ECLI:NL:RBOVE:2025:6401

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
C/08/282851 / HA ZA 22-229
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor herstel van gebreken aan geleverd werk in woning

In deze zaak vordert partij A een schadevergoeding van partij B voor herstelkosten van gebreken aan door partij B geleverd werk in de woning van partij A. De rechtbank Overijssel heeft op 5 november 2025 uitspraak gedaan in deze civiele zaak. De vordering betreft de kosten van herstel van gebreken en werkzaamheden die partij B niet heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft een deskundige ingeschakeld om de herstelkosten te begroten. De deskundige heeft vastgesteld dat de totale schadevergoeding die partij B aan partij A moet betalen € 48.393,78 bedraagt. Dit bedrag omvat onder andere herstelkosten voor metselwerk, een scheur in het plafond, en de kosten voor het afmaken van nog niet afgeronde werkzaamheden. De rechtbank heeft de vordering in reconventie van partij B tot opheffing van door partij A gelegde beslagen afgewezen. De rechtbank heeft ook de proceskosten in conventie en reconventie toegewezen aan partij A, aangezien partij B grotendeels in het ongelijk is gesteld. De rechtbank heeft de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag toegewezen vanaf de vervaldata van de betalingen die partij A aan derden heeft gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/282851 / HA ZA 22-229
Vonnis van 5 november 2025
in de zaak van

1.[partij A 1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[partij A 2],
te [woonplaats 2] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [partij A] ,
advocaat: mr. M.A. Schuring,
tegen
[partij B],
te [woonplaats 3] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij B] ,
advocaat: mr. A.M. Takkenberg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 juni 2024
- het deskundigenrapport van 11 april 2025
- de akte uitlating deskundigenbericht van [partij A]
- de antwoordakte uitlating deskundigenbericht van [partij B] , waarin hij vermeldt dat hij zich, na kennisneming van het deskundigenbericht en van de akte uitlating deskundigenbericht van [partij A] , refereert aan het oordeel van de rechtbank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

2.1.
[partij A] vordert in conventie een schadevergoeding van [partij B] , bestaande uit de kosten van herstel van gebreken die kleven aan door [partij B] geleverd werk in de woning van [partij A] en de kosten van werkzaamheden die [partij B] nog uit moest voeren maar niet meer uitgevoerd heeft. Na beoordeling van het door een deskundige over herstel dan wel afronding van door [partij B] verricht werk uitgebrachte rapport beslist de rechtbank dat [partij B] een schadevergoeding van in totaal € 48.393,78 aan [partij A] dient te betalen. De rechtbank wijst de vordering in reconventie van [partij B] strekkende tot het opheffen van door [partij A] gelegde beslagen af.

3.De verdere beoordeling

in conventie
3.1.
De deskundige geeft in zijn rapport antwoord op de in het vonnis van 19 juni 2024 onder 3.1. opgenomen vragen. Het verzoek aan de deskundige luidt:
(1) de kosten van het herstel van de in het vonnis van 14 februari 2024 onder 2.17 bij B genoemde gebreken en van de gebreken in de vloer te begroten;
(2) daarbij ook de volgende vragen te beantwoorden a) of de deskundige de barst in het plafond als een gangbare krimpscheur beschouwt, die normaliter bij het afwerken van een project wordt weggewerkt, b) wat het aanbrengen van een lat over de barst in het plafond kost, c) hoe het metselwerk kan worden gerepareerd, d) hoe hoog de eventuele kosten van het herstel van het metselwerk zijn en e) in welke gedeelte van de woning de door [partij B] aangelegde vloer zich bevindt;
(3) de kosten van het afmaken van de nog niet afgemaakte in het vonnis van 14 februari 2024 onder 2.17 bij A genoemde werkzaamheden te begroten;
(4) te beoordelen a) of [partij B] op deugdelijke wijze isolatie aangebracht heeft in het dak van de (nieuwe) uitbouw en b) of de plaatsing van de afzuigkap, het aanbrengen van het front van de vaatwasser en het aanbrengen van de plint van het kookeiland gebreken oplevert en bij de onder b) genoemde beoordeling de vraag te betrekken of het eventueel hoger plaatsen van de keuken op verzoek van [partij A] van invloed is op de beantwoording van de vraag of sprake is van gebreken;
(5) indien de deskundige tot het oordeel geraakt dat een of meer van de onder (4) genoemde mogelijke gebreken als gebreken te beschouwen zijn ook daarvan de kosten van herstel te begroten;
(6) de vraag te beantwoorden of hij naar aanleiding van zijn bevindingen nog opmerkingen heeft die relevant kunnen zijn voor de verdere beoordeling van de vordering van [partij A] strekkende tot vergoeding van geleden schade.
