ECLI:NL:RBOVE:2025:6356

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
ak_25_1065_t
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake aanvraag vervoersvoorziening voor rolstoelgebonden eiser met spina bifida

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 31 oktober 2025, staat de aanvraag van eiser centraal voor een vervoersvoorziening in de vorm van rijlessen in een aangepaste auto. Eiser, geboren in 2000 en rolstoelgebonden door spina bifida, heeft een Wajong-uitkering en heeft op 22 januari 2025 een aanvraag ingediend bij het UWV voor vergoeding van de kosten van rijlessen. Het UWV heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser op het moment van de aanvraag geen arbeid verrichtte en geen concreet zicht had op werk. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 16 juli 2025 heeft eiser zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij met een rijbewijs beter in staat zou zijn om werk te vinden. De rechtbank oordeelt dat het UWV een te beperkte uitleg geeft aan de voorwaarden voor het toekennen van de vervoersvoorziening. De rechtbank stelt dat het niet noodzakelijk is dat er al een bindende afspraak met een werkgever is, maar dat er wel concreet zicht moet zijn op werk. Eiser moet kunnen aantonen dat het bezit van een rijbewijs zijn kansen op werk aanzienlijk verbetert.

De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na deze uitspraak nadere onderbouwing te geven van zijn stelling dat het bezit van een rijbewijs zijn zicht op een baan verbetert. De rechtbank heropent het onderzoek en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, en mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/1065 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. L. de Widt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder (het UWV)
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 10 februari 2025 geweigerd om aan eiser een vervoersvoorziening toe te kennen. Met het bestreden besluit van 17 maart 2025 op het bezwaar van eiser is het UWV bij het niet toekennen van de vervoersvoorziening gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een oom van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Overwegingen

