ECLI:NL:RBOVE:2025:6417

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
11837533 EJ VERZ 25-175
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen en verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 november 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van Stichting Streeklaboratorium voor de Microbiologie in Twente (Labmicta) om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. Labmicta stelt dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. De rechtbank oordeelt dat Labmicta onvoldoende heeft aangetoond dat [verweerder] de geldende validatienormen heeft geschonden. De kantonrechter concludeert dat de arbeidsovereenkomst ontbonden kan worden op basis van een combinatie van omstandigheden, waaronder de verstoorde arbeidsrelatie en het verwijtbaar handelen van [verweerder]. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2026, tenzij Labmicta het verzoek intrekt. Tevens wordt Labmicta veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding aan [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 11837533 EJ VERZ 25-175
Beschikking van de kantonrechter van 5 november 2025
in de zaak van
Stichting Streeklaboratorium voor de Microbiologie in Twente en de Gelderse Achterhoek,
gevestigd te Hengelo,
verzoekende partij,
hierna ook wel te noemen Labmicta,
gemachtigde mrs. N. Stroil en R.J. Lindeboom,
tegen
[verweerder],
wonend te [woonplaats],
verwerende partij,
hierna te noemen [verweerder],
gemachtigde mrs. H.W. Huijgen en J. van Gogh.

1.De procedure

1.1.
Werkgever heeft een verzoekschrift met 48 producties ingediend om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. Werknemer heeft een verweerschrift met 8 producties ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 16 september 2025 plaatsgevonden.
Namens Labmicta waren aanwezig [naam 1], bestuurder en [naam 2], directeur bedrijfsvoering, bijgestaan door mrs. Stroil en Lindeboom.
[verweerder] was aanwezig met mrs. Huijgen en Van Gogh.

2.De feiten

2.1.
Labmicta verricht in haar laboratorium medisch diagnostisch onderzoek ten behoeve van de gezondheidszorg.
2.2.
[verweerder], geboren op 8 juni 1968, is op 1 oktober 2022 in dienst getreden bij Labmicta. De functie die werknemer vervulde is die van Medisch Moleculair Microbioloog tegen een salaris van € 9.744,00 bruto, te vermeerderen met 8,33% vakantiebijslag en 8,33% eindejaarsuitkering. Het gaat om een dienstverband voor 36 uur per week, waarop de CAO Ziekenhuizen van toepassing is.
2.3.
In deze functie is [verweerder] een ondersteunend specialist met als hoofdtaak het verrichten van moleculair biologisch activiteiten ten behoeve van de medische microbiologische diagnostiek. Eén van zijn taken is ook om in samenspraak met de andere vakspecialisten de moleculaire diagnostiek verder uit te bouwen. Hierbij heeft de medisch moleculair microbioloog een complementaire rol; de klinische toepasbaarheid van de moleculaire technieken is een gedeelde verantwoordelijkheid. De medische eindverantwoordelijkheid valt onder de arts-microbioloog.
2.4.
Sinds juli 2019 voert Labmicta de medische microbiologische diagnostiek uit voor de klanten van Stichting Synergos, handelend onder de naam Diagnostiek voor U (hierna: DvU). De klanten van Synergos zijn voornamelijk huisartsen. Deze werkzaamheden voert Labmicta uit op basis van een Dienstverleningsovereenkomst tussen Labmicta en DvU.
[verweerder] en zijn collega [naam 3], arts-microbioloog, zijn voor één dag per twee weken aan DvU ter beschikking gesteld. Zij werken dan op de eigen locatie van DvU in Eindhoven.
2.5.
In juli 2024 is Labmicta door DvU gevraagd om [verweerder] en [naam 3] te laten werken aan de verdere ontwikkeling en validatie van een nieuwe test en methode voor feces-diagnostiek, een NGS-test. De test was al ontwikkeld door Impact Omics (IO). De medische validatie moet plaatsvinden door een arts-microbioloog en de technische validatie door een medische moleculair microbioloog. Tussen Labmicta, DvU en IO is een geheimhoudingsovereenkomst tot stand gekomen.
2.6.
[verweerder] en [naam 3] zijn in juli 2024 begonnen aan het project.
2.7.
Tijdens een vergadering op 2 december 2024 binnen Labmicta is een presentatie over ‘ validatie feces diagnostiek’ gegeven aan de inhoudelijke staf.
2.8.
Op 20 december 2024 zendt [naam 3] – mede namens [verweerder] – een
e-mail bericht:
‘FW: Witte rook Go-live 6-1-2025
Dag allen,
Het was nog even een flinke eindsprint, maar het is gelukt om alle beschikbare data samen te bekijken en op basis hiervan te kunnen stellen dat we met de resultaten voldoen aan de vooraf gestelde eisen. Het officiële validatierapport zal nog volgen en daarbij ook een keer nog uitgebreid in de staf een presentatie hierover.’
