ECLI:NL:RBOVE:2025:6422

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
11590453 \ CV EXPL 25-856
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dispuut over onderhoudskosten binnen een Vereniging van Eigenaars en rechtsgeldigheid van besluiten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 4 november 2025, gaat het om een geschil tussen eisers, bestaande uit twee appartementseigenaren, en gedaagden, waaronder een besloten vennootschap en een Vereniging van Eigenaars (VvE). De eisers stellen dat zij te veel hebben bijgedragen aan de onderhoudskosten van de VvE, meer dan wat zij op basis van de splitsingsakte verplicht waren. Ze verzoeken om terugbetaling van een deel van de door hen betaalde kosten, omdat er volgens hen geen rechtsgeldig besluit is genomen over de verdeling van deze kosten die afwijkt van de splitsingsakte.

De kantonrechter wijst de vordering van eisers af. De rechter oordeelt dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat er geen rechtsgeldig besluit is genomen over de verdeling van de onderhoudskosten. De rechter stelt vast dat tijdens de VvE-vergadering van 8 december 2022 een besluit is genomen over de definitieve verdeling van de kosten, en dat de eisers niet hebben aangetoond dat dit besluit niet rechtsgeldig was. De kantonrechter wijst erop dat de splitsingsakte de mogelijkheid biedt om af te wijken van de verdeelsleutel, en dat het niet vereist is dat alle appartementseigenaren expliciet instemmen met een afwijking van de verdeelsleutel.

De vorderingen van eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukt dat de VvE verantwoordelijk is voor het aanspreken van leden op hun bijdrageplicht, en dat de individuele appartementseigenaren niet zelfstandig vorderingen kunnen instellen tegen elkaar. Dit vonnis bevestigt de rechtsgeldigheid van de besluiten genomen tijdens de VvE-vergadering en de verplichtingen van de appartementseigenaren.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11590453 \ CV EXPL 25-856
Vonnis van 4 november 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
gemachtigde: mr. J.W. Both
tegen
1. de besloten vennootschap
[gedaagde 1] B.V., rechtsopvolger van de besloten vennootschap
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
hierna te noemen: [gedaagde 1],
gemachtigde: mr. J.M.E. Hamming,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 3],
niet verschenen,
3. de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS [gedaagde 3],
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
hierna te noemen: de VvE,
gemachtigde: mr. J.M.E. Hamming,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats 4],
niet verschenen,
gedaagde partijen.
Hierna zullen gedaagden onder 1 en 3 samen ‘[gedaagden]’ worden genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
Deze zaak gaat over de verdeling van onderhoudskosten binnen een Vereniging van Eigenaars. [eisers] vinden dat zij teveel aan die kosten hebben meebetaald, meer dan dat zij op basis van de splitsingsakte hoefden te betalen. Daarom vragen zij in deze procedure om terugbetaling van een deel van de door hen betaalde onderhoudskosten. Volgens [eisers] is er namelijk geen besluit genomen over een definitieve verdeling van de onderhoudskosten die van de splitsingsakte afwijkt.
1.2.
