zo goed mogelijk kan functioneren. Verdachte heeft behoefte aan uitleg en structuur in zijn dagelijks leven.
Hij is goed ingebed binnen de hulpverlening. De huidige ambulante begeleiding sluit goed aan bij zijn situatie, en vanuit deze setting kan zo nodig een verwijzing naar de geïndiceerde psycho-educatie worden gedaan.
Er is inmiddels een aanzienlijke periode verstreken alvorens deze zaak ter terechtzitting is behandeld. Verdachte heeft gedurende deze periode met de voortdurende vrees voor vervolging moeten leven en in onzekerheid verkeerd over de afloop van deze strafzaak. De rechtbank weegt dit in strafverminderende mate mee, omdat deze vrees – in het licht van zijn verstandelijke beperking en zijn beperkte sociaal emotionele draagkracht – zwaarder op hem heeft gedrukt dan bij anderen het geval zou zijn. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat bij verdachte een oprechte en indringende angst voor het ondergaan van een gevangenisstraf aanwezig is, welke angst een recidive beperkende invloed lijkt te hebben.
Straf of maatregel
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde ligt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede. De rechtbank zal hiervan afwijken, gelet op de persoon van verdachte. Hierbij is van belang dat één van de doelen van strafoplegging is het voorkomen dat een verdachte zich opnieuw aan het plegen van een strafbaar feit schuldig zal maken. De rechtbank is van oordeel dat dit doel in dit geval kan worden bereikt door het opleggen van een taakstraf, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf

9.De schade van benadeelde

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , bijgestaan door mr. Kaytazci als gemachtigde, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 58.393,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bedraagt € 38.393,24.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 20.000,00 gevorderd.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van € 937,75 aan proceskosten.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor de gestelde materiële schade onvoldoende is onderbouwd, nu een deugdelijke motivering ontbreekt.
Ten aanzien van de immateriële schade volgt uit de vordering dat de benadeelde partij PTSS heeft. Uit de overgelegde stukken blijkt dat deze PTSS deels voortvloeit uit gebeurtenissen in de vroege jeugd en deels verband houdt met de onderhavige poging tot verkrachting. Uit de vordering volgt niet hoe het bedrag aan immateriële schade is berekend, omdat niet gesteld is welke mate de PTSS het gevolg is van gebeurtenissen in haar jeugd en in welke mate de poging tot verkrachting van invloed is geweest.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank daarom bij de beoordeling van de immateriële schade gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
Daarnaast acht de officier van justitie het verzoek tot vergoeding van proceskosten bovenmatig hoog.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair stelt hij dat de vordering van vergoeding van materiële schade dient te worden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.
Ten aanzien van de immateriële schade is onduidelijk op welke grondslag vergoeding wordt verzocht. Het psychologenverslag uit 2023 vermeldt slechts twee EMDR-sessies: één behandeling die geen verband houdt met het ten laste gelegde en een tweede die ziet op een onderzoek door een mannelijke arts, hetgeen volgens de raadsman door de benadeelde partij zelf voorkomen had kunnen worden. Deze omschrijvingen staan in een te ver verwijderd verband met het ten laste gelegde, zodat ook dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Mocht de rechtbank desondanks overwegen (een deel van) de vordering toe te wijzen op basis van de aard en ernst van de normschending, dan dient subsidiair een aanzienlijke matiging plaats te vinden, nu de therapie in 2023 is afgerond en geen sprake is van het voortduren van geestelijk letsel.
Op het punten van de proceskosten refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank acht het voorstelbaar dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde leed heeft ondervonden. Voor toekenning van een immateriële schadevergoeding is echter vereist dat voldoende concrete en objectieve gegevens worden aangevoerd waaruit de opbouw van deze psychische schade blijkt. Uit de overgelegde stukken volgt weliswaar dat sprake is van PTSS, deels voortkomend uit gebeurtenissen in de vroege jeugd en deels samenhangend met de onderhavige poging tot verkrachting, maar onvoldoende inzichtelijk is hoe deze klachten doorwerken en in welke mate en duur de gevolgen voortduren. Daarmee blijft onduidelijk hoe het gevorderde bedrag aan immateriële schade is berekend of onderbouwd.
De rechtbank ziet, gelet op het ontbreken van voldoende informatie, geen mogelijkheid om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. De vordering voor immateriële schade zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan ook dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen
Proceskosten
De rechtbank zal bepalen dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk is, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal de kosten als bedoeld in artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de procespartijen compenseren in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, en 22d van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging tot verkrachting;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. Kapinga, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.W. Renskers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2025.
Buiten staat
Mr. T.H. Kapinga en mr. A.M.G. Ellenbroek zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met onderzoeksnummer ONRBC23244 / Dordogne / proces-verbaalnummer PL0600-2023215316. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 oktober 2025, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
Mijn penis kwam tegen de voorkant van haar vagina. Ze zei stop toen mijn penis tegen haar vagina aankwam.
