ECLI:NL:RBOVE:2025:6303

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
11762850 \ CV EXPL 25-1123
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na gebrekkige renovatiewerkzaamheden aan woning

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats 1], gedaagde, een bedrijf dat renovatiewerkzaamheden uitvoert, aangesproken voor gebrekkige uitvoering van renovatiewerk aan zijn woning. Gedaagde heeft diverse werkzaamheden uitgevoerd, waaronder loodrenovatie en nokrenovatie, maar deze zijn niet naar behoren uitgevoerd. Eiser heeft gedaagde meerdere keren verzocht om de gebreken te herstellen, maar gedaagde is hier niet op ingegaan. Eiser heeft uiteindelijk een derde partij ingeschakeld om de gebreken te verhelpen en vordert nu schadevergoeding van gedaagde. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen en veroordeelt hem tot betaling van de herstelkosten, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden door de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11762850 \ CV EXPL 25-1123
Vonnis van 28 oktober 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: Klaverblad Rechtsbijstand Stichting,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n.
[bedrijf],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 juni 2025,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van [eiser] van 24 september 2025 met productie 13,
- de mondelinge behandeling van 30 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waar de gemachtigde van [eiser] een pleitnota heeft overgelegd. [gedaagde] is bij die behandeling niet verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De samenvatting

2.1.
[gedaagde] heeft aan de woning van [eiser] renovatiewerk verricht. Dit werk is niet goed uitgevoerd. In dit vonnis wordt [gedaagde] veroordeeld om de kosten van herstel aan [eiser] vergoeden met uitzondering van de kosten die [gedaagde] heeft gemaakt voor de extra werkzaamheden die niet op de offertes/facturen van [eiser] stonden.