De kantonrechter wijst de vordering van [eisers] af. Kort gezegd is de kantonrechter van oordeel dat [eisers] onvoldoende hebben onderbouwd dat er binnen de VvE geen rechtsgeldig besluit is genomen over een definitieve verdeling van de onderhoudskosten. Zij kunnen daarom geen aanspraak maken op terugbetaling van een deel daarvan.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, uitgebracht op 28 februari 2025,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
- nadere producties van [eisers],
- de mondelinge behandeling van 18 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de op de zitting ingediende wijziging van eis van [eisers],
- spreekaantekeningen van beide partijen,
- de “akte uitlating vermeerdering van eis” van [gedaagden], waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat randnummers 3 tot en met 10 van die akte, en de bij de akte ingediende producties, buiten beschouwing worden gelaten.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde 1] heeft op 6 augustus 2008 een onroerende zaak in [plaats] gesplitst in appartementsrechten. Deze appartementsrechten zijn gelegen aan de [adres 1] en de [adres 2]. De onroerende zaak omvat een winkelruimte, drie bovenwoningen, drie bergingen en een zolderruimte. Bestuurder van [gedaagde 1] is de heer [naam 1] (hierna: [naam 1]).
3.2.
In de splitsingsakte is het ‘Modelreglement 1992’ als splitsingsreglement vastgesteld. In de splitsingsakte zijn wijzigingen en aanvullingen op dit modelreglement genoemd. Zo staat er onder meer genoemd welk aandeel de verschillende appartementseigenaars in de gemeenschap hebben. Artikel 2 lid 3 van het modelreglement bepaalt dat de appartementseigenaars voor de betreffende breukdelen verplicht zijn bij te dragen in de gezamenlijke schulden en kosten van de VvE. De splitsingsakte vermeldt in aanvulling hierop:
Artikel 2 lid 3 wordt aangevuld met:
De vergadering kan overigens ook tot een van de in dit lid afwijkende draagplicht besluiten. De vergadering kan daartoe slechts besluiten met instemming van alle appartementseigenaars.
3.3.
[gedaagde 1] is eigenaar van het appartementsrecht aan de [adres 1] dat bestemd is als winkelruimte. Tot eind 2024 was [gedaagde 1] ook eigenaar van de zolderruimte, vanaf dat moment is [bedrijf 1] B.V. de eigenaar van dat appartementsrecht.
3.4.
[eiser 1] is in januari 2020 eigenaar geworden van het appartementsrecht aan de [adres 2]. [eiser 2] is vanaf april 2017 eigenaar van het appartementsrecht aan de [adres 3]. Gedaagde onder 2, mevrouw [gedaagde 2] (hierna: [gedaagde 2]), is vanaf medio 2018 eigenaar van het appartementsrecht aan de [adres 4].
3.5.
Tot eind 2024 was het aandeel van [gedaagde 1] in de gemeenschap 51,92%. [gedaagde 2] heeft een aandeel van 32,84% in de gemeenschap, [eiser 1] had (zie rov. 3.15 hierna) een aandeel van 7,74% en [eiser 2] heeft een aandeel van 7,50%. Nadat [bedrijf 1] B.V. eigenaar is geworden van het appartementsrecht met betrekking tot de zolderruimte is het aandeel van [gedaagde 1] in de gemeenschap verminderd naar 37,41%, en heeft [bedrijf 1] B.V. daarin een aandeel van 14,51% verworven.
3.6.
Vanwege achterstallig onderhoud aan de onroerende zaak is namens de VvE aan de heer [naam 2] (hierna: [naam 2]) gevraagd een meerjarig onderhoudsplan op te stellen (hierna: het MJOP).
3.7.
[naam 2] heeft de appartementseigenaren bij e-mail van 4 december 2022 uitgenodigd voor een VvE-vergadering op 8 december 2022. Als bijlage is onder andere het MJOP alsook de splitsingsakte meegezonden. In de e-mail staat onder meer het volgende:
(…)

