ECLI:NL:RBOVE:2025:6269

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
C/08/315335 / FA RK 24-1314
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag afgewezen vanwege risico voor minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 27 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van een vader om gezamenlijk gezag over zijn 9-jarige kind. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, ondanks het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om het verzoek toe te wijzen. De rechtbank oordeelde dat er een reëel risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De vader en moeder hebben een problematische relatie, waarbij de moeder angst heeft voor de vader, wat de communicatie en samenwerking bemoeilijkt. De rechtbank heeft besloten om het kind niet te horen, omdat dit als te belastend werd ervaren. De vader was bereid om hulpverlening te accepteren, maar de moeder was van mening dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders een zeer verschillende kijk hebben op hun situatie en dat de angsten van de moeder niet erkend worden door de vader. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het in het belang van het kind is dat de moeder het eenhoofdig gezag blijft uitoefenen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke ouder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/315335 / FA RK 24-1314
beschikking van 27 oktober 2025
inzake
[de vader],
verder te noemen: vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker,
advocaat: mr. M.H.J. Booijink,
en
[de moeder],
verder te noemen: moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. A.S.M. Oude Breuil.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 24 september 2024 een beschikking gegeven in deze zaak, waarbij de beslissing met betrekking tot het gezag is aangehouden.
1.2.
De rechtbank heeft daarna kennisgenomen van de volgende stukken:
- een op 9 april 2025 binnengekomen rapport van de raad voor de kinderbescherming, verder te noemen: de raad;
- een op 28 april 2025 binnengekomen rolbericht van mr. Booijnk;
- een op 29 april 2025 binnengekomen rolbericht van mr. Oude Breuil;
- een op 19 september binnengekomen bericht van mr. Booijink.
1.3.
De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting van 30 september 2025. Ter
zitting zijn verschenen:
- vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen: de raad.

2.De feiten

Voor de feiten wordt verwezen naar genoemde beschikking van 26 september 2024.