2.9.
Op 6 januari 2025 is DvU gaan testen met gebruik van de NGS-test.
2.10.
Op 10 februari 2025 vond een overleg van de inhoudelijke staf plaats. [verweerder] en [naam 3] hebben een presentatie verzorgd over de NGS-test.
2.11.
Op 11 februari 2025 ontving de staf van Labmicta het validatierapport van
20 december 2024. Daarin staat:
‘(…)
Conclusie
De retrospectieve validatie laat zien dat m.u.v. 2 targets, te wetenE.histolytica en Yersinia spp.
wordt voldaan aan de vooraf gestelde eisen. Voor deze twee targets zullen na de in productie name van de test nog aanvullende positieve samples getest worden om tabel 1 aan te vullen. (…)’

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek
3.1.1.
Werkgever verzoekt ingevolge artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, g of i BW. Volgens Labmicta heeft [verweerder] (ernstig) verwijtbaar gehandeld, is er sprake van een verstoorde arbeidsrelatie of een combinatie van deze gronden, die maken dat van Labmicta niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ter onderbouwing daarvan heeft werkgever het volgende naar voren gebracht.
Binnen Labmicta wordt gewerkt volgens de NEN-EN-ISO 15189, hierna ook wel genoemd de ISO-norm. Omdat Labmicta voldoet aan de ISO norm is zij geaccrediteerd en om de accreditatie te behouden is het belangrijk dat het werk strikt volgens die norm wordt uitgevoerd. Volgens de contracten met de zorgverzekeraars is Labmicta verplicht om te voldoen aan de NEN-EN-ISO15189.
Wanneer een nieuwe testmethode wordt ontwikkeld, vindt een onderzoek plaats om te bepalen of die test in de microbiologie uitvoerbaar is. Dat heet ‘proof of concept validatie’. De stappen die in geval van proof of concept moeten worden doorlopen vloeien voort uit de ISO norm. Bij zijn werkzaamheden is [verweerder] als Medisch Moleculair Microbioloog dus ook gehouden aan het strikte stappenplan dat voortvloeit uit genoemde normen.
Binnen Labmicta bestaat een duidelijke besluitvormingscyclus voor nieuwe initiatieven en projecten. Medische onderwerpen worden eerst voorgelegd in de stafvergadering van de medische staf en daarna volgt formele besluitvorming door het MT. Als het MT akkoord is kan het project starten, waarbij over de voortgang het MT steeds moet worden geïnformeerd.
Na de eerste presentatie op 2 december 2024 werd geen informatie gegeven over de data of de software en kwam er geen antwoord op bepaalde vragen van collega’s. Aan [verweerder] en [naam 3] is daarna uitdrukkelijk gevraagd om alle vragen van de medische staf goed en volledig te beantwoorden, hetgeen is toegezegd.
Omdat er geen besluit was voorgelegd aan de medische staf en het MT, ging de directie van Labmicta er na de e-mail van 20 december 2024 vanuit dat de NGS test zou worden ingezet parallel aan de PCR-referentietest (schaduwdraaien). Dit is ook de gebruikelijke werkwijze. Op 10 februari 2025 werd een eerste presentatie over de NGS-test gegeven aan de medische staf, maar er werden geen stukken verstrekt en vragen werden slechts beperkt beantwoord. Dat er na januari 2025 negen vals positieve uitslagen uitgingen bij DvU, waarna twee formele klachten binnenkwamen, was wel gemeld tijdens een overleg op 24 februari 2025, maar bij Labmicta had men begrepen dat dit was gebeurd terwijl nog altijd parallel de
PCR-test werd gebruikt. Daarom gingen er geen alarmbellen af.
Tijdens een microbiologie voorjaarsvergadering op 2 april 2025 heeft [verweerder] samen met [naam 3] een presentatie gegeven. Dat de test reeds werd toegepast in de patiënten diagnostiek kon daar niet uit worden afgeleid.
Op 8 april 2025 vond een gesprek plaats van [naam 1] en [naam 2] met de directeur en met de aandeelhouder van IO. In dat gesprek werd verteld dat de validatie van de NGS-test zowel technisch als klinisch was afgerond en dat de test al werd gebruikt als enige diagnostische methode binnen de eerstelijnspopulatie in DvU.