3.2.
De rechtbank vat de door de deskundige gegeven antwoorden als volgt samen.
De kosten van het herstel van het metselwerk van de uitbouw begroot de deskundige op
€ 1.500,00, die van het herstel van de scheur in het plafond op € 1.302,00, waarbij alternatief herstel € 650,00 kost. De herstelkosten van de pvc-vloer begroot de deskundige op
€ 7.815,41(bestaande uit € 700,00 voor het verwijderen van de oude vloer en € 7.115,41 voor het opnieuw leggen van de vloer).
De scheur in het plafond is een aan de verbouwing inherente, gangbare krimp-of zettingsscheur die weggewerkt kan worden door het aanbrengen van een dagstuk of door een behandeling met latex.
De kosten van het afmaken van nog niet afgeronde werkzaamheden begroot de deskundige op
€ 23.923,14(incl. btw).
Volgens de deskundige is de isolatie in het dak van de uitbouw deugdelijk aangebracht. Hij voegt daaraan toe dat bij het uitvoeren van de reeds verrichte herstelwerkzaamheden ventilatie aangebracht had moeten worden. De deskundige acht de hoge plaatsing van de afzuigkap en het aanbrengen van het front van de vaatwasser geen gebreken in het licht van het functioneren van de apparatuur. De afzuigkap is wel te hoog geplaatst om met de hand bediend te kunnen worden. Dit is met afstandsbediening te verhelpen. De geleiders voor het bevestigen van het keukenfront zijn niet aangebracht. Dit zou alsnog conform de montage-voorschriften van IKEA kunnen geschieden. De kosten van de afstandsbediening, het aanbrengen van de geleiders voor het front van de vaatwasser en het verlagen van de keuken naar standaardniveau begroot de deskundige op € 125,00, € 100,00 onderscheidenlijk
€ 500,00.
De deskundige raadt aan aanvullend onderzoek naar de raveelbalk van de dakconstructie boven de schuifpui te doen, omdat het aannemelijk is dat aanlopen van de schuifpui veroorzaakt wordt door de overbelasting van die balk.
Aanvullend onderzoek
3.3.
[partij A] merkt in zijn akte het volgende op. In de eerste plaats verzoekt hij de rechtbank het door de deskundige omschreven nader onderzoek naar de eventuele overbelasting van de raveelbalk van de dakconstructie boven de schuifpui te laten verrichten. De rechtbank zal dit verzoek niet inwilligen. Zij overweegt daartoe het volgende. In haar vonnis van 19 juni 2024 heeft de rechtbank overwogen dat zij de deskundige benoemt om, naast het begroten van de kosten van herstel van een aantal vaststaande gebreken, te onderzoeken of een aantal door [partij A] genoemde gebreken daadwerkelijk gebreken zijn en zo dat het geval is de kosten van herstel van die gebreken te begroten. De rechtbank heeft daar de conclusie aan verbonden dat geen ruimte bestond om de deskundige onderzoek te laten doen naar eventuele andere gebreken die aan het door [partij B] verrichte werk kleven. Indien de rechtbank thans nader onderzoek door de deskundige zou laten uitvoeren naar mogelijke gebreken zou alsnog ruimte ontstaan voor onderzoek naar eventuele gebreken in het door [partij B] verrichte werk naast de gebreken die op grond van het door partijen gevoerde debat door de deskundige onderzocht zijn. De rechtbank acht dat in strijd met de goede procesorde. Dat de rechtbank in deze procedure de hoogte van de door [partij B] te betalen schadevergoeding bepaalt en niet naar de schadestaatprocedure zal verwijzen doet daaraan niet af. De rechtbank verwijst naar wat zij overwogen heeft onder 2.20. in haar vonnis van 14 februari 2024. Tot slot merkt de rechtbank op dat de hiervoor onder 3.1. vermelde vraag (6) de deskundige de mogelijkheid biedt niet zozeer om nieuwe gebreken te noemen als wel om zijn antwoorden op de eerdere vragen aan te vullen.
Herstelkosten: vloer
3.4.
