ECLI:NL:RBOVE:2025:6380

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
C/08/339398 / FA RK 25-2566
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvaarding van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter inzake ouderlijke verantwoordelijkheid voor minderjarigen na verzoek van Belgische rechter

Op 17 oktober 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, een beschikking gegeven in de zaak betreffende de minderjarigen [kind 1] en [kind 2]. Deze beschikking volgde op een verzoek van de Rechtbank van Eerste Aanleg Limburg, afdeling Hasselt, die de rechtbank Overijssel vroeg de bevoegdheid ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid over de minderjarigen aan tevaarden. De rechtbank Limburg had vastgesteld dat de minderjarigen sinds 4 februari 2024 in Nederland verblijven bij hun grootmoeders en dat zij de Nederlandse nationaliteit hebben, terwijl de moeder de Belgische nationaliteit heeft. De rechtbank Overijssel oordeelde dat het in het belang van de kinderen is dat de Nederlandse autoriteiten de dossiers met betrekking tot de ondertoezichtstelling opvolgen, gezien de administratieve problemen die de kinderen ondervinden in België.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen een bijzondere band hebben met Nederland, gezien hun verblijf, schoolgang en inschrijving op een Nederlands adres. De rechtbank Overijssel heeft op basis van artikel 12 van de Verordening (EU) 2019/1111, ook wel bekend als Brussel II-ter, de bevoegdheid aanvaard om te beslissen over de ouderlijke verantwoordelijkheid. De rechtbank is van oordeel dat zij beter in staat is om de belangen van de kinderen te behartigen dan de Belgische rechter, en dat de overdracht van de bevoegdheid in het belang van de kinderen is. De beschikking is openbaar uitgesproken door kinderrechter K. van Leeuwen, in aanwezigheid van griffier A.H. Wiersma.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familierecht
locatie Almelo
zaaknummer: C/08/339398 / FA RK 25-2566
Beschikking van 17 oktober 2025
in de zaak van:
RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG LIMBURG,
afdeling Hasselt, kabinet van de Jeugdrechter L. Bex,
gevestigd te Hasselt, België,
hierna te noemen: de rechtbank Limburg (B),
P/A: Bureau Liaisonrechter Internationale Kinderbescherming (BLIK),
gevestigd te Den Haag,
verzoeker,
betreffende de minderjarigen:
[kind 1],geboren in [geboorteplaats 1], België, op [geboortedatum 1] 2015, hierna te noemen [kind 1], en
[kind 2],geboren in [geboorteplaats 2], België, op [geboortedatum 2] 2013, hierna te noemen [kind 2].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
wonende te [woonplaats 1], België,
hierna te noemen: de vader,
[de moeder],
wonende te [woonplaats 2], België,
hierna te noemen: de moeder,
[grootmoeder 1], en
[grootmoeder 2],
beiden wonende in [woonplaats 3], hierna te noemen: de grootmoeders.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoek van de rechtbank Limburg (B), door tussenkomst van het Bureau Liaisonrechter Internationale Kinderbescherming (BLIK), binnengekomen op 9 oktober 2025.
1.2.
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn de ouders van [kind 1] en [kind 2].
2.2.
[kind 1] en [kind 2] zijn bij vonnissen van 9 september 2025 van de Jeugdrechtbank Limburg (B) verder onder toezicht gesteld van de Sociale Dienst Jeugdrechtbank, waarbij zij verblijven bij de grootmoeders in [woonplaats 3].
2.3.
De vader, [kind 1] en [kind 2] hebben, zo begrijpt de rechtbank, de Nederlandse nationaliteit. De moeder heeft de Belgische nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank Limburg (B) verzoekt de rechtbank Overijssel de bevoegdheid ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid over [kind 1] en [kind 2] te aanvaarden. [kind 1] en [kind 2] verblijven sinds 4 februari 2024, met instemming van de ouders, voltijds in Nederland bij hun grootmoeders vaderszijde. [kind 1] en [kind 2] zijn ingeschreven op een Nederlandse basisschool en hebben sinds september 2024 hun officiële adres bij de grootmoeders. Het is volgens de rechtbank Limburg (B) daarom in het belang van [kind 1] en [kind 2] dat de dossiers met betrekking tot de ondertoezichtstelling worden opgevolgd door de Nederlandse autoriteiten.
3.2.
Op grond van artikel 12 lid 1 en 2 van de Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (hierna: Brussel II-ter) kan het gerecht dat bevoegd is te beslissen in een zaak een andere lidstaat, waarmee het kind een bijzondere band heeft en daarom beter in staat is het belang van het kind in de specifieke zaak te beoordelen, verzoeken de bevoegdheid uit te oefenen.
3.3.
Allereerst zal de rechtbank beoordelen of [kind 1] en [kind 2] een bijzondere band hebben met Nederland. Zoals hiervoor overwogen verblijven [kind 1] en [kind 2] sinds 4 februari 2024 in Nederland bij hun grootmoeders, gaan zij in Nederland naar school en hebben zij hun officiële adres bij de grootmoeders. [kind 1] en [kind 2] hebben de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank is daarom van oordeel dat [kind 1] en [kind 2] een bijzondere band hebben met Nederland.
3.4.
Vervolgens beoordeelt de rechtbank of het aanvaarden van de bevoegdheid in het belang is van [kind 1] en Jun. Het is belangrijk dat in Nederland hulpverlening betrokken wordt. Er zijn administratieve problemen waardoor [kind 1] en [kind 2] niet de juiste hulp krijgen, terwijl deze hulp noodzakelijk lijkt voor beide kinderen.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat de rechtbank Overijssel beter in staat is dan de Belgische rechter om een eventueel verzoek ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid over [kind 1] en [kind 2] te behandelen en te beoordelen. [kind 1] en [kind 2] wonen al geruime tijd in [woonplaats 3]. Dat maakt dat deze rechtbank betrekkelijk eenvoudig informatie kan opvragen bij instanties, waardoor sneller en efficiënter op verzoeken ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid over [kind 1] en [kind 2] kan worden beslist. De rechtbank acht de overdracht van de bevoegdheid daarom in het belang van [kind 1] en [kind 2].
3.6.
Deze rechtbank zal, in het belang van [kind 1] en [kind 2], de bevoegdheid aanvaarden op grond van artikel 12 Brussel II-ter.
3.7.
De rechtbank gaat ervan uit dat deze beslissing meebrengt dat de Belgische rechter afziet van het uitoefenen van de bevoegdheid (artikel 12 lid 2 Brussel II-ter).
3.8.
Met het aanvaarden van de bevoegdheid wordt niet de al in België aanhangige procedure overgedragen. Dit betekent dat er in Nederland bij deze rechtbank een (eventueel) (nieuw) verzoekschrift moet worden ingediend.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
aanvaardt de bevoegdheid overeenkomstig artikel 12 Brussel II-ter ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid over de minderjarigen
[kind 1],geboren in [geboorteplaats 1], België, op [geboortedatum 1] 2015, en
[kind 2],geboren in [geboorteplaats 2], België, op [geboortedatum 2] 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. K. van Leeuwen, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2025 in tegenwoordigheid van mr. A.H. Wiersma, griffier.
.
De rechtbank stuurt een afschrift van deze beschikking naar de raad voor de kinderbescherming. De raad neemt de gegevens uit deze beschikking op in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.