[verweerder] en [naam 3] hebben in een gesprek daarna bevestigd dat de NGS-test werd toegepast voor patiëntendiagnostiek. Zij stelden zich op het standpunt dat de validatie voldeed. [verweerder] toonde zich niet bezorgd over patiënten veiligheid.
[naam 1] heeft contact opgenomen met zowel DvU als IO om zijn zorgen te delen, maar men gaf te kennen te vertrouwen op de validatie. [naam 1] heeft verzocht om inzicht in de database van IO. Tot dat moment is de techniek van de test niet met de medische staf van Labmicta doorgenomen laat staan goedgekeurd.
Op 10 april 2025 is aan de stuurgroep Kwaliteit van Labmicta de opdracht gegeven om te onderzoeken waar de opzet van de validatie en de resultaten van de NGS test niet aan voldoen.
De stuurgroep kwaliteit heeft op 11 april 2025 geconcludeerd dat de validatie onvoldoende was, dat er na de invoering van de test meerdere vals positieve uitslagen volgden met onjuiste diagnoses en dat de patiëntrisico’s onvoldoende in kaart zijn gebracht om de test te kunnen blijven uitvoeren. De stuurgroep heeft geadviseerd om de patiëntrisico’s verder in kaart te brengen en diagnostiek met de NGS test per direct te staken. DvU toonde zich verrast over dit besluit en was van oordeel dat het niet opportuun was om de fecesdiagnostiek middels de NGS-test te stoppen.
Tijdens overleg op 15 april 2025 tussen Labmicta en DvU is afgesproken een gezamenlijke werkgroep op te richten om de hiaten te beoordelen op herstel en dat herstel voor zover mogelijk uit te voeren. [verweerder] en [naam 3] werden gevraagd om deel uit te maken van de werkgroep, maar daar hadden zij moeite mee en zij wilden geen onderdeel zijn van de werkgroep.
Op 23 april 2025 heeft [naam 1] aan [verweerder] en [naam 3] de instructie gestuurd om slechts werkzaamheden te verrichten binnen de gestelde kaders, behoudens expliciete toestemming van Labmicta.
Opdrachtomschrijving voor MMM’er vanuit Labmicta binnen DvU
Binnen jouw werkzaamheden in DvU ben je werkzaam namens Labmicta. Dit betekent dat je functioneert binnen de vastgestelde kaders van de moleculaire diagnostiek zoals deze zijn opgesteld door Labmicta. Het is niet toegestaan om werkzaamheden te verrichten buiten deze kaders zonder expliciete toestemming.
In de maand mei was [verweerder] veel afwezig vanwege ziekte en overlijden van zijn moeder.
Op 20 mei 2025 tekende [verweerder] een Addendum Validatierapport:
(…)
Conclusie:
Na de software update is de software interpretatie opnieuw geëvalueerd en voldoet deze aan de vooraf gestelde criteria. De software mag in productie worden genomen.
Akkoord laboratoriumspecialist
Naam: [verweerder]
Functie: Medisch Moleculair Microbioloog
In reactie daarop is aan [verweerder] een bericht gestuurd:
Vandaag heb ik kennisgenomen van een door jou ondertekend document met betrekking tot de validatie van de ImpactOmics-test. Dit document is echter niet gedeeld met de directie noch met de medische staf, hetgeen in strijd is met de gemaakte afspraken. Ter verduidelijking: de wijze van validatie viel buiten jouw bevoegdheid en het mandaat van een staflid van Labmicta, waarbij geen schriftelijk advies is gevraagd of verkregen van de medische staf, en geen schriftelijke toestemming is gevraagd of verleend door het managementteam van Labmicta.
Op 2 juni 2025 is [verweerder] uitgenodigd voor een gesprek over de NGS-test. [verweerder] heeft zich ziek gemeld. Op 6 juni 2025 heeft hij wel gewerkt bij DvU.
Op 12 juni 2025 vond een gesprek plaats tussen [naam 2] en [verweerder]. Hij gaf aan het besluit tot staken van de diagnostiek te respecteren maar er niet achter te staan. [naam 2] vond het zorgwekkend dat hij zich kennelijk geen zorgen maakt over de patiënt veiligheid, die in gevaar is gebracht.
Op 13 juni 2025 heeft DvU een GAP-analyse laten verrichten. Het bleek dat essentiële onderdelen van de validatie niet of niet volledig zijn uitgevoerd. De conclusie was dat de test niet kon worden toegepast in de patiënten diagnostiek. In een overleg op 17 juni 2025 kwamen Labmicta en DvU tot de conclusie dat de samenwerking in de huidige vorm met IO niet houdbaar is en dat alles rondom de NGS test gestaakt wordt.
