ECLI:NL:RBOVE:2025:6413

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
337415 KG RK 25-421
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in een strafzaak wegens vermeende vooringenomenheid

Op 20 augustus 2025 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mrs. G.H. Meijer, R.P. van Campen en J.M.G. Fluttert, die belast waren met de behandeling van zijn zaak in de raadkamer. Verzoeker had het vermoeden dat de rechters vooringenomen waren, vooral vanwege hun vragen over zijn rol als ICT-er binnen een bedrijf. Hij voelde zich niet gehoord en vond dat hij onvoldoende kans kreeg om zijn werkzaamheden toe te lichten. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de kritische bevraging van verzoeker niet duidt op vooringenomenheid. De rol van de raadkamer is beperkt tot het beoordelen van de ernst van de bezwaren tegen verzoeker, en de rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de indruk van partijdigheid konden rechtvaardigen. De beslissing werd op 2 september 2025 openbaar uitgesproken door de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 337415 KG RK 25-421
Beslissing van 2 september 2025
in de zaak van
[verzoeker] ,
Geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende op de [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,
mr. B.G.M.C. Peters, advocaat te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Op 20 augustus 2025 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van
mrs. G.H. Meijer, R.P. van Campen en J.M.G. Fluttert, rechters in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de raadkamer zaak die is geregistreerd onder parketnummer 84/220983-25.
1.2.
Op dezelfde dag, na afloop van de raadkamerzitting, heeft de advocaat schriftelijk het verzoek tot wraking gedaan.
1.3.
Van de raadkamerzitting op 20 augustus 2025 is een proces-verbaal opgemaakt.
1.4.
Mrs. Meijer, Van Campen en Fluttert hebben op 21 augustus 2025 schriftelijk gereageerd. Zij hebben niet berust in de wraking.
1.5.
Mr. Peters heeft op 26 augustus 2025 haar standpunt toegestuurd. Hierin is ook een reactie van verzoeker zelf opgenomen. Mrs. Meijer, Van Campen en Fluttert hebben dit standpunt ook ontvangen.
1.6.
Het wrakingsverzoek van verzoeker is behandeld op 27 augustus 2025 achter gesloten deuren, middels een directe beeld- en geluidsverbinding.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door zijn raadsvrouw;
- mrs. Meijer, Van Campen en Fluttert, rechters;
- mr. Doedens, officier van justitie.

2.De feiten

2.1.
Tijdens de raadkamerzitting van 20 augustus 2025 werd het hoger beroep behandeld van het Openbaar Ministerie tegen de afwijzende beslissing van de rechter-commissaris op de vordering bewaring. De reden van het instellen van het beroep door het Openbaar Ministerie is het vermoeden dat verzoeker een grotere rol heeft gehad bij de verweten gedragingen dan tot nog toe werd aangenomen. Die grotere rol zou, wat het Openbaar Ministerie betreft, de bewaring van verzoeker alsnog rechtvaardigen. Verzoeker is daar ter zitting in raadkamer over bevraagd.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de voorzitter van de raadkamer en de leden van de raadkamer. Tijdens de raadkamerzitting lag ter beoordeling voor of er voldoende ernstige bezwaren en gronden waren tegen verzoeker voor het feitelijk leidinggeven aan de verweten gedragingen.
3.2
Verzoeker heeft het vermoeden van vooringenomenheid van de voorzitter en leden van de raadkamer vanwege feiten en omstandigheden die de rechterlijke onpartijdigheid schaden. Dit heeft vooral betrekking op de ondervraging door de rechters over zijn rol binnen [bedrijf] B.V., toegespitst op de vraag of verzoeker meer is dan ‘slechts’ een ICT-er in het bedrijf dan wel of hij een grotere rol speelt binnen het bedrijf en daarmee bij de verweten gedragingen.
Verzoeker voelt zich niet gehoord en vindt dat hij bij die ondervraging onvoldoende de kans kreeg om zijn werkzaamheden en rol als ICT-er toe te lichten. Uit de vragen van de rechters bleek bovendien dat zij evident geen kennis hebben over complexe webomgevingen, maar niet voor uitleg openstonden, aldus verzoeker.

4.De beoordeling

4.1.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de rechters partijdig zijn of dat zij die indruk bij verzoeker hebben gewekt. Die indruk gaat niet alleen maar over het persoonlijke gevoel van verzoeker, maar moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoeker op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók moet hebben gedacht dat de rechters partijdig zijn. Het uitgangspunt is dat de rechter vanwege zijn aanstelling als rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat hij vooringenomen is.
4.2
Voor de beoordeling van de vraag of gebleken is van vooringenomenheid van de rechters moet naar de gehele context van de raadkamerzitting worden gekeken.
De rol van de raadkamer is namelijk beperkt. Ter beoordeling in raadkamer ligt alleen de vraag voor of sprake is van voldoende ernstige bezwaren en gronden om de voorlopige hechtenis van een verdachte te rechtvaardigen. Er vindt geen inhoudelijke behandeling van het dossier plaats.
4.3
De raadsvrouw heeft de raadkamer op voorhand een groot aantal stukken doen toekomen met onder andere een verwijzing naar de verrichte werkzaamheden van verzoeker en een detailoverzicht van de gewerkte uren van verzoeker. De leden van de raadkamer hebben voorafgaand aan de raadkamerzitting kennisgenomen van deze stukken. Ter zitting in raadkamer heeft de raadsvrouw uitgebreid het woord gevoerd tot de verdediging van verzoeker overeenkomstig haar pleitnota. Deze pleitnota is ook overgelegd aan de raadkamer en aan het proces-verbaal gehecht. Daarna is verzoeker door de voorzitter en de leden van de raadkamer kritisch bevraagd over zijn werkzaamheden als ICT-er.
4.4
De wrakingskamer twijfelt er niet aan dat bij verzoeker een gevoel is ontstaan dat er weinig ruimte was voor zijn eigen woord. Echter uit het feit dat verzoeker bij de beantwoording van de vragen zelf kort werd gehouden door de leden van de raadkamer, kan niet zonder meer worden afgeleid dat de rechters vooringenomen zijn geweest. Dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om in detail te treden maakt dat niet anders. Het moge dan zo zijn dat verzoeker veel kennis van zaken heeft over ICT-kwesties, maar ook daarover behoort een kritische bevraging tot de taak, ruimte en vrijheid die een (straf)rechter heeft in de wijze waarop hij de zaak behandelt. Het is immers te allen tijde de (voorzitter van) de raadkamer die de regie over de zitting houdt.
4.5
Tegen het licht van het beperkte juridische toetsingskader bij de behandeling in raadkamer ten aanzien van de voorlopige hechtenis en het feit dat de raadsvrouw van verzoeker al ruimschoots de gelegenheid had gekregen om het standpunt van de verdediging te onderbouwen en mondeling in raadkamer toe te lichten, oordeelt de rechtbank dat het feit dat verzoeker kritisch bevraagd werd, niet maakt dat sprake is van vooringenomenheid of dat de schijn van vooringenomenheid is gewekt.
Omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden, zijn niet gesteld of gebleken.
4.6
Gelet op het voorgaande is het verzoek tot wraking ongegrond en wordt dit afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer
5.1.
verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, A. Smedes en A.M van Diggele in tegenwoordigheid van de griffier M.M. Greven-Diepenmaat en in openbaar uitgesproken op 2 september 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.