De kosten van het herstel van in het vonnis van 14 februari 2024 onder 2.17 B genoemde gebreken dienen volgens [partij A] € 1.000,00 hoger uit te vallen, aangezien het leggen van de nieuwe vloer meer kost dan de deskundige becijferd heeft. De deskundige heeft namelijk geen rekening gehouden met het dikker egaliseren en evenmin met het aanbrengen van voorgelakte plinten.
3.5.
De deskundige begroot de kosten van het herstel van de vloer - bestaande uit het verwijderen van de thans aanwezige vloer en het nieuw leggen van de vloer - op een bedrag van € 7.815,41(incl. btw). In dit bedrag zijn volgens de toelichting op bladzijde 49 van het rapport van de deskundige niet opgenomen de kosten verbonden aan het dikker egaliseren en de kosten van voorgelakte plinten. De deskundige voegt daaraan toe dat de offerte van BEBO vloerbedekking B.V. (productie 13 van [partij A] ) een markt-conforme aanbieding is die hij tot uitgangspunt genomen heeft. Namens [partij A] is de volgende opmerking gemaakt:
“U concludeert derhalve, terecht, dat de vloer verwijderd dient te worden en een nieuwe vloer, nadat de ondervloer is geëgaliseerd, dient te worden gelegd. Bij de schadeopstelling wordt aansluiting gezocht bij de offerte die voor het leggen van de vloer bij de dagvaarding is gevoegd. Daarin is echter niet het egaliseren van de vloer opgenomen, nu dit door Bebo-parket niet wordt (of werd) aangeboden. De kosten hiervan zijn ook niet afzonderlijk in het rapport of productie 7 (calculatie) opgenomen. Dit dient derhalve nog aangevuld te worden. Te meer daar Kjell Bouwwerken de vloerverwarming heeft aangelegd en derhalve, mede, oorzaak is van de oneffen vloer. Daarnaast moet vastgesteld worden dat de plinten op de muren zijn vastgelijmd. Deze zullen, met de vloer, ook verwijderd moeten worden. Naar de mening van cliënten heeft dat tot gevolg dat het stucwerk op de muren opnieuw aangebracht, althans hersteld, dient te worden. Maar ook dat de plinten niet opnieuw gebruikt kunnen worden en derhalve vervangen dienen te worden. Ook deze schadeposten zijn in de rapportage of de calculatie niet opgenomen.”
De deskundige antwoordt hierop:
“Bij het verwijderen van de pvc-vloer dient men deze altijd langs de plinten los te snijden, waarbij het in de praktijk niet noodzakelijk is om de plinten te verwijderen. In de offerte van Bebo Vloerbedekking BV (productie 13 van het procesdossier) is het egaliseren opgenomen, waarbij letterlijk staat vermeld: ’Legwerk PVC in visgraatmotief + egaliseren over beton’. In de offerte is extra/dikker egaliseren niet opgenomen en is als volgt omschreven: ‘Extra kosten dikker egaliseren nader te bepalen indien nodig wanneer ondergrond zichtbaar is.’
In de praktijk dient de ondergrond, zijnde (zandcement)dekvloer, meestal extra/dikker geëgaliseerd te worden, aangezien er conform de NEN-norm (NEN2747:2001) voor (zandcement)dekvloeren relatief grote vlakheidstoleranties en oneffenheden zijn toegestaan, die voor het aanbrengen van een pvc-vloer doorgaans onvoldoende vlak zijn. Ook bij het verwijderen van oude vloerbedekking kunnen er oneffenheden ontstaan die geëgaliseerd moeten worden; hiermee wordt in de praktijk altijd rekening gehouden. Het aanbrengen van een extra/dikke egalisatielaag is altijd meerwerk en wordt door de applicateur/stoffeerder op voorhand altijd uitgesloten, omdat men de kale ondergrond meestal niet kan beoordelen.
De opmerking van [partij A] geeft voor ondergetekende geen aanleiding om de bevindingen en/of conclusies in dezen te herzien.” [1]
De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van het standpunt van de deskundige. Uit zijn rapport leidt de rechtbank af dat bij het begroten van de kosten voor het herstel van de vloer, in tegenstelling tot wat [partij A] stelt, wel rekening gehouden is met kosten van het egaliseren, alleen niet met kosten voor extra egaliseren, omdat niet vaststaat dat een dikkere egalisatielaag nodig is. Daarnaast is het niet nodig om een bedrag te rekenen voor het plaatsen van de plinten, omdat die ‘kunnen blijven zitten’. De rechtbank zal de kosten voor het herstel van de vloer dan ook niet verhogen.