In juni werd duidelijk van DvU de door haar geleden schade, die oploopt tot 1,5 miljoen euro, op Labmicta wil verhalen. Op 20 juni 2025 is nogmaals gesproken met [verweerder] over zijn handelen, de klachten en financiële gevolgen, maar net als voorheen voelde hij zich niet verantwoordelijk en weigerde hij te reflecteren op zijn handelen. Daarop heeft Labmicta laten weten te streven naar het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.
3.2.
Het verweer en het tegenverzoek
3.2.1.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Hij voert daartoe het volgende aan. Als Medisch Moleculair Microbioloog was [verweerder] verantwoordelijk voor de onderzoekstechnische aspecten van de validatie, de verslaglegging en de laboratorium technische aspecten. In september 2024 zijn [verweerder] en zijn collega gestart met de klinische validatie, waarbij monsters worden gebruikt om de kwaliteit en gevoeligheid van de test te bepalen. Vanaf september 2024 zijn er geen signalen ontvangen waaruit zorgen over de kwaliteit van de validatie moet blijken. Op 11 februari 2025 is een validatierapport opgesteld waarin staat welke onderdelen in de validatie wel en niet zijn onderzocht. In het rapport staat ook dat de ONT-test op 6 januari 2025 live is gegaan. In de zes weken na de livegang bleek dat er 9 fout positieve testresultaten waren, die door een ingebouwd beveiligingsmechanisme aan het licht kwamen. Als gevolg daarvan hebben enkele patiënten onnodig een antibiotica kuur voorgeschreven gekregen. De fout in de software die dit veroorzaakte is aangepast en dit is toegelicht in de stafvergadering bij Labmicta.
Op 14 april 2025 heeft het bestuur van Labmicta besloten het project stop te zetten.
Pas op 12 juni 2025 heeft het eerste formele gesprek tussen het bestuur van Labmicta en
[verweerder] plaatsgevonden. [verweerder] heeft daar aangegeven dat hij een ander standpunt heeft, daarna is hij geschorst om te reflecteren op zijn handelen en zijn positie. Hij heeft dit gedaan met behulp van een consultant. De conclusie is dat hij altijd met de beste bedoelingen heeft gehandeld maar dat dit niet altijd goed is overgekomen op het bestuur. Op 20 juni 2025 werd tijdens een vervolggesprek door Labmicta gesproken over beëindiging van het dienstverband. Daarbij zou geen finale kwijting worden verleend; Labmicta houdt rekening met een schadeclaim door DvU en overweegt de schade te verhalen op [verweerder].
[verweerder] betwist dat [naam 1] niet op de hoogte is gesteld van het live gaan van de ONT-test op 6 januari 2025. Verder stelt Labmicta dat professor [naam 4] in een mail van 6 juli 2025 de tekortkomingen bevestigt, maar hij schrijft juist dat de test technisch goed in elkaar zit en dat gezien de karakteristieken van de methode een relatief hoge gevoeligheid wordt gehaald. Wat betreft de besluitvorming is van belang dat hij voor de test was gedetacheerd bij DvU en dat besluitvorming van die organisatie moest worden gevolg.
Het was daarom niet nodig toestemming te vragen aan de medische staf van Labmicta voor het live gaan van de test. Ook DvU is ISO gecrediteerd. Daarnaast wist het bestuur wel overal van en heeft zij zelf de medische staf geïnformeerd over het life gaan.
3.2.2.
Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt werknemer (subsidiair) om toekenning van een billijke vergoeding van € 272.816,64 bruto. Werkgever heeft daartegen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

van het verzoek en het tegenverzoek

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan de werknemer een transitievergoeding en billijke vergoeding moet worden toegekend.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Dit opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 6 BW echter niet in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van werknemer. Het verzoek is immers gebaseerd op (ernstig) verwijtbaar handelen van de werknemer, een verstoorde verstandhouding dan wel een combinatie van factoren, en staat los van de ongeschiktheid wegens ziekte.
(ernstig) verwijtbaar handelen (e-grond)
4.3.
Labmicta stelt primair dat [verweerder] (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld. Het wordt [verweerder] verweten dat hij willens en wetens heeft meegewerkt aan en toestemming heeft gegeven voor de validatie van een test die niet voldeed aan de geldende validatienormen. Deze test is vervolgens toegepast in de diagnostiek van patiënten. Daarmee heeft [verweerder] bewust risico’s geïntroduceerd in de patiëntenzorg, zonder een onderbouwde en duidelijke aanleiding, en buiten de formele besluitvorming van Labmicta om.
De kantonrechter begrijpt het aldus dat het verwijt betreft het bij de uitvoering van het project schenden van de ISO-norm én het bij de uitvoering niet voldoen aan de besluitvormingscyclus van Labmicta.
