Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De beoordeling
4.De beslissing
[kind 1],geboren in [geboorteplaats 1], België, op [geboortedatum 1] 2015, en
[kind 2],geboren in [geboorteplaats 2], België, op [geboortedatum 2] 2013.
Rechtbank Overijssel
Op 17 oktober 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, een beschikking gegeven in de zaak betreffende de minderjarigen [kind 1] en [kind 2]. Deze beschikking volgde op een verzoek van de Rechtbank van Eerste Aanleg Limburg, afdeling Hasselt, die de rechtbank Overijssel vroeg de bevoegdheid ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid over de minderjarigen aan tevaarden. De rechtbank Limburg had vastgesteld dat de minderjarigen sinds 4 februari 2024 in Nederland verblijven bij hun grootmoeders en dat zij de Nederlandse nationaliteit hebben, terwijl de moeder de Belgische nationaliteit heeft. De rechtbank Overijssel oordeelde dat het in het belang van de kinderen is dat de Nederlandse autoriteiten de dossiers met betrekking tot de ondertoezichtstelling opvolgen, gezien de administratieve problemen die de kinderen ondervinden in België.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen een bijzondere band hebben met Nederland, gezien hun verblijf, schoolgang en inschrijving op een Nederlands adres. De rechtbank Overijssel heeft op basis van artikel 12 van de Verordening (EU) 2019/1111, ook wel bekend als Brussel II-ter, de bevoegdheid aanvaard om te beslissen over de ouderlijke verantwoordelijkheid. De rechtbank is van oordeel dat zij beter in staat is om de belangen van de kinderen te behartigen dan de Belgische rechter, en dat de overdracht van de bevoegdheid in het belang van de kinderen is. De beschikking is openbaar uitgesproken door kinderrechter K. van Leeuwen, in aanwezigheid van griffier A.H. Wiersma.