Feiten
2.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 2000. Bij eiser is sprake van een spina bifida en een licht verstandelijke beperking. Eiser is rolstoel gebonden. Hij kan zijn benen niet belasten. Het UWV heeft met een besluit van 17 september 2021 aan eiser vanaf 27 juli 2021 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toegekend, omdat eiser op medische gronden niet over arbeidsvermogen beschikt en verbetering van de belastbaarheid niet te verwachten is.
2.2.
Eiser heeft op 22 januari 2025 een vervoersvoorziening aangevraagd. Hij heeft verzocht om vergoeding van rijlessen in een aangepaste auto. Daarop heeft de besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Toetsingskader
3.1.
Artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) bepaalt dat het UWV aan de persoon met een naar het oordeel van het UWV structurele functionele beperking, en die arbeid in dienstbetrekking verricht of die arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten, doch niet werkzaam is of zal zijn als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening, of die scholing of opleiding in het kader van de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces volgt of gaat volgen of arbeid op een proefplaats verricht of gaat verrichten, met uitzondering van de persoon die werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening, op aanvraag voorzieningen kan toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid, het volgen van de scholing of opleiding of het verrichten van arbeid op die proefplaats.
Uit artikel 35, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet WIA blijkt dat deze voorzieningen kunnen bestaan uit vervoersvoorzieningen die er toe strekken dat de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn werkplek of opleidingslocatie kan bereiken.
3.2.
In hoofdstuk 3 van het Protocol Voorzieningen UWV 2024 (het Protocol) staat dat het UWV de meerkosten voor autorijles in een aangepaste auto kan vergoeden.
Het geschil
4. In geschil is of het UWV terecht heeft geweigerd om aan eiser de meerkosten voor autorijles in een aangepaste auto te vergoeden.
Standpunten van partijen
Standpunt UWV
5. Het UWV heeft aan eiser geen vergoeding van de meerkosten voor autorijles in een aangepaste auto toegekend, omdat eiser op 10 februari 2025 geen arbeid verrichtte in een dienstverband, geen concreet zicht had op arbeid in een dienstbetrekking en geen deelnemer was aan een re-integratietraject.
5.1.
Met een beroep op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van
21 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1929 stelt het UWV dat er sprake is van ‘arbeid gaat verrichten’ indien er sprake is van een concreet zicht op werk. Daarvan is volgens het UWV sprake als er activiteiten zijn geweest die betrekking hebben op (een toeleiding naar) een concrete werksituatie.
5.2.
Het UWV stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in dit geval sprake is van concreet zicht op werk, omdat de enkele stelling dat een potentiële werkgever zou hebben aangegeven dat eiser mogelijk in dienst zou komen als hij bereid is en in staat is om naar de verschillende locaties te reizen niet kwalificeert als concreet zicht op werk.
5.3.
Tijdens de zitting heeft het UWV toegelicht dat er sprake moet zijn van een bindende afspraak met een werkgever, waaruit blijkt dat eiser kan komen werken als hij zijn rijbewijs heeft behaald.
Standpunt eiser
6. Eiser heeft een structurele functionele beperking. Hij stelt zich op het standpunt dat hij in aanmerking dient te komen voor vergoeding van de meerkosten voor autorijles in een aangepaste auto.
Tijdens de zitting heeft eiser toegelicht dat hij een rolstoelbus heeft, waarmee hij door anderen vervoerd wordt. Als eiser zijn rijbewijs heeft behaald, wil hij de auto laten aanpassen, zodat hij er ook zelf in kan rijden en de auto kan gebruiken voor een functie waarop hij heeft gesolliciteerd.
6.1.
Eiser is van mening dat het bestreden besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dan met name het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.
6.2.
Eiser stelt dat hij voldoet aan één van de vereisten om in aanmerking te komen voor de gevraagde vervoersvoorziening. Hij had op de datum in geding immers zicht op werk in een dienstverband. Tijdens sollicitaties heeft één van de potentiële werkgevers laten weten dat eiser mogelijk in dienst kan komen, maar dat hij dan wel bereid en in staat moet zijn om naar de verschillende locaties van de potentiële werkgever te reizen om zodoende inzetbaar te zijn op meerdere locaties. Het gaat om fysiek te verlenen diensten op ICT-gebied.
6.3.
Eiser doet een beroep op het evenredigheidsbeginsel. Hij vindt dat zijn belangen zwaarder moeten wegen dan de financiële belangen van het UWV. Eiser wijst erop dat hij met de vergoeding van de meerkosten van rijlessen in een aangepaste auto werk kan accepteren dat hij kan doen, ondanks zijn beperkingen. Dit leidt voor hem tot een zinvolle dagbesteding. Het UWV hoeft dan mogelijk een lagere uitkering aan eiser te betalen, omdat de te verwerven inkomsten in mindering zullen worden gebracht op de Wajong-uitkering.
Het oordeel van de rechtbank
7.1.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of eiser aan de wettelijke voorwaarde voldoet dat hij arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten.
7.2.
De rechtbank gaat voorbij aan de door het UWV in het verweerschrift genoemde uitspraak van de CRvB. Weliswaar heeft de CRvB daarin in z’n algemeenheid overwogen, dat voor toekenning van een voorziening sprake moet zijn van activiteiten die betrekking hebben op (een toeleiding naar) een concrete werksituatie, maar de CRvB heeft geen gemotiveerd oordeel gegeven over de vraag wanneer zo’n concrete werksituatie zich dan voordoet. In de betreffende zaak heeft de CRvB immers geoordeeld dat het voeren van gesprekken met een bedrijfsarts niet behoort tot re-integratieactiviteiten om in eigen of andere werkzaamheden te hervatten. Dat betreft een andere rechtsvraag. De rechtbank acht de genoemde uitspraak van de CRvB daarom niet relevant voor deze zaak.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV - door ervan uit te gaan dat sprake moet zijn van een bindende afspraak met een werkgever, waaruit blijkt dat eiser kan komen werken als hij zijn rijbewijs heeft behaald - een te beperkte uitleg geeft aan de woorden ‘arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten’ in artikel 35, eerste lid, Wet WIA. De uitleg van het UWV impliceert dat al sprake moet zijn van een dienstbetrekking of een toezegging daartoe. Dat zou in dit geval betekenen dat eiser moet aantonen dat een werkgever hem heeft toegezegd dat met hem een dienstverband zal ontstaan als eiser een rijbewijs heeft, waarmee hij in een aangepaste auto kan rijden. Gelet op de tijd die nodig is om een rijbewijs te kunnen behalen, vindt de rechtbank dit niet realistisch. Een werkgever zal niet snel geneigd zijn om een vacature zo lang onvervuld te laten. Dit nog afgezien van het feit dat eiser een beperking heeft, waardoor het sowieso moeilijker is om een baan te vinden. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het er niet om dat er zicht bestaat op een concrete baan, maar dat er concreet zicht bestaat op een baan. Het hoeft niet zo te zijn dat het ontbreken van een rijbewijs nog de enige reden is, waarom eiser niet bij een werkgever in dienst kan komen. Van belang is dat eiser aannemelijk maakt dat het bezit van een rijbewijs eisers zicht op een baan aanzienlijk verbetert. De rechtbank ziet voor deze uitleg een argument in de slotzinsnede van artikel 35, eerste lid Wet WIA, waarin is bepaald dat de voorzieningen moeten strekken tot ‘behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid’. De woorden ‘bevordering van de mogelijkheid tot’ veronderstelt een ruimere toepassing dan enkel bij de toezegging van een baan.
7.4.
Om te onderbouwen dat hij met een rijbewijs zicht heeft op een baan, heeft eiser een e-mail van een recruiter van Pernu overgelegd. Daarin staat: ‘In februari heb je bij ons gesolliciteerd op de vacature Medewerker KT landelijk bij de PI. We hebben toen telefonisch contact gehad met jou over de vacature. Omdat het om een landelijke functie ging, was het de bedoeling dat je naar verschillende locaties ging. Helaas was dit voor jou niet mogelijk waardoor je niet in aanmerking kon komen voor de vacature.’ Tijdens de zitting heeft eiser toegelicht dat het hier ging om een functie medewerker ICT bij penitentiaire inrichtingen in het hele land.
7.5.
De rechtbank is van oordeel dat eiser hiermee onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het bezit van een rijbewijs eisers zicht op een baan aanzienlijk verbetert. Dat staat immers niet in de e-mail van Pernu en de enkele stelling van eiser dat de e-mail zo moet worden begrepen is niet voldoende. Ook is niet duidelijk wat de mogelijkheden van eiser zijn, op welke vacatures en bij welke potentiële werkgevers eiser met zijn mogelijkheden zou kunnen reageren en welke eisen in de vacatures aan de medewerkers verder nog worden gesteld.
7.6.
De rechtbank heeft op de website van Pernu gekeken. [1] Daar staat dat dit werving- en selectiebureau gespecialiseerd is in het werven, selecteren en detacheren van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Pernu matcht mensen met een beperking met werkgevers die voor hen een baan beschikbaar hebben. Bij een goede match detacheert Pernu de werknemer met een beperking minimaal een half jaar, waarna de werkgever de werknemer eventueel kosteloos over kan nemen. De medewerkers van Pernu helpen onder andere personen met een Wajong-uitkering bij het zoeken naar een baan, het solliciteren op een functie en als de match gelukt is, het behouden van het werk.
7.7.
Eiser heeft zich bij Pernu gemeld. De rechtbank veronderstelt dat met behulp van Pernu meer informatie te verkrijgen is over de zoektocht van eiser naar werk en zijn mogelijkheden daarin. Wellicht kan Pernu ook meer informatie verschaffen als hiervoor onder 7.5. genoemd, alsmede over de vraag in hoeverre een rijbewijs voor eiser het zicht op werk verbetert.