ISO
4.4.
Labmicta stelt dat [verweerder] de artikelen 7.1, 7.3.3b en 7.3.3d van de ISO norm heeft geschonden. Labmicta verwijst daarvoor naar het advies van de stuurgroep (productie 18).
4.5.
[verweerder] heeft niet, althans niet gemotiveerd betwist dat hij bij de uitvoering van zijn werk gehouden is aan regelgeving specifiek voor medisch moleculair microbiologen, vastgelegd in het landelijk geldende beroepsprofiel en de NEN-EN-ISO 15189 (hierna de ISO-norm). Deze norm is van toepassing op medische laboratoria. [verweerder] voert als verweer dat aan de ISO-vereisten is voldaan. Zo is de medische impact van de test gering en is dat wel meegenomen in de validatie. Het validatierapport is ook met de medische staf gedeeld.
De medische staf is ook steeds geïnformeerd over het verloop van het proces, waaronder het live gaan. Er zijn geen ernstige fouten gemaakt, aldus [verweerder].
4.6.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het is aan Labmicta om voldoende te stellen en bij betwisting te bewijzen dat de validatie niet voldoet aan de ISO-norm en dat er fouten zijn gemaakt daardoor, nu zij zich op de rechtgevolgen daarvan beroept. Het advies van de stuurgroep waarnaar Labmicta verwijst is hiervoor, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van [verweerder] onvoldoende. In het advies staat niet dat bij de validatie de ISO-norm is geschonden. De stuurgroep vermeldt in haar advies dat zij geen zicht heeft op de 40-analyses betreffende bijbehorende melding en dat zij onvoldoende is geïnformeerd om overtuigd te zijn dat patiënten risico’s voldoende in kaart zijn gebracht om de test te blijven uitvoeren. Niet duidelijk is op basis van welke informatie de stuurgroep tot deze conclusie is gekomen en of alle rapportages hierin voldoende zijn meegenomen. Onvoldoende inzicht wordt zo verkregen in het onderzoek en de conclusies van de stuurgroep om daar de rechtgevolgen aan te kunnen verbinden.
4.7.
Labmicta verwijst ook naar productie 19, het verslag van de stafbespreking van
11 april 2025. Hierin staat dat de medische staf in retroperspectief vindt dat de eerder verrichte validatie van de nieuwe test te beperkt is. Er had een onderzoek moeten plaatsvinden naar de klinische impact van de monsters die met de nieuwe test als negatief waren uitgegaan. Dat is niet gedaan. Tot de conclusie wordt gekomen dat de nieuwe test nog niet ingevoerd had mogen worden.
De kantonrechter is van oordeel dat hierin niet staat dat [verweerder] de ISO-norm bij validatie heeft geschonden. Hieruit volgt dat achteraf gezien men de validatie te beperkt vond voor invoering van de nieuwe test. Van belang hierbij is echter dat de medische staf op de hoogte was van alle aspecten van de beoordeling van de validatie, het validatierapport is op 11 februari 2025 met de medische staf en het bestuur van Labmicta gedeeld. De medische staf heeft toen geen signaal afgegeven dat de test van onvoldoende niveau zou zijn.
4.8.
Labmicta verwijst ook naar de GAP analyse DvU d.d. 13-06-2025 (productie 27). Volgens Labmicta volgt hieruit dat essentiële onderdelen van de validatie niet of niet volledig zijn uitgevoerd. Welke onderdelen niet of niet volledig zijn en waar dat dan uit volgt in productie 27, stelt Labmicta niet.
4.9.
Tenslotte verwijst Labmicta naar de e-mail van de heer [naam 4]. Hij komt tot de conclusie dat de test technisch goed in elkaar zit en dat gezien de karakteristieken van de methode een relatief hoge gevoeligheid wordt gehaald. Ook de opbouw van de test is technisch prima. Dat [verweerder] bij de validatie de ISO-norm heeft geschonden staat niet in deze e-mail. Algemeen is de strekking van de e-mail van de heer [naam 4] dat er nog onvoldoende klinisch is gekeken, hiervoor doet hij suggesties/ aanbevelingen. Verder is niet, althans onvoldoende weersproken dat de klinische eindverantwoordelijkheid niet bij [verweerder] ligt, maar de technische.
4.10.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat Labmicta onvoldoende heeft onderbouwd dat [verweerder] bij de uitvoering van het project de ISO-norm heeft geschonden. Mogelijk is het benoemen van een onafhankelijke deskundige noodzakelijk die het gehele validatie proces doorlicht, inclusief de stukken die zich in het kwaliteitssysteem van DvU bevinden, voor de beantwoording van de vraag of [verweerder] bij de uitvoering van het project de ISO-norm verwijtbaar heeft geschonden. Gelet echter op navolgende wordt in deze procedure daar niet aan toegekomen.
