ECLI:NL:RBOVE:2025:6408

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
AK_25_3008_3009
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening intrekking APK-erkenning en keuringsbevoegdheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over verzoeken om een voorlopige voorziening in verband met de intrekking van de APK-erkenning van een autobedrijf en de tijdelijke intrekking van de APK-bevoegdheid van een keurmeester. De RDW heeft op 21 oktober 2025 de APK-erkenning van [bedrijf] definitief ingetrokken, evenals de keuringsbevoegdheid van [eiser] voor de duur van 12 maanden. De RDW concludeert dat er sprake is van ondermijning van toezicht, omdat er te grote aantallen voertuigen worden afgemeld, wat niet in verhouding staat tot de capaciteit van de keuringsplaats. [bedrijf] en [eiser] hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de besluiten hun werkzaamheden stillegden.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 30 oktober 2025 behandeld en kwam tot het voorlopige oordeel dat de bezwaren geen redelijke kans van slagen hebben. De voorzieningenrechter weegt de belangen van de partijen en concludeert dat de RDW belang heeft bij het handhaven van de sancties voor de verkeersveiligheid. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af, omdat er geen onverwijlde spoed is die het treffen van een voorlopige voorziening vereist. De uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, in aanwezigheid van mr. J.C. Smitstra, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/3008 en ZWO 25/3009
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[bedrijf] B.V., uit [locatie] ,
hierna: [bedrijf] ,
[eiser] ,uit [woonplaats] ,
hierna: [eiser] ,
(gemachtigde: mr. A.A. Alciyan),
en
de directie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer,
hierna: RDW,
(gemachtigde: mr. H. Venhuizen).

1.Samenvatting

1.1.
De RDW heeft de APK-erkenning van [bedrijf] definitief en per direct ingetrokken. Daarnaast heeft de RDW de APK-bevoegdheid van keurmeester [eiser] , die werkzaam is bij [bedrijf] , per direct en voor de duur van 12 maanden ingetrokken. De RDW vindt namelijk dat zij het toezicht ondermijnen en legt om die reden aan beiden de meest zware sanctie op. [bedrijf] en [eiser] zijn het met de besluiten niet eens. Zij hebben daarom bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het voorlopig oordeel dat de bezwaren geen redelijke kans van slagen hebben en dat de belangenafweging mede in dat licht geen aanleiding vormt tot het treffen van een voorlopige voorziening. Hij wijst de verzoeken daarom af.

2.Inleiding: feiten en procesverloop

2.1.
[bedrijf] is een autobedrijf gevestigd aan de [adres] in [locatie] . [eiser] is werkzaam als APK-keurmeester bij [bedrijf] .
2.2.
Met het besluit van 21 oktober 2025 heeft de RDW de aan [bedrijf] verleende APK-erkenning voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg definitief en per direct ingetrokken.
2.3.
Daarnaast heeft de RDW in een apart besluit op 21 oktober 2025 de APK-keuringsbevoegdheid van [eiser] voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg per direct voor de duur van 12 maanden ingetrokken.
2.4.
De RDW is als volgt tot deze besluiten gekomen. Op basis van een eerste registercontrole en na een horing is aan [bedrijf] en [eiser] op 27 januari 2025 een waarschuwingsbrief toegestuurd. Daarin constateert de RDW – kort weergeven – dat er te grote aantallen voertuigen worden afgemeld, terwijl dit gezien de omvang en indeling van de keuringsinstantie praktisch onmogelijk is, en komt de RDW tot de conclusie dat de voertuigen niet volledig worden gekeurd. In de brieven wordt met klem verzocht om de werkwijze conform de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK (hierna: de Regeling) toe te passen en worden beiden onder verscherpt toezicht gesteld. Daarnaast worden zij gewaarschuwd dat indien zij niet voldoen aan de voorschriften van de Regeling, de APK-erkenning voor onbepaalde tijd en de APK-bevoegdheid voor de duur van 12 maanden wordt ingetrokken.
2.4.1.
Op latere tijdstippen heeft de RDW nogmaals registercontroles uitgevoerd. Daaruit is gebleken – ook kort weergeven – dat in de periode van 1 februari 2025 tot en met 30 april 2025 en juli 2025 het aantal meldingen dat is verricht wederom niet in verhouding staat tot de omvang en inrichting van de keuringsplaats en de gemiddelde tijd benodigd voor een APK-keuring. Ook wordt er niet structureel het kentekenregister geraadpleegd voorafgaand aan de keuring, wordt de controle voorafgaand aan de melding niet uitgevoerd en worden voertuigen afgemeld door een andere keurmeester dan de keurmeester die de keuring heeft verricht.
2.4.2.
In de besluiten van 21 oktober 2025 overweegt de RDW op basis van deze controles dat de aanwijzing gegeven in de brieven van 27 januari 2025 niet is opgevolgd, en dat er sprake is van ondermijning van het toezicht, wat wordt aangemerkt als de zwaarste overtreding, namelijk een categorie IV overtreding. Op basis van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW [1] (hierna: Toezichtbeleidsbrief) en de Bijlage Erkenninghouder APK [2] en het ontbreken van bijzondere omstandigheden heeft de RDW besloten de APK-erkenning in te trekken voor onbepaalde tijd, en de APK-bevoegdheid voor 12 maanden.
2.5.
[bedrijf] en [eiser] zijn het hier niet mee eens. Zij hebben tegen de besluiten bezwaar gemaakt. Omdat de APK-werkzaamheden door de besluiten feitelijk stil zijn komen te liggen, hebben zij de voorzieningenrechter verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende dat de besluiten worden geschorst totdat op het bezwaar is beslist.
2.6.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 30 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens [bedrijf] : [naam] , [eiser] , de gemachtigde van [bedrijf] en [eiser] en de gemachtigde van de RDW.

