ECLI:NL:RBOVE:2025:6333

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
08.128139.25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op telecomwinkel met vuurwapens en munitie

Op 4 november 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 21-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het medeplegen van een gewapende overval op een telecomwinkel. De verdachte heeft samen met een medeverdachte, gewapend met vuurwapens, de medewerkers van de winkel bedreigd en hen gedwongen om op de grond te gaan liggen. Tijdens de overval zijn er meerdere mobiele telefoons en contante geldbedragen gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook in het bezit was van verschillende wapens en munitie, waaronder twee vuurwapens en een ploertendoder, die in zijn slaapkamer zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld, waarbij rekening is gehouden met zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder is bestraft. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingen aan de benadeelde partijen toegewezen, die schade hebben geleden door de overval.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.128139.25 (P)
Datum vonnis: 4 november 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.M. Scherphof, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer (bedrijf)] door mr. A.P. Drosten is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 21 oktober 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op een telefoonwinkel;
feit 2:een boksbeugel en twee ploertendoders voorhanden heeft gehad;
feit 3: drie (gas)pistolen en munitie voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 23 januari 2025 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
op de openbare weg, bij/in de winkel [slachtoffer (bedrijf)] aan de [adres 2] ,
meerdere telefoons en/of (grote) contante geldbedragen, in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer (bedrijf)] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
(terwijl hij/hun gelaat/hoofd had(den) bedekt met gezichtsbedekkende
kleding en/of een bivakmuts en/of capuchon),
- een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te
pakken en/of vast te houden en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] te houden,
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op te dragen om op de grond te gaan liggen
en/of te zeggen ‘op de grond’, ‘handen, handen, handen’ en/of ‘liggen’,
- tie-wrap(s) om de polsen van die [slachtoffer 1] (proberen) te plaatsen,
- te zeggen tegen [slachtoffer 1] dat hem niets zou gebeuren als hij niets zou
doen en dat zij enkel voor de spullen kwamen, althans woorden van
gelijke (dreigende) aard of strekking,
- die [slachtoffer 2] vast te grijpen bij zijn (boven)kleding en/of die [slachtoffer 2]
richting de grond te drukken,
- tie-wrap(s) om de polsen van die [slachtoffer 2] (proberen) te plaatsen en/of
- een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die
[slachtoffer 2] te richten,
- te zeggen tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dat zij moesten blijven liggen,
want anders zouden er consequenties volgen, althans woorden van
gelijke (dreigende) aard of strekking;
2.
hij op/in of omstreeks 13 mei 2025, te Losser, althans in Nederland,
een of meerdere wapens van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en
munitie, te weten:
- een boksbeugel en/of
- twee ploertendoders
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op/in of omstreeks 13 mei 2025, te Losser, althans in Nederland,
een of meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en
munitie,
te weten:
- een gaspistool, van het merk Zoraki, type 917-P, kaliber 9mm,
- een gaspistool, van het merk Erma, type EGP 75S, kaliber 8mm en/of
- een gaspistool, van het merk Reck, type PK800, kaliber 8mm
(telkens) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver
en/of pistool
voorhanden heeft gehad en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 41 knalpatronen, van het merk Umarex, kaliber 9mm en/of
- 7 knalpatronen, van het merk Walther, kaliber 8mm,
voorhanden heeft gehad;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het voorhanden hebben van één van de twee ten laste gelegde ploertendoders (bij feit 2) en het voorhanden hebben van het gaspistool van het merk Erma (bij feit 3).
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het voorhanden hebben van één van de twee ploertendoders (feit 2) en het voorhanden hebben van gaspistool van het merk Erma en de bijhorende munitie (zeven knalpatronen van het merk Walther) (feit 3).
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat verdachte heeft bekend en door de verdediging geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Die bewijsmiddelen zijn:
  • de verklaring van verdachte tijdens de zitting van 21 oktober 2025;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina 55 tot en met 57;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pagina 71 tot en met 73.