Besluitvormingscyclus Labmicta
4.11.
Labmicta verwijt het [verweerder] dat hij de medische staf geen toestemming heeft gevraagd voor het live gaan met de test. [verweerder] betwist niet dat hij de medische staf van Labmicta niet om toestemming heeft gevraagd. Hij heeft daartegen als verweer aangevoerd dat hij niet wist dat dit moest omdat hij voor het validatieproject gedetacheerd was bij DvU en dat hij er vanuit ging dat het management van DvU de verantwoording had om te beslissen over vervolgstappen.
4.12.
Aan de orde is of [verweerder] hier een verwijt valt te maken.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Alvorens tot een verwijt te kunnen komen moet het voor [verweerder] duidelijk zijn wat voor werkgever als ontoelaatbaar gedrag wordt beschouwd. Van belang hierbij is dat Labmicta onvoldoende duidelijke regels of richtlijnen heeft overgelegd waaruit volgt wat Labmicta van een werknemer in geval van een validatie opdracht precies verwacht. Volgens Labmicta moest [verweerder] de proof-of-concept methode volgen, terwijl [verweerder] ter zitting het standpunt inneemt dat nooit via die methode werd gewerkt. Ter zitting is ook gebleken dat dit de eerste validatieopdracht van Labmicta was.
4.13.
[verweerder] heeft ter zitting erkend dat de regels van Labmicta
-vernieuwde overleg- en besluitvormingscyclus- waar hij aan moest voldoen, waaronder het vragen van toestemming, hem wel bekend waren. In verband met zijn detachering, stelt hij hieraan niet te hebben hoeven voldoen. [verweerder] heeft echter op geen enkele wijze onderbouwd op grond waarvan hij er gerechtvaardigd van mocht uitgaan dat hij op detacheringsbasis bij DvU werkzaam was. Vast is komen te staan dat er geen detacheringsovereenkomst is en ook geen correspondentie over eventuele detachering. Ook eerder is geen sprake geweest van detachering. [verweerder] werkte eerder één dag per week bij DvU vanuit zijn dienstverband bij Labmicta. Het was voor
[verweerder] ook duidelijk dat Labmicta en DvU samen werkten aan het project; dat de uitvoering vooral bij DvU plaatsvond doet daar niet aan af. Het verweer ten aanzien van detachering kan dus niet slagen. [verweerder] was verantwoording verschuldigd aan Labmicta als werkgever en was daarvan op de hoogte.
4.14.
[verweerder] heeft aldus ter zitting erkend op de hoogte te zijn van het formele besluitvormingsproces bij Labmicta, waaronder dat de beslissingen over de validatie en starten met live gaan via een voorlegger aan het MT/ medische staf hadden moeten worden voorgelegd. Hij erkent ook dat dat niet is gebeurd. [verweerder] heeft daar geen gerechtvaardigde verklaring voor. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet doen hem kan worden verweten. Dit alleen levert echter onvoldoende grond op voor ontbinding.
4.15.
De kantonrechter weegt hierbij mee dat Labmicta er van op de hoogte was dat de test live ging zonder dat hiervoor toestemming was gevraagd en geen signaal heeft afgegeven dat dit niet was toegestaan. Labmicta betwist ook niet dat zij is geïnformeerd over het live gaan van de test, maar stelt dat zij er van uit ging dat het hier ging om schaduwdraaien. Dat standpunt van Labmicta gaat echter niet op. Hieronder wordt dat uitgelegd.
4.16.
Op 12 december 2024 bericht [naam 1] de medische staf (productie 2 verweerschrift):
“(…) Beste collegae, Hierbij de presentatie van Impatiomics die ik van [naam 5] heb ontvangen. Daarnaast wordt gedurende een periode van twee weken dubbel gedraaid in DvU (ongeveer 400 monsters) als onderdeel van de validatie. [naam 5] en [verweerder] zullen de volledige validatie beoordelen. Bij vragen hierover graag stellen aan [naam 5] en [verweerder], aub. (…)”
Hieruit volgt dat [naam 1] de medische staf op de hoogte stelt van het feit dat gestart wordt met twee weken dubbel draaien (schaduwdraaien).
4.17.