Conclusie en gevolgen

8.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het bezit van een rijbewijs eisers zicht op een baan aanzienlijk verbetert. De rechtbank ziet aanleiding om eiser in de gelegenheid te stellen dit gebrek te herstellen en doet daartoe een tussenuitspraak, waarbij zij afdeling 8.2.2a. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) over de bestuurlijke lus analoog toepast op eiser.
8.2.
De rechtbank heropent het onderzoek en stelt eiser in de gelegenheid om nader te onderbouwen dat het bezit van een rijbewijs eisers zicht op een baan aanzienlijk verbetert. De rechtbank stelt de termijn waarbinnen eiser deze nadere onderbouwing dient aan te leveren vast op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
8.3.
Om nodeloze vertraging te voorkomen moet eiser zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de bedoelde nadere onderbouwing te geven. Als eiser gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank het UWV in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de nadere onderbouwing van eiser. In beginsel, ook in de situatie dat eiser de termijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8.4.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- draagt eiser op om binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid nader te onderbouwen dat het bezit van een rijbewijs zijn zicht op een baan aanzienlijk verbetert;
- stelt eiser in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak een nadere onderbouwing, met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak, aan de rechtbank te sturen;
- bepaalt dat het UWV daarna een termijn van vier weken krijgt om op de nadere onderbouwing van eiser te reageren;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.https://www.pernu.nl/