3.Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1.
Als tegen een besluit voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [3]
3.2.
De voorzieningenrechter verricht daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het onderliggende besluit of de onderliggende besluiten en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift en hij weegt de belangen van de partijen bij een schorsing. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen bij een schorsing.
3.3.
De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.4.
[bedrijf] en [eiser] betogen dat de besluiten gebaseerd zijn op onjuiste feiten en omstandigheden, en dat [bedrijf] en [eiser] in de keuringsplaats een zeer efficiënte werkwijze hanteren, waardoor zij meer voertuigen kunnen afmelden. Verder voeren zij aan dat als er sprake is van een overtreding dit volgens hen niet dient te worden aangemerkt als een categorie IV overtreding, maar een categorie III. Tot slot voeren zij in hun bezwaarschriften aan dat de RDW heeft nagelaten de zienswijzen conform de wettelijke vereisten te beantwoorden.
3.5.
De voorzieningenrechter komt tot het voorlopige oordeel dat de bezwaren geen redelijke kans van slagen hebben en de besluiten daarmee rechtmatig zijn.
3.6.
In de besluiten is door de RDW uitgebreid gemotiveerd waarom sprake is van ondermijning van het toezicht. De RDW haalt daarbij veelvuldig voorbeelden uit de registercontrole aan waarmee hij vaststelt dat aan verschillende voorschriften uit de Regeling en de Toezichtbeleidsbrief niet is voldaan. Op zitting heeft de RDW desgevraagd toegelicht dat het meest bepalend voor de conclusie dat er sprake is van ondermijning van toezicht de omstandigheid is dat er sprake is van een veel te grote hoeveelheid meldingen die niet in verhouding staan met de omvang en inrichting van de keuringsplaats en de gemiddelde tijd benodigd voor een APK-keuring. Omdat er maar één gecertificeerde APK-hefbrug is en een keurmeester maximaal vier voertuigen per uur mag afmelden zouden er maximaal 32 voertuigen per dag kunnen worden afgemeld. De RDW heeft in zijn besluiten 15 voorbeelden aangehaald waarin – voor de gehele keuringsplaats – tussen de 55 en 83 afmeldingen per dag zijn verricht.
3.7.
In hetgeen [bedrijf] en [eiser] daartegen hebben aangevoerd ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanknopingspunten om tot de conclusie te komen dat de besluiten gebaseerd zijn op onjuiste feiten en omstandigheden. Er is door [eiser] op zitting toegelicht wat de werkwijze efficiënt maakt, maar de voorzieningenrechter kan de RDW er vooralsnog in volgen dat de werkwijze niet tot de conclusie kan leiden dat er tussen de 55 en 83 afmeldingen per dag kunnen plaatsvinden. Andere feiten en omstandigheden hebben [bedrijf] en [eiser] niet naar voren gebracht. Daarnaast kan de voorzieningenrechter de RDW er vooralsnog in volgen dat de verrichte handelingen gekwalificeerd kunnen worden als ondermijning van het toezicht, wat is aangemerkt als een categorie IV overtreding. De voorzieningenrechter neemt daarbij ook mee dat de Toezichtbeleidsbrief de RDW de mogelijkheid biedt om een overtreding die niet specifiek benoemd wordt in het beleid te kunnen categoriseren en te sanctioneren. Verder kan de voorzieningenrechter uit de besluiten, de bezwaarschriften en wat op zitting naar voren is gebracht niet afleiden dat de zienswijzen niet conform de wettelijke eisen zijn beantwoord.
3.8.
Nu [bedrijf] en [eiser] daarnaast geen bijzondere omstandigheden naar voren hebben gebracht, komt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat de besluiten stand kunnen houden.
3.9.
Over de belangen overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
3.10.
[bedrijf] en [eiser] hebben een financieel belang naar voren gebracht. Door hen is toegelicht dat de werkzaamheden van het autobedrijf voornamelijk bestaan uit APK-keuringen. Door de besluiten is het werk feitelijk stil komen te liggen, wat financiële gevolgen heeft en de continuïteit van het bedrijf in gevaar brengt.
3.11.
Daar staat tegenover dat de RDW belang heeft bij uitvoering van de sanctie, omdat de RDW in het kader van de verkeersveiligheid effectief toezicht wil kunnen houden op naleving van de regelgeving en op het juiste gebruik van de bevoegdheden.
3.12.
Omdat de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel is dat de bestreden besluiten stand kunnen houden, weegt de voorzieningenrechter de belangen van [bedrijf] en [eiser] bij een schorsing van de besluiten gedurende de bezwaarprocedure minder zwaar.
Daar komt bij dat voor [eiser] geldt dat hij in loondienst is en doorbetaald zal worden. Het is daarnaast weliswaar aannemelijk dat sanctie financiële gevolgen zal hebben voor [bedrijf] , maar dat dit zal leiden tot een financiële noodsituatie op korte termijn, waardoor de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht, is de voorzieningenrechter niet gebleken. [bedrijf] heeft dit niet (met stukken) nader onderbouwd. Gelet op deze omstandigheden vindt de voorzieningenrechter dat het belang van de RDW bij uitvoering van de sanctie op dit moment zwaarder moet wegen.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
Gelet op wat hiervoor is overwogen komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat er geen sprake is van onverwijlde spoed, die gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
4.2.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening daarom af.
4.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C. Smitstra, griffier. Uitgesproken in het openbaar op:
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW 2021, Algemeen Deel, paragraaf 4.5, 4.6, en stroomschema.
2.Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW 2021, Bijlage APK keurmeester 2021, paragraaf 4.5, 4.6, en stroomschema.
3.Artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.