Vervolgens wordt de medische staf van Labmicta bij email van 20 december 2024 (productie 10 bij verzoekschrift) geïnformeerd over het live gaan, na het schaduwdraaien. Het betreft een email van [naam 3] aan de medische staf van Labmicta waarin de email van de heer Rietbergen van DvU wordt meegestuurd. In de mail van Rietbergen staat, voor zover van belang:
“(…) Onderwerp: Witte rook Go-live 6-1-2025 ONT
Dag allen, Op basis van de klinische validatie en de resultaten van het schaduw draaien kunnen we vol vertrouwen (en moet goedkeuring van [naam 5] en [verweerder] natuurlijk) live op 6-1-2025. Geweldig nieuws! Natuurlijk zijn er nog wat activiteiten voor de komende twee weken maar het mag geen enkel probleem zijn om die af te ronden. Zoals [verweerder] vanochtend al zei… we zijn echt met iets nieuws en unieks bezig!
Email [naam 3]:
“(…)FW: Witte rook GO-live 6-1-2025 ONT
Dag allen, Het was nog even een flinke eindsprint, maar het is gelukt om alle beschikbare data samen te bekijken en op basis hiervan te kunnen stellen dat we met de resultaten voldoen aan de vooraf gestelde eisen. Het officiële validatierapport zal nog volgen en daarbij ook een keer nog uitgebreid in de staf een presentatie hierover. (…)
Hieruit volgt dat Labmicta wordt geïnformeerd over dat op basis van de resultaten van het schaduwdraaien er witte rook is om nu live kunnen gaan. Ondanks dat niet in de e-mail staat beschreven wat wordt bedoeld met live-gaan, kan gelet op de inhoud van de e-mail en ook gelet op de email van 12 december 2024 geen andere conclusie worden getrokken dan dat het schaduwdraaien daarmee is afgerond. Het standpunt van Labmicta dat zij er op basis van deze e-mailberichten van uitging dat er witte rook was voor schaduwdraaien kan dan ook niet worden gevolgd.
4.18.
Daarnaast volgt uit het dossier en blijkt uit de toelichting van partijen op de zitting dat Labmicta het niet vragen om toestemming over de live gang [verweerder] aanvankelijk wel heeft kwalijk genomen, maar niet zodanig dat het op dat moment aanleiding vormde tot formele stappen, zoals een waarschuwing of een gesprek over einde dienstverband.
4.19.
In april bestonden bij Labmicta wel twijfels over de kwaliteit van de ontwikkelde test maar niet bij de samenwerkingspartners DvU en IO. [verweerder] en [naam 3] werden uitgenodigd om deel uit te maken van een gezamenlijke werkgroep. Dat in het traject daarvoor de communicatie en besluitvorming niet goed waren gegaan, was daarvoor geen obstakel. Er werden hen op dat moment nog geen ernstige verwijten gemaakt.
Verstoorde arbeidsverhouding (g-grond)
4.20.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de verstandhouding tussen partijen verstoord geraakt toen er vanaf april – mei een inhoudelijke discussie ontstond over de tekortkomingen van de ontwikkelde test. Partijen verschilden van mening over de ernst van de tekortkomingen en de gevolgen daarvan voor de inzetbaarheid van de test.
Labmicta was kritisch over het product, terwijl [verweerder] en zijn collega vonden dat het voldeed. In de verhouding tussen werkgever en werknemer had het op de weg van de werknemer gelegen om zich open te stellen voor de kritiek van werkgever en om zich in te spannen mee te werken aan verbetering. Dit nu aantoonbaar foute testresultaten waren binnengekomen en het Labmicta is die de verantwoordelijkheid draagt, als werkgever, voor het werk van [verweerder] en als partner van DvU en IO. Daarbij komt dat niet alleen de goede naam van de werkgever in het geding was maar ook investeringen.
[verweerder] heeft ter zitting erkend dat hij in april 2025 herhaaldelijk door
[naam 1] per e-mail is benaderd voor advies over en toelichting op de techniek en het validatieproces, en dat hij op geen van de berichten heeft gereageerd. De kantonrechter is van oordeel dat [verweerder] hier onvoldoende verantwoordelijkheid heeft genomen, wat hem kan worden verweten en waardoor de arbeidsrelatie is verstoord.
4.21.
Hierbij weegt ook mee dat [verweerder] ondanks de instructie van Labmicta om slechts werkzaamheden te verrichten binnen de gestelde kaders, op 20 mei 2025 in retrospectief het Addendum Validatierapport (productie 24) voor akkoord heeft getekend. Wat die kaders zijn staat in het bericht niet en stelt Labmicta niet. [verweerder] heeft echter ter zitting erkend dat hij zonder toestemming van Labmicta niet tot tekenen had moeten overgaan, maar dat wel heeft gedaan omdat dat eigenlijk eerder al had gemoeten.