Herstelkosten: scheur in plafond
3.6.
Zoals hiervoor onder 3.2. vermeld noemt de deskundige twee oplossingen voor het herstel van de scheur in het plafond. De eerste oplossing is het sausen van de scheur met scheuroverbruggende latex. De kosten daarvan begroot de deskundige op € 1.302,00 (incl. btw). De tweede oplossing is het aanbrengen van een multiplex dagstuk. De kosten daarvan begroot de deskundige op € 650,00 (incl. btw). De deskundige merkt hiervoor het volgende op: “
Gezien [partij A] het sauswerk van de wanden/plafonds heeft uitgevoerd, is het aanbrengen van en houten af-/betimmering in onderhavige situatie nu de goedkoopste oplossing.”Weliswaar is [partij A] van mening dat herstel middels een multiplex dagstuk niet geïndiceerd is omdat dit visueel een mindere oplossing is, maar aangezien op deze wijze blijkbaar wel sprake is van deugdelijk herstel en de kosten van het reeds door derden verrichte schilderwerk aan onder meer het plafond in de door [partij B] aan [partij A] te betalen schadevergoeding opgenomen kunnen worden (zie hierna onder 3.13), zal de rechtbank een bedrag van
€ 650,00(incl. btw) als onderdeel van het door [partij B] te betalen bedrag opnemen voor het herstel van de scheur.
Nog af te maken werk: kozijnen, ladeverlichting en keuken aanpassen
3.7.
In de visie van [partij A] zijn ook de kosten van het afmaken van nog niet afgemaakt werk omvangrijker dan het bedrag dat de deskundige noemt. Om te beginnen zijn de kosten voor de kozijnen € 75,00 (excl. btw) hoger, dient voor de verlichting van de keukenlades een bedrag van € 250,71(incl. btw) toegevoegd te worden en moet het bedrag voor het aanpassen van de keuken met € 1.936,00 verhoogd worden.
3.8.
[partij A] meent dat de deskundige in zijn calculatie voor ‘nastellen schuifpui’ en ‘scharnier deurkozijn bij-/waskeuken herstellen’ de bedragen van € 275,00 onderscheidenlijk € 200,00 had moet handhaven en deze niet in verband met het laten vervallen van compriband het mogen verlagen tot € 225,00 onderscheidenlijk € 175,00. [partij A] wijst erop dat de deskundige dit ter plaatse aangegeven heeft. De rechtbank overweegt als volgt. Het aanbrengen van compriband in de schuifpui heeft de deskundige niet als herstel van een gebrek omschreven in zijn rapport. Hetzelfde geldt voor het aanbrengen van compriband bij genoemd deurkozijn. De rechtbank leidt hieruit af dat de deskundige daarin aanleiding gezien heeft de kosten van het compriband niet bij de herstelkosten op te nemen en genoemde bedragen in de calculatie te verlagen. De rechtbank stelt nog wel vast dat in het door de deskundige gemaakte verslag van zijn gesprek met partijen onder ‘Rondgang’ vermeld is dat de deskundige opmerkt dat er bij de schuifpui nog wel wat ruimte is om compriband te plaatsen. Daaruit valt echter niet af te leiden dat het om herstel van een gebrek gaat. De rechtbank zal het schadebedrag niet met € 75,00 verhogen.
3.9.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [partij A] met zijn productie 10 en met de bijlage 1 bij zijn brief van 27 maart 2025 aan de deskundige voldoende onderbouwd dat hij de ladeverlichting voor de keuken bij de nalevering betaald heeft, terwijl deze ook deel uitmaakte van de prijsofferte, op grond waarvan hij [partij B] voor de keuken betaald heeft. Omdat de deskundige al een bedrag van € 400,00 excl. btw opgenomen heeft in zijn kostenopstelling, dient, zoals [partij A] terecht stelt, het schadebedrag met het verschil tussen € 484,00 en het door hem betaalde bedrag van € 734,71 bij nalevering, groot
€ 250,71(incl. btw) verhoogd te worden.
3.10.