3.De feiten

3.1.
Tussen partijen is een overeenkomst tot stand gekomen, waarbij [gedaagde] in opdracht van [eiser] diverse renovatiewerkzaamheden zou uitvoeren aan de woning van [eiser] aan de [adres].
3.2.
Partijen hebben, onder meer, afgesproken dat de volgende werkzaamheden zouden worden uitgevoerd door [gedaagde]:
  • Loodrenovatie platte dak (offerte 2022-033);
  • Nokrenovatie (offerte 2022-033);
  • Impregneren zijgevel (offerte 2022-0042);
  • Loodrenovatie dakkapel achterkant woning (offerte 2022-0042);
  • Loodrenovatie dakkapel voorkant woning (offerte 2022-0042).
3.3.
[gedaagde] heeft voor de verrichte werkzaamheden twee facturen gestuurd van € 3.622,14 en van € 2.355,87, totaal € 5.978,01. [eiser] heeft in totaal € 5.841,77 aan [gedaagde] betaald. Een bedrag van € 136,24 is onbetaald gebleven.
3.4.
[eiser] heeft diverse gebreken geconstateerd aan het door [gedaagde] uitgevoerde werk, waarover hij uitvoerig via WhatsApp heeft gecommuniceerd met [gedaagde].
3.5.
[eiser] heeft op 25 september 2023 een brief aan [gedaagde] gestuurd, waarin [eiser] [gedaagde] sommeert om het lood rondom de dakkapellen en de kozijnen netjes te maken, het lek te dichten en de muur te impregneren en waarin hij [gedaagde] aansprakelijk stelt voor de kosten die [eiser] moet maken als gevolg van de gebreken.
3.6.
Begin 2024 heeft [eiser] een derde ingeschakeld om het lood van het platte dak alsnog te herstellen en de nokrenovatie correct uit te voeren. De kosten voor de renovatie van de nokvorsten bedroegen € 2.323,20. De kosten voor de renovatie van het lood van het platte dak bedroegen € 1.210,00.
3.7.
Op 1 augustus 2024 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] per brief gesommeerd om binnen vier weken de genoemde gebreken en schade te herstellen.
3.8.
Op 23 december 2024 heeft (de gemachtigde van) [eiser] per brief de vordering tot herstel omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding ex artikel 6:87 BW.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert primair - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van schadevergoeding van in totaal € 7.360,35, vermeerderd met rente en kosten. Subsidiair vordert [eiser] herstel van alle gebreken en vergoeding van de gevolgschade.
4.2.
[eiser] stelt dat de nokvorsten en het lood op het platte dak door [gedaagde] onjuist zijn gerenoveerd. Daardoor heeft [eiser] een derde moeten inschakelen om de nokvorsten en het lood op het platte dak alsnog op een juiste wijze te renoveren. Daarnaast heeft [eiser] bij een derde partij offertes opgevraagd voor herstel van het lood van beide dakkapellen (€ 1.694,00), schilderwerkzaamheden (€ 133,09), stucwerkzaamheden (€ 708,50) en het impregneren van de muur (€ 1.427,80). [eiser] heeft op de vordering in mindering gebracht het door [eiser] aan [gedaagde] nog te betalen bedrag van € 136,24.
4.3.
[gedaagde] stelt, kort samengevat, dat de gestelde gebreken niet door hem zijn veroorzaakt.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Is [gedaagde] zijn verplichtingen nagekomen?
5.1.
Op grond van de overeenkomst was [gedaagde] verplicht om onder meer de volgende werkzaamheden uit te voeren voor [eiser]:
  • loodrenovatie van beide dakkapellen;
  • loodrenovatie van het platte dak;
  • impregneren van de zijmuur van de woning boven het platte dak;
  • renovatie van de nokvorsten.
5.2.
[eiser] heeft voldoende onderbouwd dat het lood van het platte dak en de dakkapellen niet correct is gerenoveerd en dat daardoor (water)schade is ontstaan. Ook heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat de muur niet door [gedaagde] is geïmpregneerd. Tevens heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat de nokvorsten niet op een juiste wijze zijn gerenoveerd door [gedaagde]. Deze gestelde tekortkomingen zijn door [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist. De kantonrechter oordeelt daarom dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst.
Vervangende schadevergoeding
5.3.
In deze zaak vordert [eiser] in plaats van nakoming betaling van vervangende schadevergoeding ex artikel 6:87 BW. Daarvoor moet [gedaagde] in verzuim verkeren en is een omzettingsverklaring nodig. De omzettingsverklaring staat in de brief van (de gemachtigde van) [eiser] van 23 december 2024.
Verzuim
5.4.
Het wettelijk uitgangspunt is dat het verzuim van [gedaagde] intreedt na het versturen van een ingebrekestelling of een schriftelijke aansprakelijkstelling voor het uitblijven van de nakoming als uit de houding van de schuldenaar (in dit geval: [gedaagde]) blijkt dat het versturen van een aanmaning nutteloos zou zijn (artikel 6:82 lid 1 en 2 BW).
5.5.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] uit de houding van [gedaagde] heeft mogen afleiden dat aanmanen nutteloos zou zijn. [eiser] heeft [gedaagde] gedurende een lange periode meerdere malen zowel telefonisch als via WhatsApp gevraagd om de diverse door [eiser] geconstateerde gebreken te herstellen. [gedaagde] heeft keer op keer toegezegd de gebreken te zullen herstellen, maar heeft de gebreken uiteindelijk niet hersteld. Vervolgens heeft [eiser] op [gedaagde] per e-mail van 23 september 2023 aansprakelijk gesteld voor de kosten uit niet-nakoming. Dat betekent dat het verzuim van [gedaagde] op 23 september 2023 is ingetreden.
Hoeveel schadevergoeding moet [gedaagde] aan [eiser] betalen?
5.6.
[gedaagde] is dus aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade. Vervangende schadevergoeding treedt in de plaats van de door [gedaagde] te verrichten prestatie en de omvang daarvan is gelijk aan de vermogensvermindering die door [eiser] is geleden ten tijde van de niet-nakoming door [gedaagde] ten opzichte van de situatie waarin hij zou zijn geraakt bij behoorlijke nakoming. [1] Om deze waarde vast te stellen moet gekeken worden naar wat het kost om de gemiste prestatie alsnog bij een derde te verwerven. De schade moet dan ook objectief worden vastgesteld. [eiser] heeft de diverse schadeposten onderbouwd met offertes van derden voor het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden. Deze offertes zijn door [gedaagde] niet betwist en worden dan ook toegewezen.
5.7.
Daarop geldt een uitzondering wat betreft de renovatiewerkzaamheden aan de nokvorsten die [eiser] al in februari 2024 door een derde heeft laten uitvoeren en waarvoor hij een bedrag vordert van € 2.323,20. Uit de toelichting ter zitting van [eiser] blijkt dat de derde partij een meer omvangrijke renovatie heeft uitgevoerd dan in eerste instantie is afgesproken met [gedaagde]. Uit de factuur van de derde partij en de verklaring van [eiser] ter zitting blijkt dat twee rijen met dakpannen verwijderd zijn, nieuwe dakpannen en nokvorsten verhoogd bevestigd zijn, ter bevordering van ventilatie, voor een bedrag van € 2.323,20. Uit de offerte van [gedaagde] blijkt dat slechts geoffreerd is het verwijderen van oud poreus cement en opnieuw aansmeren en dichtvoegen van de nokvorsten met kunststof dakmortel voor een bedrag van € 646,14 incl. btw. De door de derde uitgevoerde renovatiewerkzaamheden overstijgen dus de waarde van de prestatie die met [gedaagde] is afgesproken. Daarom begroot de kantonrechter deze schadepost op een bedrag van € 646,14.
5.8.
Bovenstaande leidt tot de volgende toewijsbare schadevergoeding:
Buitengerechtelijke incassokosten
5.9.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 659,16 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen. Omdat [eiser] niet heeft gesteld dat de schade (de buitengerechtelijke incassokosten) al eerder dan op de datum van de dagvaarding is geleden, zal de gevorderde rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
Wettelijke rente
5.10.
De kantonrechter zal [gedaagde] ook veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2024 (de gevorderde ingangsdatum) tot aan de dag van volledige betaling.
Proceskosten
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
149,02
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.219,02
5.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.683,29, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 29 augustus 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 659,16 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.219,02, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald en te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 26 april 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9339.