Het MJOP is als volgt opgezet:

Tab 1: MJOP

Tab 2: Splitsingsacte

Tab 3: Toekenning onkosten

Tab 4: Inspectie

Tab 5: Onderhoud

Tab 6: VVE-pot (…)

Tab 7: Groot onderhoud 2023 (…)

Tab 8: Groot onderhoud 2024 (…)
(…)
Agendapunten VVE-vergadering:
(…)

Toelichting en bespreking MJOP tab 1 t/m 6”
3.8.
In het MJOP, een Excel bestand met tabbladen, staat onder meer een kostenverdeling voor onderhoud aan de achtergevel. In die kostenverdeling is 25% voor rekening van [eiser 1], 25% voor rekening van [eiser 2], 50% voor rekening van [gedaagde 2] en 0% voor rekening van [gedaagde 1]. De onderhoudskosten voor de achtergevel zijn in het MJOP begroot op € 16.283,30.
3.9.
Op 8 december 2022 heeft de aangekondigde VvE-vergadering plaatsgevonden. Aanwezig waren [naam 1], [naam 2], [eiser 2] en [gedaagde 2]. Voorafgaand aan de vergadering heeft [eiser 1] [eiser 2] gemachtigd om haar tijdens de vergadering te vertegenwoordigen, omdat zij niet aanwezig kon zijn. Deze machtiging heeft [eiser 1] via WhatsApp kenbaar gemaakt aan de andere appartementseigenaren. Uiteindelijk heeft [eiser 1] alleen de laatste vijftien minuten van de vergadering bijgewoond.
3.10.
[naam 2] heeft op 12 juli 2023 een vernieuwde versie van het MJOP naar de appartementseigenaren gestuurd. In deze nieuwe versie van het MJOP zijn de onderhoudskosten voor de achtergevel vastgesteld op € 26.776,66.
3.11.
Op 12 juli 2023 heeft een VvE-vergadering plaatsgevonden. Aanwezig waren [eiser 1], [eiser 2], [gedaagde 2] en [naam 2]. [eisers] hebben tijdens deze vergadering aangegeven dat zij erachter zijn gekomen dat de verdeling van de onderhoudskosten voor de achtergevel uit het MJOP afwijkt van de verdeling in de splitsingsakte.
3.12.
Vervolgens heeft er een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen de appartementseigenaren over de verdeling van de onderhoudskosten voor de achtergevel. [eisers] hebben hierin – kort gezegd – aangegeven dat zij het niet eens zijn met de verdeling van de onderhoudskosten voor de achtergevel zoals opgenomen in het MJOP. Uiteindelijk hebben [eisers] conform de verdeling zoals in het MJOP staat aan de VvE betaald voor onderhoud aan de achtergevel. Hierbij hebben [eisers] aangegeven dat zij het niet eens zijn met de verdeling en dat zij met die betaling geen schuld erkennen.
3.13.
[gedaagde 1] heeft als bestuurder van de VvE bij brief van 20 augustus 2024 aan de appartementseigenaren een uitnodiging voor een VvE-vergadering op 5 september 2024 gestuurd. Als bijlage bij deze brief zaten onder meer de notulen van de vergadering van 8 december 2022. [eisers] hebben de juistheid van deze notulen per e-mail weersproken. In deze notulen staat onder meer:

Verwezen wordt naar de e-mail van dhr. [naam 2] van 7 december 2022 gericht aan iedereen, met als onderwerp “MJOP”, met daarin een excelbestand (genaamd: MJOP VVE [adres 1], [adres 2] (2022-12-07).xlsx) opgesteld door dhr. [naam 2].
Dhr. [naam 2] geeft per tabblad een toelichting op hetgeen in het excelbestand opgenomen staat. Alle aanwezigen bespreken ook hetgeen vermeld staat op het tabblad “Toekenning onkosten”. Dit punt is opgebracht om helderheid te verkrijgen over ieders bijdrage in verband met onderhoud aan (de gemeenschappelijke gedeelten van) het pand.
De aanwezigen stellen diverse vragen en dhr. [naam 2] geeft vanuit zijn expertise een toelichting op die onderdelen. Allen komen tot overeenstemming over ieders draagplicht, ook ten aanzien van de gemeenschappelijke gedeelten. Dhr. [naam 2] noteert deze en zal deze in het overzicht zoals dat staat in het excelbestand aanvullen en te zijner tijd aan een ieder verstrekken.
3.14.
Tijdens de VvE-vergadering van 5 september 2024 zijn de notulen van de vergadering van 8 december 2022 vastgesteld. [eisers] hebben tegen het vaststellen van de notulen gestemd.
3.15.
In oktober 2024 heeft [eiser 1] haar appartementsrecht overgedragen aan gedaagde onder 4, de heer [gedaagde 4].
3.16.
[naam 1] heeft kort voor de overdracht namens het bestuur van de VvE een verklaring aan de betrokken notaris gestuurd waarin staat dat [eiser 1] een bedrag van € 3.633,55 aan de VvE verschuldigd is. Tegen deze verklaring heeft (de advocaat van) [eiser 1] bezwaar gemaakt. [eiser 1] heeft dit bedrag uiteindelijk aan de VvE betaald, zodat de overdracht van haar appartementsrecht door kon gaan.
3.17.
De onderhoudswerkzaamheden aan de achtergevel hebben uiteindelijk een bedrag van € 26.026,70 gekost.