Feit 2 en feit 3 [2]
Met betrekking tot het gaspistool van het merk Erma, de bijbehorende munitie (zeven stuks knalpatronen) en één van de ploertendoders kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte deze voorhanden heeft gehad. Daarom zal zij hem hiervan vrijspreken. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het overige onder feit 2 en feit 3 tenlaste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat verdachte heeft bekend en door de verdediging geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Die bewijsmiddelen zijn:
  • de verklaring van verdachte tijdens de zitting van 21 oktober 2025;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 2 tot en met 4 (wat betreft de boksbeugel);
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 5 tot en met 10 (wat betreft de ploertendoders)
  • het proces-verbaal onderzoek wapen, pagina 11 en 12 (wat betreft het gaspistool van het merk Zoraki en 41 knalpatronen van het merk Umarex);
  • het proces-verbaal onderzoek wapen, pagina 34 en 35 (wat betreft het gaspistool van het merk Reck).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks23 januari 2025 te Enschede
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
op de openbare weg, bij/in de winkel [slachtoffer (bedrijf)] aan de [adres 2] ,
meerdere telefoons en
/of (grote
)contante geldbedragen,
in elk geval
enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer (bedrijf)] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en
/ofgevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
(terwijl zij
hij/hun
gelaat/hoofd had
(den
)bedekt met
gezichtsbedekkende
kleding en/ofeen bivakmuts en
/ofcapuchon
),
- een vuurwapen
, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te
pakken en/ofvast te houden en
/ofin de richting van voornoemde [slachtoffer 1]
en
/of[slachtoffer 2] te houden,
- die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] op te dragen om op de grond te gaan liggen
en
/ofte zeggen ‘op de grond’, ‘handen, handen, handen’ en
/of‘liggen’,
- tie-wrap
(s
)om de polsen van die [slachtoffer 1]
(proberen)te plaatsen,
- te zeggen tegen [slachtoffer 1] dat hem niets zou gebeuren als hij niets zou
doen en dat zij enkel voor de spullen kwamen, althans woorden van
gelijke (dreigende) aard of strekking,
- die [slachtoffer 2] vast te grijpen bij zijn (boven)kleding en
/ofdie [slachtoffer 2]
richting de grond te drukken,
- tie-wrap(s) om de polsen van die [slachtoffer 2]
(proberen
)te plaatsen en
/of
- een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die
[slachtoffer 2] te richten,
- te zeggen tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dat zij moesten blijven liggen,
want anders zouden er consequenties volgen, althans woorden van
gelijke (dreigende) aard of strekking;
2.
hij op
/in of omstreeks13 mei 2025, te Losser,
althans in Nederland,
een of meerderewapens van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en
munitie, te weten:
- een boksbeugel en
/of
-
tweeeen ploertendoder
s
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
/in of omstreeks13 mei 2025, te Losser,
althans in Nederland,
een of meerderewapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en
munitie,
te weten:
- een gaspistool, van het merk Zoraki, type 917-P, kaliber 9mm,
- een gaspistool, van het merk Erma, type EGP 75S, kaliber 8mmen
/of
- een gaspistool, van het merk Reck, type PK800, kaliber 8mm
(telkens
)zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver
en/ofpistool
voorhanden heeft gehad, en
/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 41 knalpatronen, van het merk Umarex, kaliber 9mm en/of
- 7 knalpatronen, van het merk Walther, kaliber 8mm,
voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie (Wwm). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie, meermalen gepleegd
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 33 maanden geëist, waarvan 11 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling als de reclassering dat nodig acht, een contactverbod met aangevers en de medeverdachte, en een locatieverbod. /de contact- en locatieverboden dienen te worden opgelegd voor zolang de reclassering deze noodzakelijk acht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte en met het feit dat verdachte volledige openheid van zaken heeft gegeven. .
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval. Na een voorbereiding van een paar weken is hij samen met de medeverdachte op koopavond, vlak voor sluitingstijd, beiden gewapend met een vuurwapen en met bivakmutsen over hun hoofd een telecomwinkel binnen gegaan. Daar hebben zij de twee medewerkers met de wapens bedreigd en tie-wraps om hun polsen gedaan. Bij de overval hebben zij duizenden euro’s en een aanzienlijk aantal mobiele telefoons buit gemaakt. Voor de slachtoffers moet de overval een bijzonder traumatische ervaring zijn geweest. Zij ondervinden hiervan nog steeds de nadelige gevonden, blijkt onder meer uit de onderbouwing van hun vordering als benadeelde partij en de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] . Bovendien dragen dit soort feiten ook bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast zijn er twee vuurwapens, munitie, een ploertendoder en een boksbeugel in de slaapkamer van verdachte aangetroffen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel van verdachtes justitiële documentatie van 3 juli 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is bestraft voor een strafbaar feit.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 16 oktober 2025. Daaruit blijkt onder meer dat verdachte stabiel is op meerdere leefgebieden. Er is sprake van een financieel motief omdat verdachte zijn werk had opgezegd en zijn spaargeld op raakte. Dat verdachte op dit moment geen dagbesteding heeft en geen inkomsten ontvangst zijn risico’s. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig. Bij veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met een meldplicht, contactverbod, locatieverbod en -gebod en dagbesteding als bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Gelet op de ernst van de feiten, met name de gewapende overval, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Verdachte heeft zich, om snel en gemakkelijk over (veel) geld te kunnen beschikken, schuldig gemaakt aan een gewapende overval, waarbij hij en zijn mededader gebruik hebben gemaakt van vuurwapens. Om de verstrekkende gevolgen die deze overval had voor de slachtoffers heeft hij zich geen moment bekommerd. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. De rechtbank acht het uitermate zorgelijk dat verdachte zich, min of meer uit het niets, schuldig maakt aan een dergelijk ernstig misdrijf. Deze zorgen worden nog vergroot door het feit dat er rapteksten bij verdachte zijn aangetroffen waarin hij in onverholen taal opschept over de door hem gepleegde overval.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De oriëntatiepunten geven als uitgangspunt van denken voor een overval op een winkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat het feit in vereniging is gepleegd, dat is gebruik gemaakt van vuurwapens en dat bij hem thuis meerdere wapens zijn aangetroffen (feit 2 en feit 3). In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte (een paar weken na zijn aanhouding) openheid van zaken heeft gegeven en toen ook meer heeft bekend dan op dat moment bekend was, de jeugdige leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat hij first offender is.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en omdat de rechtbank het belang inziet van de geadviseerde voorwaarden, zal zij van deze gevangenisstraf een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar. Aan dit voorwaardelijke deel zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van het locatie- en contactverbod.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaart dat hij afstand doet van de inbeslaggenomen ploertendoder. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat er geen inbeslaggenomen voorwerpen zijn waarover de rechtbank op grond van artikel 353 Sv dient te beslissen.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer (bedrijf)] hebben zich, met mr. A.P. Drosten als gemachtigde, als benadeelde partij in het strafproces gevoegd.
[slachtoffer 1]
vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 5.000,-- voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[slachtoffer 2]
vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.264,69,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde materiële schade (€ 1.265,69) bestaat uit de kosten voor de aanleg van een alarminstallatie bij zijn privéwoning. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,-- gevorderd.
[slachtoffer (bedrijf)]
vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 7.133,10, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 3.779,81 voor het weggenomen kasgeld dat niet door de verzekering is vergoed;
- € 617,50 ( in totaal) voor de kosten voor psychotherapie van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
- € 1.836,46 voor het doorbetaalde salaris aan [slachtoffer 1] na sluiting tijdens koopavonden;
- € 868,-- ( in totaal) voor toegangsdeurbeveiliging;
- € 231,33 voor aanpassing van de paniekknop;
- € 300,-- voor kosten rechtsbijstand.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen volledig toewijsbaar zijn.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vorderingen grotendeels betwist.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen.
[slachtoffer 1]
De verdediging heeft betoogd dat de drempel voor kwalificatie van aantasting in de persoon op andere wijze niet wordt gehaald, en dat de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Subsidiair dient dit bedrag te worden gematigd.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gebleken van aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW, gelet op het verslag van Focus Interno van 3 juli 2025 (bijlage bij het voegingsformulier) dat ter onderbouwing van de vordering is overgelegd.
De rechtbank houdt rekening met de aard en ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank het smartengeld op een bedrag van € 3.000,-- vaststellen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
[slachtoffer 2]
Immateriële schade
De verdediging heeft ook hier betoogd dat de drempel voor kwalificatie van aantasting in de persoon op andere wijze niet wordt gehaald, en dat de vordering om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair dient dit bedrag te worden gematigd.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gebleken van aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW, gelet op het verslag van Focus Interno van 3 juli 2025.
De rechtbank houdt rekening met de aard en ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal de rechtbank het smartengeld op een bedrag van € 3.000,-- vaststellen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Aanleg alarminstallatie privéwoning
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze schade niet kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 51f lid 1 Sv. De rechtbank zal daarom vergoeding van deze schade afwijzen.
[slachtoffer (bedrijf)]
De opgevoerde schadepost voor het weggenomen kasgeld dat niet door de verzekering is vergoed is naar het oordeel van de rechtbank – anders dan door de verdediging is betoogd – voldoende onderbouwd en aannemelijk geworden. Dat er € 4.779,91 is weggenomen (na aftrek van eigen risico is er € 1.000,-- door de verzekering vergoed) volgt immers ook uit de verklaring van de verdachte zelf. Tijdens zijn verhoor bij de politie heeft hij verklaard dat er ‘bijna 5000 euro’ uit de kassa is gehaald (pagina 452) en tijdens de zitting heeft hij verklaard: ‘volgens mij heb ik 4,8 duizend meegenomen uit de kassa’. De medeverdachte heeft hierover verklaard dat er in totaal € 5.000,-- lag (pagina 530). Dit deel van de vordering zal de rechtbank daarom toewijzen, en vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 23 januari 2025, de datum waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
De opgevoerde schadepost voor de kosten voor psychotherapie van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. Dit deel zal de rechtbank daarom toewijzen en vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente, tot aan de dag der algehele voldoening. Omdat niet blijkt wanneer de facturen zijn betaald (en de schade voor de benadeelde dus is ontstaan), zal de rechtbank als aanvangsdatum van de wettelijke rente de datum van het onderzoek ter terechtzitting nemen.