[partij A] kan zich niet vinden in het bedrag van € 1.200,00 (€ 1.452,00 incl. btw) dat de deskundige in zijn kostenopstelling opgenomen heeft onder ‘Stelpost afwerking keuken de-/hermonteren’. [partij A] verwijst naar de offerte van FG Meubels en Interieur die hij als bijlage 5 bij zijn reactie op het concept-rapport van de deskundige aan laatstgenoemde heeft gestuurd. Het offertebedrag is € 5.570,84 (incl. btw). Volgens [partij A] is de visie van de deskundige dat die offerte uitgaat van hoogwaardigere producten. [partij A] wijst erop dat een groot deel van het offertebedrag, namelijk
€ 2.800 excl. btw/€ 3.388,00 incl. btw, bestaat uit werkuren en is van mening dat de door [partij B] te betalen schadevergoeding mede een bedrag van € 1.936,00 (het verschil tussen het bedrag van € 3.388,00 en € 1.452,00) moet omvatten. De deskundige heeft in dit verband in zijn rapport opgenomen (blz. 67):
“Ondergetekende heeft in de herstelbegroting voor de afwerking en de/-hermontage van de keuken een bedrag van € 1.200,00 excl. opslagen en btw opgenomen, hetgeen volgens hem voldoende zou moeten zijn. In de door [partij A] ingebrachte herstelbegroting van FG Meubels en Interieur worden andere hoogwaardigere producten voor herstel aangeboden, waaronder smetplinten e.d., welke geen deel uitmaken van de standaard IKEA keuken. Tijdens de schouw is ook niet gebleken dat de afwijkende ladebak vervangen moet worden. Naast het herstelbedrag in productie 7, dat toeziet op de keuken, is ook bij het antwoord op onderzoeksvraag 4 reeds rekening gehouden met herstelwerkzaamheden/-bedragen die eveneens toezien op de keuken”.De deskundige ziet geen aanleiding om zijn bevindingen en/of conclusies op dit punt te herzien. De rechtbank begrijpt, mede gezien het bedrag dat in de offerte van FG Meubels en Interieur opgenomen is voor de arbeid samenhangend met het lager stellen van de keuken, de reactie van de deskundige zo, dat deze zich op het standpunt stelt dat de kosten van het herstel van de keuken reeds genoegzaam opgenomen zijn in het bedrag van € 1.200,00 en, voor zover ook kosten samenhangend met het verlagen van de keuken meegerekend moeten worden, in het bedrag van € 500,00. Reeds omdat [partij A] niet uitlegt waarom voor het één of voor het ander meer arbeid gerekend moet worden, ziet de rechtbank geen aanleiding om van de begroting van de deskundige af te wijken. Wel dient de rechtbank zich nog te buigen over de vraag of het schadebedrag met genoemd bedrag van € 500,00 (ter zake het verlagen van de keuken) verhoogd moet worden. De deskundige schrijft in zijn rapport dat de plint niet op deugdelijke wijze kan worden gemonteerd,
‘aangezien de keuken hoger is geplaatst dan waarvoor de standaard plint geschikt is’(blz. 51). De deskundige acht dit een duidelijk gebrek. [partij A] stelt dat [partij B] hem medegedeeld heeft dat de keuken op de huidige hoogte geplaatst kon worden (de rechtbank begrijpt: zonder gebreken). [partij B] heeft dit niet betwist. [partij B] dient dus ook het bedrag van
€ 500,00(incl. btw) voor het verlagen van de keuken te vergoeden.
3.11.
De deskundige voert nog een bedrag van € 125,00 en een bedrag van € 100,00 op voor afstandsbediening onderscheidenlijk het aanbrengen van geleiders aan het front van de vaatwasser. Zoals hiervoor onder 3.2. overwogen zet de deskundige in zijn rapport uiteen dat de hoge plaatsing van de afzuigkap noch het aanbrengen van het front van de vaatwasser een gebrek met betrekking tot het deugdelijk functioneren van de apparatuur is. De deskundige voegt daar echter in de eerste plaats aan toe dat de afzuigkap te hoog geplaatst is om handmatig bediend te kunnen worden, hetgeen op te lossen is met een alsnog te leveren afstandsbediening. Daarnaast merkt hij over het front van de vaatwasser op dat dit nog in overeenstemming met de IKEA-montagevoorschriften aangepast kan worden. Gezien deze twee opmerkingen oordeelt de rechtbank dat in beide gevallen sprake is van gebrekkig uitgevoerd werk. De rechtbank verbindt daaraan de conclusie dat [partij B] gehouden is zowel het bedrag van
€ 125,00(incl. btw) voor de afstandsbediening als het bedrag van
€ 100,00(incl. btw) voor het aanbrengen van de geleiders aan [partij A] te betalen.
Nog af te maken werk: werkzaamheden die [partij A] al heeft laten uitvoeren
3.12.