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vorderen – samengevat en na wijziging en vermindering van eis ter zitting – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat [gedaagde 1] verplicht is om € 13.406,95, het bedrag dat zij heeft nagelaten bij te dragen aan het onderhoud aan de achtergevel, te betalen aan de VvE, en dat [gedaagde 1] schriftelijk bewijs moet tonen van die betaling, op straffe van een dwangsom,
II. primair: te bepalen dat [gedaagde 1] als bestuurder van de VvE gehouden is zorg te dragen voor betaling van een bedrag van € 8.729,26 aan [eiser 1] en een bedrag van € 4.138,93 aan [eiser 2], op straffe van een dwangsom;
en subsidiair: de VvE te veroordelen tot betaling van de hiervoor genoemde bedragen aan [eiser 1] en [eiser 2],
III. veroordeling van [gedaagde 1] in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde 1] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Voorafgaande kwesties
5.1.
De kantonrechter merkt voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling op dat gedaagde partijen [gedaagde 2] en [gedaagde 4] niet in de procedure zijn verschenen. Aangezien de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, wordt tegen hen verstek verleend. Dit heeft verder geen (juridische) consequentie, omdat er door [eisers] geen vordering tegen hen is ingesteld.
5.2.
Verder merkt de kantonrechter het volgende op. Gedaagde onder 1, [gedaagde 1] B.V., is als gevolg van een fusie opgehouden te bestaan. De opvolgende rechtspersoon is [bedrijf 2] B.V. De kantonrechter zal voor de duidelijkheid in dit vonnis gedaagde onder 1 ‘[gedaagde 1]’ noemen, omdat partijen dat ook zo in hun processtukken en tijdens de mondelinge behandeling hebben gedaan.
De inhoudelijke beoordeling: is er een besluit over de (definitieve) verdeling van kosten genomen?
5.3.
Deze zaak gaat in de kern om de vraag of er tijdens de vergadering van de VvE van 8 december 2022 een besluit is genomen over de (definitieve) verdeling van de onderhoudskosten voor de achtergevel, in afwijking van de verdeelsleutel uit de splitsingsakte. [eisers] menen dat dat niet zo is, en dat de betaling die zij aan de VvE hebben gedaan als bijdrage aan die kosten, (deels) onverschuldigd is geweest. [gedaagden] hebben dit gemotiveerd betwist.
5.4.
De grondslag van de vordering van [eisers] is dus onverschuldigde betaling. Dat is geregeld in artikel 6:203 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Lid 1 van dat artikel bepaalt dat degene die een ander een goed heeft gegeven zonder dat daarvoor een rechtsgrond is (bijvoorbeeld een overeenkomst), dat goed als onverschuldigd betaald kan terugvragen. Op [eisers] rusten de stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat zij een goed hebben gegeven, zonder dat daarvoor een rechtsgrond is. Dat zij de bedoelde betalingen aan de VvE hebben gedaan (en dus een goed hebben gegeven, zoals de wet het omschrijft), staat tussen partijen niet ter discussie. Er moet dus beoordeeld worden of er een rechtsgrond is geweest voor die betalingen. Daarvoor zijn de gebeurtenissen tijdens de vergadering van 8 december 2022 van belang.
5.5.
[eisers] hebben zich op het standpunt gesteld dat er tijdens de vergadering van 8 december 2022 geen besluit is genomen over de definitieve verdeling van de te maken onderhoudskosten aan de achtergevel. Volgens [eisers] is tijdens die vergadering alleen een besluit genomen over de bijdrageplicht voor een te betalen voorschot voor die onderhoudskosten, waarvan de hoogte nog niet vaststond. Het saldo van de VvE-rekening was namelijk ontoereikend en de aannemer kon daarom niet betaald worden vanuit de VvE, zo hebben [eisers] toegelicht. De kantonrechter volgt [eisers] niet in hun standpunt. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
5.6.
Het ligt op de weg van [eisers] om voldoende onderbouwd te stellen dat geen rechtsgeldig besluit is genomen over een definitieve verdeling van de betreffende onderhoudskosten, zo volgt uit de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het zijn immers [eisers] die zich beroepen op de rechtsgevolgen van die stelling, namelijk dat er geen rechtsgrond bestond voor (een deel van) de door hen betaalde bijdrage.
