ECLI:NL:RBOVE:2025:6398

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
ak_25_589 en 25_1096
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke geschillen met het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd op 5 november 2025, wordt het verzoek van een verzoekster om een proceskostenvergoeding door het UWV beoordeeld. De verzoekster had eerder haar beroepen tegen besluiten van het UWV ingetrokken, omdat het UWV deze besluiten had vervangen door een nieuwe beslissing op haar bezwaren. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het UWV heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat het UWV geheel aan verzoekster is tegemoetgekomen door haar een WW-uitkering toe te kennen wegens betalingsonmacht van de ex-werkgever. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, de bestuursrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV aan verzoekster een voorschot op haar uitkering heeft toegekend en dat het UWV de bezwaren van verzoekster gegrond heeft verklaard.

De rechtbank bepaalt dat het UWV € 907,- aan proceskosten aan verzoekster moet betalen, en daarnaast het griffierecht van in totaal € 106,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter mr. F. Koster, in aanwezigheid van griffier mr. A.A.H. Beenen-Oskam. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Bestuursrecht
zaaknummers: ZWO 25/589 en 25/1096

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoekster
(gemachtigde: mr. A.A.M. van der Zandt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder (het UWV)
(gemachtigde: [gemachtigde]).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: mr. A.T. Brouwer, curator in het faillissement van [bedrijf] B.V. uit [vestigingsplaats] (ex-werkgever).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroepen tegen de besluiten van het UWV van 6 januari 2025 en
25 maart 2025. Zij heeft de beroepen ingetrokken omdat het UWV op 14 juli 2025 deze besluiten heeft vervangen door een nieuwe beslissing op de bezwaren van verzoekster.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het UWV aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Met het besluit van 1 augustus 2024 heeft het UWV aan verzoekster een voorschot op haar uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) wegens betalingsonmacht van ex-werkgever toegekend. Het voorschot bestaat uit het loon dat verzoekster nog tegoed heeft van ex-werkgever en het loon over de opzegtermijn van verzoekster tot en met 31 augustus 2024. Met het besluit van 6 januari 2025 heeft het UWV de bezwaren van verzoekster tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard. Het UWV heeft met het besluit van 14 oktober 2024 aan verzoekster een WW-uitkering toegekend wegens betalingsonmacht van ex-werkgever over de periode van 2 juni 2024 tot en met 31 augustus 2024. Met het besluit van 25 maart 2025 op de bezwaren van verzoekster is het UWV bij deze overnameperiode gebleven. Op
27 januari 2025 en 1 april 2025 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen deze besluiten. Het UWV heeft op 14 juli 2025 de bezwaren van verzoekster gegrond verklaard. Het UWV heeft aan verzoekster een WW-uitkering wegens betalingsonmacht van de ex-werkgever toegekend over de periode 2 mei 2024 tot en met 31 augustus 2024. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan de beroepen van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Bpb als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. Verzoekster heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647,-. Met het besluit van 6 januari 2025 heeft het UWV aan verzoekster reeds een proceskostenvergoeding toegekend van € 647. Voor het bezwaar tegen het besluit van 14 oktober 2024 komt verzoekster niet in aanmerking voor vergoeding van proceskosten, omdat verzoekster dit zelf heeft ingediend en niet haar gemachtigde, zodat geen sprake is van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De gemachtigde van verzoekster heeft wel twee beroepschriften ingediend. Omdat het hier om samenhangende zaken gaat, worden deze beschouwd als één zaak. [3] In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 907,-.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank bepaalt verder dat het UWV het door verzoekster betaalde griffierecht van tweemaal € 53,- moet vergoeden. [4]

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan verzoekster;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van in totaal € 106,- aan verzoekster moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. Uitgesproken in het openbaar op [*].
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Zie artikel 3 van het Bpb.
4.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.