[partij A] wijst er in zijn akte op dat de bedragen van de facturen die zien op herstelwerkzaamheden die hij zelf reeds door derden ( [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] ) heeft laten uitvoeren opgenomen moeten worden in de schadevergoeding die [partij B] dient te betalen. [partij B] dient daarnaast een vergoeding te betalen voor de glas-zijkanten van de keukenlades die [partij A] zelf bij IKEA opgehaald heeft. In totaal gaat het om een bedrag van € 9.509,92 (incl. btw).
3.13.
In haar vonnis van 14 februari 2024 heeft de rechtbank in 2.19 overwogen dat zij het gewenst acht om op basis van één samenhangende opstelling van de kosten van het afmaken van het afgesproken werk en van de kosten van het herstel van gebreken een beslissing te kunnen nemen over de door [partij B] aan [partij A] te betalen schadevergoeding. De rechtbank had daarbij voor ogen dat deze opstelling ook reeds uitgevoerde herstelwerk-zaamheden zou omvatten. De rechtbank stelt echter vast dat de deskundige de reeds in opdracht van [partij A] uitvoerde herstelwerkzaamheden niet in zijn kostenopstelling heeft betrokken. De rechtbank zal toch een beslissing over die werkzaamheden en de kosten daarvan nemen, omdat de deskundige in zijn rapport deze werkzaamheden bespreekt en de rechtbank aan de hand van die bespreking tot een beslissing op dit punt kan komen. Het betreft de volgende vijf onderdelen:
  • In zijn rapport schrijft de deskundige dat [bedrijf 1] de gebreken bij het maken van de koudebrug en de loden waterkerende voorziening (deugdelijk) hersteld heeft. De rechtbank verwijst naar de bladzijden 26 en 27 van het rapport.
  • [partij A] heeft de deskundige gevraagd of zijn begroting voor werkzaamheden aan de elektra niet mede de door [bedrijf 2] in rekening gebrachte kosten omvat. In het rapport staat als antwoord dat de door de deskundige begrote kosten voor werkzaamheden aan de elektra bestaan uit zowel kosten voor herstelwerkzaamheden als kosten voor nog uit te voeren werkzaamheden (blz. 67). De rechtbank leidt hieruit af dat het gaat om andere werkzaamheden dan de door [bedrijf 2] verrichte werkzaamheden.
  • Op bladzijde 38 van zijn rapport verwijst de deskundige naar reeds in opdracht van [partij A] verricht schilderwerk. De deskundige kondigt aan bij zijn kostenopstelling met die werkzaamheden rekening te houden. De rechtbank begrijpt daaruit dat hij slechts de nog in aanvulling op het reeds in opdracht van [partij A] verrichte schilderwerk uit te voeren werkzaamheden in zijn opstelling opneemt.
  • De deskundige neemt in zijn kostenopstelling een bedrag op voor het herstel van de pvc-vloer, waarbij de oude vloer verwijderd wordt en vervolgens de vloer opnieuw gelegd wordt. Dat betekent dat de kosten van al door [bedrijf 4] verricht herstelwerk aan de vloer als ‘dubbel werk’ niet meegeteld kan worden bij de door de deskundige berekende herstelkosten.
  • De rechtbank is van oordeel dat [partij A] met zijn productie 10 en met de bijlage 1 bij zijn brief van 27 maart 2025 aan de deskundige voldoende onderbouwd heeft dat hij de glas-zijkanten van de keukenlades bij de nalevering betaald heeft, terwijl deze ook deel uitmaakten van de prijsofferte, op grond waarvan hij [partij B] voor de keuken betaald heeft.
De rechtbank trekt uit deze opsomming de gevolgtrekking dat de deskundige de werkzaamheden genoemd onder (1), (2) en (3) beschouwt als werkzaamheden die noodzakelijk waren om gebreken in door [partij B] verricht werk te herstellen, zodat geen reden bestaat om deze werkzaamheden nog in zijn eigen opstelling op te nemen. Dat geldt echter niet voor de door [bedrijf 4] uitgevoerde werkzaamheden onder (4), die wel in de opstelling van de deskundige terugkeren. Het bedrag dat [partij A] voor de glas-zijkanten van de keukenlades genoemd onder (5) betaald heeft moet hij terugkrijgen, omdat hij [partij B] ook al daarvoor betaald heeft. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het door [partij B] te betalen bedrag verhoogd dient te worden met
€ 7.639,92(incl. btw), het verschil tussen het hiervoor genoemde bedrag € 9.509,92 (incl. btw) en het factuurbedrag van de rekening van [bedrijf 4] (€ 1.870,00 incl. btw).