3.De verdere beoordeling

Vooraf
3.1.
Uiterlijk per 1 juli 2025 is de leeftijdsgrens waarop een minderjarige wordt opgeroepen voor een kindgesprek verlaagd van 12 naar 8 jaar en moet hier aandacht voor zijn in alle (ook al lopende) zaken. Inmiddels is [kind] 9 jaar geworden. Gelet op het gegeven dat [kind] al uitgebreid met de raad heeft gesproken en ouders tijdens de mondelinge behandeling ook hebben laten weten dat het horen van hem door de kinderrechter te belastend is, heeft de rechtbank besloten om [kind] niet uit te nodigen voor een kindgesprek.
De tussenbeschikking
3.2.
In de tussenbeschikking van 24 september 2024 heeft de rechtbank iedere verdere
beslissing ten aanzien van het gezag aangehouden, in afwachting van het advies van de raad.
De rechtbank moet nog beslissen op het verzoek van vader om hem met het ouderlijk gezag
te belasten, zodat hij samen het gezag uitoefent met moeder.
Het raadsrapport
3.3.
De raad adviseert om het verzoek van vader om het gezag over [kind] te wijzigen van
eenhoofdig naar gezamenlijk gezag, toe te wijzen. De raad is van mening dat beide ouders in
staat gesteld moeten worden om belangrijke beslissingen over hem te nemen. Gezamenlijk
gezag doet recht aan het gegeven dat beide ouders verantwoordelijk zijn voor [kind] . Een
gelijkwaardige situatie die past bij de wens en verwachting die [kind] voor en van zijn ouders
heeft. De invulling ervan, die met ondersteuning van de hulpverlening vormgegeven dient
te worden, zal moeten bijdragen aan het voorkomen van een klempositie van [kind] tussen
zijn ouders. Binnen de hulpverlening kan er door individuele en gezamenlijke gesprekken
aandacht zijn voor de thema’s die binnen de ex-partnerrelatie aandacht behoeven, om te
komen tot gezamenlijk ouderschap.
Het standpunt van vader
3.4.
Vader is het eens met het advies van de raad. Hoewel hij blij is met het advies, gaat
het in de praktijk en samenwerking met moeder niet drastisch veranderen. Hij ervaart een
voldoende goede samenwerking met moeder. Vader is wel bereid om hulpverlening aan te
gaan om zaken af te stemmen ten behoeve van het gezamenlijk ouderschap. Volgens vader is
er geen reden om het gezamenlijk gezag niet toe te wijzen.
Het standpunt van moeder
3.5.
Moeder vindt het absurd dat geadviseerd wordt om vader ook met het gezag te
belasten. De situatie tussen ouders is geen normale situatie. Moeder ziet een uitkomst
waarbij zij als moeder weer aan het werk moet, terwijl ze de afgelopen jaren al zoveel werk
gedaan heeft. Moeder ziet het niet zitten om met vader om tafel te gaan en gezamenlijke
gesprekken te voeren. Ze zal zich dan onveilig voelen. Moeder is van mening dat het
gezamenlijk gezag juist zal betekenen dat [kind] klem en verloren raakt tussen zijn ouders.
Ook door het traumatische verleden is communicatie niet mogelijk. Het is dan volgens
moeder ook absoluut niet in het belang van [kind] dat beide ouders met het gezag worden
belast. Moeder vindt de redenen die vader aandraagt om gezag te willen, volledig zijn gericht
op vader zelf en niet voor [kind] . Moeder vindt dat vader zijn eigen belang voor het belang
van [kind] stelt. Moeder blijft bij haar standpunt dat ze het nog steeds belangrijk vindt dat
vader een rol in het leven van [kind] speelt, maar dan niet als gezaghebbende ouder.
Het oordeel
3.6.
De rechter zal het verzoek van vader om samen met moeder met het gezag over [kind] te worden belast afwijzen. Dit betekent dat moeder alleen het gezag blijft uitoefenen. De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom.
3.7.
Het uitgangspunt van de wet is dat de ouders samen beslissingen moeten nemen over hun kinderen, ook als zij uit elkaar zijn. In sommige situaties kan de rechter van dit uitgangspunt afwijken. De rechter wijst het verzoek toe, tenzij het risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en de rechter niet verwacht dat dat binnenkort beter wordt. [1]
3.8.
De rechtbank heeft begrip voor de wens van vader om een juridische positie te verkrijgen die bij zijn feitelijke rol als vader van [kind] past. Echter op grond van de stukken en de verklaringen van partijen ter zitting is het de rechtbank genoegzaam duidelijk dat er een aanmerkelijk en onaanvaardbaar risico is dat [kind] klem en verloren raakt bij toewijzing van het verzoek.
3.9.
De ouders omschrijven de situatie in het verleden, maar ook de situatie zoals die nu tussen hen is, geheel verschillend. Kort gezegd is er volgens vader totaal geen probleem tussen moeder en hem en ziet hij geen enkele zorg rond [kind] . Moeder daarentegen ervaart geen normale communicatie met vader en ziet grote zorgen in de ontwikkeling van [kind] . De rechtbank moet in deze uiteenlopende beschrijving het risico voor [kind] inschatten nu zijn belang voorop staat. Vaststaat voor de rechtbank dat moeder in het verleden zeer nare ervaringen heeft opgedaan in het contact met vader. Moeder is door de gebeurtenissen in het verleden bang voor vader, terwijl vader deze angsten op geen enkele wijze erkent en alles bagatelliseert. Of de angsten van moeder nog steeds terecht zijn, valt niet te zeggen, maar moeder heeft de angst wel en dit heeft ook gevolgen voor [kind] . Naar het oordeel van de rechtbank mag van vader verwacht worden dat hij laat zien dat hij veranderd is en zijn gedrag onder controle heeft. Vader had moeten bewijzen dat hij nu dingen anders aanpakt. Vader is daarin niet geslaagd en hij lijkt geenszins een reëel beeld van de verstandhoudingtussen ouders te hebben. Evenmin is met hulpverlening ingezet om een verbetering in de communicatie tussen ouders te bereiken. Desgevraagd heeft moeder laten weten dat zij wel aan haar angsten werkt met hulpverlening.
3.10.
De rechtbank acht het in het belang van [kind] dat ouders niet worden gedwongen het overleg over hem met elkaar te zoeken. Het is de vraag hoe belangrijke beslissingen over [kind] genomen moeten worden als moeder nog zoveel angsten heeft en de verstandhouding is zoals deze nu is. Naar aanleiding van de mondelinge behandeling heeft de raad ook twijfels gekregen over het gedane advies in het raadsrapport. Gesproken is over bepaalde appberichten -die overigens niet in het bezit zijn van de rechtbank of de raad-, maar de standpunten van partijen liggen daarover ver uit elkaar. Het is dan ook moeilijk te duiden wat de waarde daarvan is, maar er zit wel een risico in als het gaat over het overleg over bepaalde onderwerpen. Moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling benoemd dat [kind] nooit het gevoel heeft gehad dat vader geen gezag heeft. Moeder probeert [kind] zo goed als ze kan bij volwassenzaken weg te houden. Ze heeft [kind] daarin kennelijk buiten de onderlinge strijd tussen haar en vader gehouden en heeft blijkbaar een beeld weten te schetsen dat ouders gezamenlijk ouder zijn, wat knap is van haar.
3.11.
Onder de gegeven omstandigheden acht de rechtbank het risico dat [kind] klem of verloren zal raken in geval ouders belast worden met het gezamenlijk gezag reëel. Het is daarom in het belang dat de moede met het eenhoofdig gezag belast blijft.
De proceskosten
3.12.
Omdat vader en moeder een relatie hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren minderjarige betreft, zal de rechtbank bepalen dat elk van de ouders de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek af;
4.2.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Flos, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2025 in tegenwoordigheid van mr. S. ten Thije - Blokvoort, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:253c lid 2 sub a BW