Dat er tijdens de vergadering van 8 december 2022 alleen over de verdeling van een voorschot besloten is, en niet over een definitieve verdeling van de in totaal te maken onderhoudskosten, hebben [eisers] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Ten eerste ligt het als uitgangspunt niet voor de hand dat er tijdens de vergadering van 8 december 2022 alleen over een verdeling van een voorschot een besluit is genomen. Als dat het geval was geweest, dan zou dat betekenen dat de appartementseigenaren later opnieuw zouden moeten overleggen over de definitieve verdeling van de kosten. Dit is geen efficiënte manier van besluitvorming. Daar komt bij dat de stukken van die vergadering er ook niet op wijzen dat de besluitvorming beperkt was tot de bijdrageplicht voor een voorschot. Zo wordt er in de agenda niet gesproken over een voorschot, en evenmin in de notulen van die vergadering. Tegen die notulen hebben [eisers] weliswaar bezwaar gemaakt, maar niet gesteld en ook niet gebleken is dat zij daarbij hebben aangegeven dat er alleen over de verdeling van een voorschot een besluit genomen was, om daarmee het saldo van de VvE-rekening aan te vullen. Verder is in het MJOP de verdeling en de kosten daarvan gebaseerd op een door [naam 2] opgevraagde offerte, en komt daarin het woord voorschot ook niet voor. In dit licht bezien legt de ingebrachte schriftelijke verklaring van [eiser 2] over de vergadering van 8 december 2022 onvoldoende gewicht in de schaal.
5.7.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat er tijdens de vergadering van 8 december 2022 een besluit is genomen over de definitieve verdeling van de onderhoudskosten voor de achtergevel, en niet alleen over de verdeling van een voorschot.
Er is geen sprake van een nietig of vernietigbaar besluit
5.8.
[eisers] hebben ook aangevoerd dat zij niet hebben geweten dat met de verdeling van de onderhoudskosten werd afgeweken van de (verdeling in de) splitsingsakte, en dat zij dat dan ook niet hebben gewild. Daarnaast hebben [eisers] aangevoerd dat [gedaagde 1] er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij van dat afwijken van de splitsingsakte op de hoogte waren. Hieruit volgt volgens de lezing van [eisers] dat niet alle appartementseigenaars hebben ingestemd met een afwijking van de verdeelsleutel in de splitsingsakte, terwijl dat vereist is voor een rechtsgeldig besluit op dit punt. Volgens [eisers] is het besluit daarom nietig.
5.9.
De kantonrechter volgt [eisers] niet in hun standpunt dat er sprake is van een nietig besluit. Voor dit oordeel is van belang dat de splitsingsakte de mogelijkheid biedt om af te wijken van de verdeling zoals die daarin is opgenomen (zie de toevoeging bij artikel 2 lid 3 van het modelreglement). Verder is van belang dat er niet expliciet genoemd of kenbaar gemaakt hoeft te worden dat er met een voorgenomen besluit van die verdeling wordt afgeweken. Er staat niet in de splitsingsakte dat er alleen
uitdrukkelijkafgeweken mag worden van de verdeling. Dit betekent dat voor een geldig besluit tot afwijking van de verdeelsleutel in de splitsingsakte, niet vereist is dat [eisers] zich ervan bewust waren dat van de verdeling in de splitsingsakte werd afgeweken.
5.10.
De kantonrechter merkt nog het volgende op. De stelling van [eisers] dat de oproeping voor de vergadering van 8 december 2022 te laat is gedaan, en dat de verdeling van de onderhoudskosten geen agendapunt was, kan niet leiden tot het oordeel dat het bewuste besluit nietig is. De gestelde gebreken zien namelijk op de totstandkoming van het besluit. Als een besluit in strijd is met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van een besluit regelen, kan om de vernietiging van dat besluit worden verzocht. Het verzoek tot vernietiging moet worden gedaan binnen een maand na de dag waarop de verzoeker van het besluit kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen (zie artikel 2:15 lid 1 BW in combinatie met artikel 5:130 BW). [eisers] hebben niet om vernietiging van het betreffende besluit verzocht, en de bevoegdheid daartoe is inmiddels vervallen. De kantonrechter gaat daarom aan de gestelde totstandkomingsgebreken voorbij.
5.11.