Subsidie en kosten verblijf elders
3.14.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 19 juni 2025 bepaald dat [partij A] zich in zijn naar aanleiding van het rapport van de deskundige te nemen akte nader kan uitlaten over de misgelopen ISDE-subsidie. [partij A] geeft in zijn akte een nadere onderbouwing en becijfert de misgelopen subsidie thans op
€ 874,60. [partij B] heeft het mislopen van dat subsidiebedrag niet betwist. De rechtbank zal dat bedrag in de door [partij B] aan [partij A] te betalen schadevergoeding opnemen.
3.15.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 14 februari 2024 bepaald dat [partij A] zich in voornoemde akte ook nader kan uitlaten over de schade die hij lijdt omdat hij tijdens het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden elders moet verblijven. Volgens [partij A] gaat het om een bedrag van € 5.000,00 opgebouwd uit een bedrag van € 2.000,00 voor het verblijf elders en een bedrag van € 3.000,00 voor het ontruimen, voor opslag en voor het weer inruimen. [partij B] heeft hiertegen geen verweer (meer) gevoerd. Ook het bedrag
van
€ 5.000,00zal de rechtbank in de schadevergoeding opnemen.
Spotje(s) en verval garantie
3.16.
Vaststaat dat een spotje ontbreekt. [partij A] voert een bedrag van € 150,00 op voor het aanbrengen van tien spotjes. Omdat geen bijpassend spotje te vinden is dienen alle tien spotjes op kosten van [partij B] vervangen te worden, aldus [partij A] Het daarmee gemoeide bedrag is € 150,00. [partij B] stelt dat met hem geen contact opgenomen is over het ontbreken van een spotje. De rechtbank oordeelt dat [partij B] daarmee onvoldoende betwist dat hij gehouden was nog een spotje aan te brengen. De deskundige vindt dat (aan de hand van de stukken) niet is vast te stellen of de spotjes wel of niet individueel leverbaar zijn. In dat licht heeft [partij A] onvoldoende onderbouwd dat tien spotjes geleverd moeten worden. De rechtbank zal volstaan met het toekennen van een bedrag van
€ 15,00voor het ontbrekend spotje.
3.17.
Tot slot stelt [partij A] nog schade te lijden, omdat hij geen facturen van de schuifpui van de kookplaat en van de afzuigkap gekregen heeft. Het gevolg daarvan is dat hij geen aanspraak kan maken op garantie, aldus [partij A] Het verval van de garantie is een schadepost die volgens [partij A] op € 1.000,00 dient te worden gesteld. Nog afgezien van het feit dat [partij A] dit punt in strijd met de goede procesorde pas voor het eerst noemt in zijn akte uitlating deskundigenbericht, heeft hij deze door hem gestelde schadepost onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal het schadebedrag dan ook niet
met € 1.000,00 verhogen.
3.18.
Gelet op het voorgaande becijfert de rechtbank de door [partij B] aan [partij A] te betalen schadevergoeding als volgt:
Herstel metselwerk € 1.500,00
Herstel scheur in plafond € 650,00
Herstel vloer € 7.815,41
Kosten afmaken werk volgens deskundige € 23.923,14
Bij nalevering betaalde ladeverlichting € 250,71
Verlagen keuken € 500,00
Afstandsbediening afzuigkap € 125,00
Aanbrengen geleiders front vaatwasser € 100,00
Verhoging i.v.m. reeds uitgevoerde werk € 7.639,92
ISDE-subsidie € 874,60
Verblijf elders/ontruimen etc. € 5.000,00
Spotje
€ 15,00
Totaal € 48.393,78 (incl. btw)
3.19.
De rechtbank zal [partij B] veroordelen tot betaling van het onder 3.18 genoemde totaalbedrag. De rechtbank zal [partij B] tevens veroordelen tot het betalen van wettelijke rente ex artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dat bedrag op een wijze zoals onder de beslissing vermeld. De rechtbank tekent daarbij aan dat [partij A] in zijn vordering voor zover die verbonden is aan het vergoeden van de kosten die [partij A] gemaakt heeft voor het laten verrichten van herstelwerkzaamheden door derden en voor het afhalen van keukenonderdelen bij IKEA het verschuldigd zijn van rente vanaf de vervaldata voor het betalen van de desbetreffende bedragen opgenomen heeft. De rechtbank kan aan de hand van de door [partij A] in het geding gebrachte documenten die vervaldata voor de betalingen aan [bedrijf 1] [bedrijf 2] en [bedrijf 3] vaststellen, maar voor de betalingen aan IKEA niet. De bedragen van de betalingen aan IKEA zullen dan ook deel uitmaken van het bedrag waarover [partij B] rente dient te betalen, zoals hierna onder de beslissing vermeld is, vanaf de vijftiende dag na de dag van het vonnis.
