Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[partij A 1] ,
2.
[partij A 2],
1.De procedure
2.Samenvatting
3.De verdere beoordeling
€ 7.815,41(bestaande uit € 700,00 voor het verwijderen van de oude vloer en € 7.115,41 voor het opnieuw leggen van de vloer).
€ 23.923,14(incl. btw).
€ 500,00.
“U concludeert derhalve, terecht, dat de vloer verwijderd dient te worden en een nieuwe vloer, nadat de ondervloer is geëgaliseerd, dient te worden gelegd. Bij de schadeopstelling wordt aansluiting gezocht bij de offerte die voor het leggen van de vloer bij de dagvaarding is gevoegd. Daarin is echter niet het egaliseren van de vloer opgenomen, nu dit door Bebo-parket niet wordt (of werd) aangeboden. De kosten hiervan zijn ook niet afzonderlijk in het rapport of productie 7 (calculatie) opgenomen. Dit dient derhalve nog aangevuld te worden. Te meer daar Kjell Bouwwerken de vloerverwarming heeft aangelegd en derhalve, mede, oorzaak is van de oneffen vloer. Daarnaast moet vastgesteld worden dat de plinten op de muren zijn vastgelijmd. Deze zullen, met de vloer, ook verwijderd moeten worden. Naar de mening van cliënten heeft dat tot gevolg dat het stucwerk op de muren opnieuw aangebracht, althans hersteld, dient te worden. Maar ook dat de plinten niet opnieuw gebruikt kunnen worden en derhalve vervangen dienen te worden. Ook deze schadeposten zijn in de rapportage of de calculatie niet opgenomen.”
“Bij het verwijderen van de pvc-vloer dient men deze altijd langs de plinten los te snijden, waarbij het in de praktijk niet noodzakelijk is om de plinten te verwijderen. In de offerte van Bebo Vloerbedekking BV (productie 13 van het procesdossier) is het egaliseren opgenomen, waarbij letterlijk staat vermeld: ’Legwerk PVC in visgraatmotief + egaliseren over beton’. In de offerte is extra/dikker egaliseren niet opgenomen en is als volgt omschreven: ‘Extra kosten dikker egaliseren nader te bepalen indien nodig wanneer ondergrond zichtbaar is.’
Gezien [partij A] het sauswerk van de wanden/plafonds heeft uitgevoerd, is het aanbrengen van en houten af-/betimmering in onderhavige situatie nu de goedkoopste oplossing.”Weliswaar is [partij A] van mening dat herstel middels een multiplex dagstuk niet geïndiceerd is omdat dit visueel een mindere oplossing is, maar aangezien op deze wijze blijkbaar wel sprake is van deugdelijk herstel en de kosten van het reeds door derden verrichte schilderwerk aan onder meer het plafond in de door [partij B] aan [partij A] te betalen schadevergoeding opgenomen kunnen worden (zie hierna onder 3.13), zal de rechtbank een bedrag van
€ 650,00(incl. btw) als onderdeel van het door [partij B] te betalen bedrag opnemen voor het herstel van de scheur.
€ 250,71(incl. btw) verhoogd te worden.
€ 2.800 excl. btw/€ 3.388,00 incl. btw, bestaat uit werkuren en is van mening dat de door [partij B] te betalen schadevergoeding mede een bedrag van € 1.936,00 (het verschil tussen het bedrag van € 3.388,00 en € 1.452,00) moet omvatten. De deskundige heeft in dit verband in zijn rapport opgenomen (blz. 67):
‘aangezien de keuken hoger is geplaatst dan waarvoor de standaard plint geschikt is’(blz. 51). De deskundige acht dit een duidelijk gebrek. [partij A] stelt dat [partij B] hem medegedeeld heeft dat de keuken op de huidige hoogte geplaatst kon worden (de rechtbank begrijpt: zonder gebreken). [partij B] heeft dit niet betwist. [partij B] dient dus ook het bedrag van
€ 500,00(incl. btw) voor het verlagen van de keuken te vergoeden.
€ 125,00(incl. btw) voor de afstandsbediening als het bedrag van
€ 100,00(incl. btw) voor het aanbrengen van de geleiders aan [partij A] te betalen.
- In zijn rapport schrijft de deskundige dat [bedrijf 1] de gebreken bij het maken van de koudebrug en de loden waterkerende voorziening (deugdelijk) hersteld heeft. De rechtbank verwijst naar de bladzijden 26 en 27 van het rapport.
- [partij A] heeft de deskundige gevraagd of zijn begroting voor werkzaamheden aan de elektra niet mede de door [bedrijf 2] in rekening gebrachte kosten omvat. In het rapport staat als antwoord dat de door de deskundige begrote kosten voor werkzaamheden aan de elektra bestaan uit zowel kosten voor herstelwerkzaamheden als kosten voor nog uit te voeren werkzaamheden (blz. 67). De rechtbank leidt hieruit af dat het gaat om andere werkzaamheden dan de door [bedrijf 2] verrichte werkzaamheden.
- Op bladzijde 38 van zijn rapport verwijst de deskundige naar reeds in opdracht van [partij A] verricht schilderwerk. De deskundige kondigt aan bij zijn kostenopstelling met die werkzaamheden rekening te houden. De rechtbank begrijpt daaruit dat hij slechts de nog in aanvulling op het reeds in opdracht van [partij A] verrichte schilderwerk uit te voeren werkzaamheden in zijn opstelling opneemt.
- De deskundige neemt in zijn kostenopstelling een bedrag op voor het herstel van de pvc-vloer, waarbij de oude vloer verwijderd wordt en vervolgens de vloer opnieuw gelegd wordt. Dat betekent dat de kosten van al door [bedrijf 4] verricht herstelwerk aan de vloer als ‘dubbel werk’ niet meegeteld kan worden bij de door de deskundige berekende herstelkosten.
- De rechtbank is van oordeel dat [partij A] met zijn productie 10 en met de bijlage 1 bij zijn brief van 27 maart 2025 aan de deskundige voldoende onderbouwd heeft dat hij de glas-zijkanten van de keukenlades bij de nalevering betaald heeft, terwijl deze ook deel uitmaakten van de prijsofferte, op grond waarvan hij [partij B] voor de keuken betaald heeft.
€ 7.639,92(incl. btw), het verschil tussen het hiervoor genoemde bedrag € 9.509,92 (incl. btw) en het factuurbedrag van de rekening van [bedrijf 4] (€ 1.870,00 incl. btw).
€ 874,60. [partij B] heeft het mislopen van dat subsidiebedrag niet betwist. De rechtbank zal dat bedrag in de door [partij B] aan [partij A] te betalen schadevergoeding opnemen.
€ 5.000,00zal de rechtbank in de schadevergoeding opnemen.
€ 15,00voor het ontbrekend spotje.
€ 15,00
- zoals in het onderhavige geval - veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat is gevorderd maar de rechtbank de schade direct begroot. Het eventueel door [partij A] bij te betalen griffierecht valt onder de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)en komt dus ook ten laste van [partij B] .
4.De beslissing
€ 647,42 (rekening [bedrijf 2] d.d. 26 mei 2022) vanaf 3 juni 2022, over een bedrag van € 205,02 (rekening [bedrijf 2] d.d. 1 augustus 2022) vanaf 9 augustus 2022, over een bedrag van € 1.996,06 (rekening [bedrijf 3] ) vanaf 14 maart 2023 en over een bedrag van € 40.958,85 vanaf de vijftiende dag na de dag van dit vonnis, telkens tot aan de dag der algehele voldoening van het desbetreffende bedrag,