[eisers] hebben nog aangevoerd dat de volmacht van [eiser 1] aan [eiser 2] voor de vergadering van 8 december 2022 niet toereikend is geweest, in die zin dat de volmacht door [eiser 1] niet was afgegeven om namens haar te stemmen over een besluit zoals dat tijdens die vergadering genomen is. De kantonrechter volgt [eisers] hierin niet. [eiser 1] heeft wel gesteld dat de volmacht alleen gold voor uitdrukkelijk geagendeerde zaken, maar zij heeft dit niet verder onderbouwd. Dat de volmacht op enige manier beperkt was blijkt daarnaast niet uit het WhatsAppbericht waarin [eiser 1] mededeling heeft gedaan van de volmacht, ook niet uit de notulen van de vergadering van 8 december 2022 en evenmin uit de schriftelijke verklaring van [eiser 2]. Dat [eiser 2] zich niet gemachtigd “voelde” om namens [eiser 1] over een dergelijk besluit namens haar te stemmen, zoals in de verklaring van [eiser 2] is te lezen, maakt niet dat er sprake is van een ontoereikende volmacht.
5.12.
[eisers] beroepen zich subsidiair op vernietiging van het besluit op grond van dwaling. Daartoe hebben [eisers] aangevoerd dat zij zich er niet van bewust waren dat werd afgeweken van de verdeelsleutel uit de splitsingsakte. De kantonrechter laat dat beroep buiten beschouwing, aangezien [eisers] niet (tijdig) om vernietiging van het besluit hebben verzocht (zie rov. 5.10 hiervoor).
5.13.
Gelet op het voorgaande is er sprake van een rechtsgeldig besluit over de definitieve verdeling van de onderhoudskosten. Er is namelijk geen sprake van een nietig of vernietigbaar besluit, en alle appartementseigenaren waren aanwezig of vertegenwoordigd tijdens de vergadering van 8 december 2022, zodat aan het quorumvereiste is voldaan.
De vordering onder II wordt afgewezen
5.14.
De vordering onder II strekt er in de kern toe, in zowel de primaire als de subsidiaire variant, dat aan [eiser 1] een bedrag van in totaal € 8.729,26 wordt terugbetaald en aan [eiser 2] een bedrag van € 4.138,93. Volgens hen heeft [eiser 1] een bedrag van € 5.095,71 en [eiser 2] een bedrag van € 4.138,93 meer aan de betreffende onderhoudskosten bijgedragen dan waartoe zij op grond van de verdeelsleutel in de splitsingsakte gehouden waren. [eiser 1] stelt daarnaast onverplicht een bedrag van € 3.633,55 aan de VvE te hebben betaald rond de overdracht van haar appartementsrecht. Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat geen rechtsgrond voor deze betalingen bestond, omdat niet rechtsgeldig van de verdeling uit de splitsingsakte is afgeweken. Nu er sprake is van een rechtsgeldig besluit over de definitieve verdeling van de onderhoudskosten van de achtergevel, was er wel een rechtsgrond voor de betalingen van [eisers] aan de VvE. Gelet daarop zal de vordering onder II van [eisers] worden afgewezen.
5.15.
Wat betreft de primaire vordering onder II merkt de kantonrechter daarnaast op dat deze vordering is gericht tegen [gedaagde 1] in de hoedanigheid van bestuurder van de VvE. Dit terwijl in beginsel alleen de rechtspersoon zelf, en niet (ook) haar bestuurder, aangesproken kan worden voor nakoming van een betalingsverplichting van die rechtspersoon. Door [eisers] is niet gesteld dat, en op basis waarvan, in dit geval [gedaagde 1] in de hoedanigheid van bestuurder daartoe gehouden kan worden. Ook gelet hierop is de primaire vordering niet toewijsbaar.
De vordering onder I wordt ook afgewezen
5.16.
Wat betreft de vordering onder I merkt de kantonrechter het volgende op. Deze vordering is gebaseerd op dezelfde feiten en omstandigheden, namelijk dat er geen rechtsgeldig besluit over de definitieve verdeling van de onderhoudskosten van de achtergevel is genomen, in afwijking van de draagplicht die voor de appartementseigenaren volgt uit de splitsingsakte. De kantonrechter heeft die stelling van [eisers] verworpen. Daar komt bij dat het in principe aan de VvE is, en niet aan individuele appartementseigenaren, om leden aan te spreken op de nakoming van hun bijdrageplicht en daartoe zo nodig in rechte tegen hen op te treden (zie artikel 5:126 lid 3 BW). [eisers] hebben niet gesteld op welke grond een dergelijke vordering (ook) aan hen zou toekomen. Ook om die reden is deze vordering niet toewijsbaar.
Conclusie
5.17.
De vorderingen van [eisers] zullen worden afgewezen.
De proceskosten
5.18.
[eisers] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.015,00
(2,5 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.150,00
5.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Hoofdelijkheid
5.20.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
6.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.150,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Berends en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025. (wv)