Ik ging naar de woonkamer, zij was nog in de slaapkamer. Na enkele minuten kwam zij trillend naar mij toe.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 14 juni 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 68-71):
In het begin was er niks aan de hand als de dag ervoor. Wel wat closer als de dag
ervoor. Toen vroeg hij aan mij of ik op zijn rug wilde drukken want daar had hij last
van. Dit was geen aanleiding voor enig seksueel iets. Ik had op zijn rug gedrukt en
hij wilde dat ook bij mij doen. Ik had gezegd prima maar ik ga niks uit doen.
Hij zoende mij en ik zei dat ik niet verder wilde. Daarna zoende hij mij weer en begon hij mij met aanraken op mijn billen en mijn borsten.
Hij pakte mij met zijn hand bij mijn keel en met die andere hand begon hij mij aan
te raken op mijn billen en mijn borsten.
Hij heeft mij uiteindelijk in mijn gezicht geslagen en aan mijn haren getrokken.
Hij gaf zo een druk op mijn lichaam en ik lag op mijn buik op bed. toen is het hem
gelukt om mijn broek en onderbroek uit te doen.
Met de ene hand heeft hij mijn haren vast en drukte mij op het kussen en trok met
zijn andere hand mijn broek en onderbroek naar beneden. Zelf heeft hij ook zijn
geslachtsdeel eruit gehaald en probeerde iedere keer om bij mijn geslachtsdeel te
komen.
Ik voelde dat hij mijn broek en onderbroek naar beneden deed. Daarna voelde ik
zijn penis op mijn bil en daarna voelde ik zijn penis bij mijn geslachtsdeel.
Hij gaat met zijn penis langs mijn anus en probeerde ook druk te zetten door met
zijn penis in zijn anus te komen.
Ik heb gezegd dat hij moest stoppen maar dat gaf ik de hele tijd al aan.
Hij heeft mij geslagen met zijn vlakke hand, linker hand op mijn rechter wang. Hij heeft mij ook gebeten.
Hij ging met zijn penis verder tussen mijn benen. Ik begon meer te bewegen. Hij
probeerde mijn benen uit elkaar te houden en toen heeft hij weer met zijn penis naar
mijn vagina. Hij probeerde met zijn penis mijn vagina in te drukken maar dit is niet
gelukt.
Hij ging met zijn vingers gelijktijdig over mijn clitoris heen. Op hetzelfde
moment als dat hij probeerde met zijn penis bij mij naar binnen probeerde te gaan.
Hij ging met zijn vingers er overheen.
Ik lag nog te trillen op bed en hij zei kom we gaan roken. Ik ben mee gegaan en
toen vroeg hij waarom tril jij helemaal, ik durfde niks meer te zeggen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 16 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 25):
Op 15 mei 2023 dag omstreeks 23:05 uur kregen wij, verbalisanten, de melding om te rijden naar de [adres 2] . Aldaar zou de vriendin van meldster zijn aangerand. De dader zou [verdachte] heten.
Wij vroegen [slachtoffer] wat er gebeurt was, wij hoorden haar desgevraagd zeggen dat:
- zij en [verdachte] op enig moment naar de slaapkamer gingen om een filmpje te kijken;
- dat [verdachte] opeens haar begon aan te raken op plekken waar zij dit niet wilde;
- hij aan haar borsten zou hebben gezeten;
- hij hard op haar billen zou hebben geslagen;
- hij haar met de vlakke hand in het gezicht zou hebben geslagen;
- hij aan haar haren zou hebben getrokken;
- hij haar bij de keel zou hebben gegrepen;
- hij met zijn hand in haar onderbroek ging;
- hij zijn geslachtsdeel uit zijn broek haalde en de intentie had om haar te penetreren;
- hij haar broek uitgedaan had;
- zij meerdere malen gezegd had dat zij dit allemaal niet wilde en dat hij moest stoppen;
- zij hem op enig moment van haar af kon duwen;
- hij vervolgens toch weer doorging met aanraken;
- zij nogmaals aangeeft dit niet te willen;
- hij op enig moment toch ophoudt;
- ze nog een sigaret met hem heeft gerookt na afloop;
- zij dit gedaan heeft omdat ze bang en in shock was.
4.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1 onder 5 Sv, zijnde een NFI Rapport genaamd ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA- onderzoek naar aanleiding van een melding van een zedenmisdrijf in Hengelo op 15 mei 2023’ opgemaakt door de rapporteur dr. Y. van de Wal (pagina 94-95):
[afbeelding]
[afbeelding]
5.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon van verbalisant [verbalisant 3] van 24 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 31-32):
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , ben werkzaam als forensisch onderzoeker.
Ik zag dat het slachtoffer in haar gezicht, op haar rechter wang, wat rode verkleuring had. Ik hoorde dat het slachtoffer tegen de arts en mij zei, dat de verdachte haar daar had gebeten en geslagen. In de hals van het slachtoffer zag ik rood/ blauwe verkleuringen. Ook op de beide borsten en bovenbenen van het slachtoffer zag ik rood/ blauw/ bruin kleurige verkleuringen.