De opgevoerde schadepost voor het doorbetaalde salaris aan [slachtoffer 1] na sluiting tijdens koopavonden is onvoldoende onderbouwd, terwijl deze schadepost door de verdediging is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Op grond van de onderbouwing van de schadeposten en hetgeen ter terechtzitting namens de benadeelde partij naar voren is gebracht is de rechtbank van oordeel dat er een voldoende verband bestaat tussen de bewezenverklaarde overval en de opgevoerde schadepost voor toegangsdeurbeveiliging. Anders dan door de verdediging is betoogd, kunnen de kosten daarvoor dan ook als rechtstreekse schade worden aangemerkt. Dit deel zal de rechtbank daarom toewijzen en vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente, tot aan de dag der algehele voldoening. Omdat niet blijkt wanneer de facturen zijn betaald (en de schade voor de benadeelde dus is ontstaan), zal de rechtbank als aanvangsdatum van de wettelijke rente de datum van het onderzoek ter terechtzitting nemen.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de schadepost voor aanpassing van de paniekknop niet kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade. Uit de onderbouwing die de benadeelde partij tijdens de zitting heeft gegeven blijkt dat dit het gevolg is van een wijziging in werkwijze bij de politie die al voor het bewezenverklaarde feit aan de orde was, en daarmee los staat van het bewezen verklaarde feit. Dit deel van de vordering zal de rechtbank daarom afwijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank moeten de als materiële kosten opgevoerde ‘kosten voor rechtsbijstand’ opgevat worden als een verzoek om vergoeding van proceskosten. De rechtbank acht deze kosten toewijsbaar.
De benadeelde partij heeft als gevolg van het bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade geleden tot een bedrag van € 5.265,31. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, dan wel de vordering afwijzen, zoals hiervoor al is overwogen.
7.5
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partijen voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.6
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met het hierna genoemde aantal dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft:
  • ten aanzien van [slachtoffer 1] : 40 dagen;
  • ten aanzien van [slachtoffer 2] : 40 dagen;
  • ten aanzien van [slachtoffer (bedrijf)] : 61 dagen.
7.7
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte en zijn mededader hoofdelijk veroordelen tot betaling van de namens [slachtoffer (bedrijf)] gevorderde proceskosten (‘kosten voor rechtsbijstand’). Dat betekent dat ieder van hen kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen. Wat betreft de andere benadeelden worden deze kosten tot op heden begroot op nihil.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie, meermalen gepleegd
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie werkdagen na zijn vrijlating meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 3] , en zich vervolgens gedurende de proeftijd blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich ambulant laat behandelen, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die hem in het kader van die behandeling zullen worden gegeven;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 3.000,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 1) van een bedrag van € 3.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.000,-- (zegge: drieduizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 3.000,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 1) van een bedrag van € 3.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.000,-- (zegge: drieduizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst af de vordering voor zover deze betrekking heeft op de kosten voor de aanleg van een alarminstallatie;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
vordering benadeelde partij [slachtoffer (bedrijf)]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 5.265,31 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 1) van een bedrag van € 5.265,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025 (voor een bedrag van 3.779,81) en vanaf 21 oktober 2025 (voor een bedrag van € 1.485,50), met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;-
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.265,31 (zegge: vijfduizend tweehonderdvijfenzestig euro en eenendertig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025 (voor een bedrag van 3.779,81) en vanaf 21 oktober 2025 (voor een bedrag van € 1.485,50), ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 61 dagen kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte daarnaast hoofdelijk in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 300,--, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst af de vordering voor zover deze betrekking heeft op de kosten voor aanpassing van de paniekknop;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025.
Mr. B.T.C. Jordaans en mr. J. Wentink zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, districtsrecherche Twente, met onderzoeksnummer ON2R025006 / 2025035373 (onderzoek ‘Bevers25’). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, districtsrecherche Twente, met onderzoeksnummer ‘BEVERS25 / ON2R025006’, proces-verbaalnummer 221. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.