3.20.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [partij A] geen belang meer bij de gevraagde verklaring voor recht. Voor zover de vordering van [partij A] daarop ziet zal de rechtbank die afwijzen.
in reconventie
3.21.
De rechtbank zal [partij B] veroordelen tot betaling van een schadevergoeding groot € 48.393,78. Van een ondeugdelijke vordering van [partij A] is geen sprake. De rechtbank zal daarom de vordering van [partij B] strekkende tot opheffing van de door [partij A] ten laste van [partij B] gelegde beslagen afwijzen.
in conventie en in reconventie
Proceskosten
3.22.
De rechtbank zal [partij B] c.s. als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie veroordelen. De rechtbank begroot de proceskosten in conventie van [partij A] tot op heden als volgt:
Explootkosten: € 127,42
Griffierecht: € 1.301,00
Salaris advocaat: € 6.677,00 (5½ punten [2] à € 1.214,00)
Beslagkosten: € 1.632,00 [3]
Kosten deskundige:
€ 3.548,93 [4]
Totaal: € 13.286,35
3.23.
De rechtbank wijst partijen erop dat de griffier griffierecht kan naheffen, indien
- zoals in het onderhavige geval - veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat is gevorderd maar de rechtbank de schade direct begroot. Het eventueel door [partij A] bij te betalen griffierecht valt onder de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)en komt dus ook ten laste van [partij B] .
3.24.
De rechtbank zal [partij B] als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie veroordelen. De rechtbank begroot de proceskosten in reconventie van [partij A] tot op heden op € 614,00 wegens salaris advocaat (1 punt [5] à € 614,00).
3.25.
De rechtbank stelt de nakosten in conventie en reconventie vast op een bedrag
van € 278,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
3.26.
De rechtbank zal bepalen dat [partij B] rente over de proceskosten in conventie verschuldigd is op de wijze zoals onder de beslissing is vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
veroordeelt [partij B] tot betaling van een bedrag van € 48.393,78 aan [partij A] te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.586,43 (rekening [bedrijf 1] ) vanaf 7 juni 2022, over een bedrag van
€ 647,42 (rekening [bedrijf 2] d.d. 26 mei 2022) vanaf 3 juni 2022, over een bedrag van € 205,02 (rekening [bedrijf 2] d.d. 1 augustus 2022) vanaf 9 augustus 2022, over een bedrag van € 1.996,06 (rekening [bedrijf 3] ) vanaf 14 maart 2023 en over een bedrag van € 40.958,85 vanaf de vijftiende dag na de dag van dit vonnis, telkens tot aan de dag der algehele voldoening van het desbetreffende bedrag,
4.2.
verklaart de onder 4.1. vermelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
4.3.
wijst het meer of anders gevorderde af, met uitzondering van na te noemen veroordeling in de proceskosten,
in reconventie
4.4.
wijst de vorderingen van [partij B] af,
in conventie en in reconventie
4.5.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten ter hoogte van € 14.178,35 (€ 13.286,35 + € 614,00 + € 278,00) te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [partij B] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 13.564,35 vanaf de vijftiende dag na genoemde aanschrijving tot aan de algehele voldoening,
4.6.
verklaart de onder 4.5. vermelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2025.

Voetnoten

1.Zie bladzijde 65 van het deskundigenrapport.
2.Dagvaarding 1 punt, mondelinge behandeling 1 punt, eerste getuigenverhoor 1 punt, tweede getuigenverhoor ½ punt, akte overleggen bewijs ½ punt, akte na enquête ½ punt, akte vóór benoeming deskundige ½ punt en akte na deskundigenbericht ½ punt.
3.Salaris advocaat € 1.214,00 en beslagstukken € 418,00 (€ 92,74 en € 325,26).
4.Partijen zijn destijds ieder voor de helft met het voorschot belast.
5.Conclusie van antwoord in reconventie 1 punt.