Het zonder overleg tekenen, heeft er ook aan bijgedragen dat de arbeidsverhouding is verstoord.
4.22.
De kantonrechter is van oordeel dat van [verweerder], het bestuur en de bij de validatie betrokkenen (medische staf) verwacht had mogen worden dat zij in een open gesprek hun ervaringen betreffende de (eerste) validatieopdracht zouden bespreken en over en weer hun ervaren ongemak op tafel zouden leggen. Dat zij over en weer hun verwachtingen betreffende de uitvoering van de validatie zouden uitspreken en zouden bespreken hoe het kan dat deze verwachtingen zo van elkaar verschillen. Een dergelijk gesprek heeft echter niet plaatsgevonden. Tot een voldragen g-grond kan dan niet worden gekomen.
Onjuiste informatie in rapportages
4.23.
Labmicta maakt [verweerder] ook het verwijt dat de huisartsen en / of specialisten onjuist zijn geïnformeerd over de wijze waarop de diagnostiek heeft plaatsgevonden omdat in de rapportages is opgeschreven dat de betrouwbare PCR-test is gebruikt. [verweerder] betwist dat er foute informatie in de rapportages is opgenomen. Labmicta heeft haar standpunt niet onderbouwd. [verweerder] betwist ook dat hij verantwoordelijk was voor het autoriseren van de rapportages naar aanleiding van diagnostiek. Dat [verweerder] hiervoor verantwoordelijk was heeft Labmicta eveneens niet onderbouwd. De kantonrechter gaat hier dan ook aan voorbij.
Cumulatiegrond (i-grond)
4.24.
De kantonrechter is van oordeel dat er sprake is van een combinatie van omstandigheden genoemd in het verwijtbaar handelen en de verstoorde verstandhouding die zodanig is dat van Labmicta in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsverhouding te laten voortduren. Gezien de verhoudingen is herplaatsing niet aan de orde.
4.25.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van werkgever zal toewijzen op de i-grond en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 januari 2026.
4.26.
Het verzoek van [verweerder] om Labmicta te veroordelen een transitievergoeding te betalen, zal worden toegewezen. Op grond van art. 7:673, lid 7 onder c BW is Labmicta een transitievergoeding verschuldigd.
Cumulatievergoeding
4.27.
Als de rechter de arbeidsovereenkomst ontbindt op de i-grond, kan hij ingevolge art. 7:671b lid 8 BW aan de werknemer een extra vergoeding toekennen van ten hoogste de helft van de in art. 7:673 lid 2 BW bedoelde transitievergoeding. Voor toekenning van deze extra vergoeding is niet vereist dat de werknemer daarom heeft verzocht.
De kantonrechter is voornemens om de helft van de aan [verweerder] toekomende transitievergoeding als extra vergoeding toe te kennen. Ingevolge het bepaalde in art. 7:686a lid 6 BW zal Labmicta alvorens ontbinding uit te spreken van dit voornemen in kennis worden gesteld en de gelegenheid worden geboden om binnen twee weken na datum van deze beschikking haar verzoek in te trekken. In dat geval wordt Labmicta veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder] begroot op € 814,00 voor salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten, samen € 949,00.
4.28.
Werknemer heeft verzocht om toekenning van een billijke vergoeding, maar gezien bovenstaande conclusie kan daar geen sprake van zijn.
4.29.
Als het verzoek niet wordt ingetrokken en de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden komen de proceskosten voor rekening van werknemer, omdat hij overwegend in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten worden in totaal vastgesteld op € 1.084,00.
Dat bedrag bestaat uit € 135,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. Hier kan nog een bedrag bij komen als deze beschikking wordt betekend.

5.De beslissing

De kantonrechter beslist op het verzoek en het tegenverzoek:

5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2026, tenzij Labmicta het verzoek intrekt door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij.
De termijn voor intrekking zal lopen tot en met 19 november 2025;
Voor het geval Labmicta het verzoek intrekt:
5.2.
veroordeelt Labmicta in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerder] begroot op € 949,00;
Voor het geval Labmicta het verzoek niet intrekt:
5.3.
veroordeelt Labmicta om, voor zover zij dat niet heeft gedaan, aan [verweerder] te betalen de transitievergoeding en een bedrag ter grootte van de helft van de transitievergoeding als vergoeding op basis van art. 7:671b lid 8 BW;
5.4.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van werkgever vaststelt op € 1.084,00;
Zowel bij handhaving van het verzoek als bij intrekking van het verzoek:
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
5.6.
Wijst af al wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. E. Horsthuis, kantonrechter, op 5 november 2025. (RS(O)
(RS(O)