ECLI:NL:RBOVE:2025:6461

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
C/08/332589 / FA RK 25-1134
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en kinderalimentatie in een echtscheidingsprocedure met minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 4 november 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen de ouders van een minderjarige. De minderjarige verblijft bij de moeder, terwijl de vader een zorgregeling verzoekt. De ouders hebben samen onvoldoende financiële draagkracht om in de behoeften van hun kind te voorzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw, ondanks haar draagkracht, geen bijdrage aan de man hoeft te betalen, omdat de man tijdens zijn zorg voor het kind bij zijn ouders verblijft en daardoor minder kosten maakt. De rechtbank heeft een zorgregeling vastgesteld waarbij het kind in een afwisselend schema bij beide ouders verblijft. De verzoeken van de man om een bijdrage in de kinderalimentatie zijn afgewezen, omdat de gezamenlijke draagkracht van de ouders niet toereikend is om de kosten van het kind te dekken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/332589 / FA RK 25-1134
beschikking van 4 november 2025
in de zaak van
[de man],
verder te noemen: de vader of de man,
wonende te [woonplaats 1],
advocaat: mr. W.G. ten Brummelhuis,
en
[de vrouw],
verder te noemen: de moeder of de vrouw,
wonende te [woonplaats 2],
advocaat: mr. E.M. Elfrink.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift (met bijlagen), binnengekomen op 1 mei 2025;
  • het verweerschrift (met bijlagen), binnengekomen op 15 juli 2025;
  • op 2 oktober 2025 door mr. Ten Brummelhuis ingebrachte producties 6, 7 en 8.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten
deuren op 6 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat:
  • [naam], namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad).

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
Zij hebben samen een kind:
[kind], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2022.
[kind] verblijft bij de moeder.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [kind]. Dit betekent dat zij samen de
belangrijke beslissingen over [kind] nemen.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt de rechter, uitvoerbaar bij voorraad:
I. De verdeling van zorg- en opvoedingstaken te bepalen als volgt:
- Zondag 11.00 tot maandag 18.00 uur verblijft [kind] bij de vader, waarbij moeder haar brengt en ophaalt bij vader;
- Maandag 18.00 uur tot donderdag 12.30 uur verblijft [kind] bij de moeder, waarbij moeder haar ophaalt bij vader;
- Donderdag 12.30 uur tot zaterdag 12.00 uur verblijft [kind] bij de vader, waarbij moederhaar brengt en ophaalt bij vader;
- Zaterdag 12.00 uur tot zondag 11.00 uur verblijft [kind] bij de moeder, waarbij moeder haar brengt en ophaalt bij vader,
althans verzoekt de man uw rechtbank een zodanige zorgverdeling vast te stellen als uw rechtbank in goede justitie vermeend te behoren.
II. Te bepalen dat de moeder met ingang van 6 maart 2025 zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] met een bedrag van € 90,00 per maand, dan wel met ingang van de datum van indiening van het onderhavige verzoekschrift, een en ander bij vooruitbetaling voor de eerste van iedere maand te voldoen aan de man, althans verzoekt de man uw rechtbank een zodanige bijdrage vast te stellen en met ingang van een zodanig tijdstip als uw rechtbank in goede justitie vermeend te behoren.
Kosten rechtens.

4.Het verweer

4.1.
De vrouw zich wendt tot uw rechtbank met het eerbiedig verzoek bij
beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
De man in zijn verzoeken niet ontvankelijk te verklaren althans de verzoeken aan de man te
ontzeggen dan wel af te wijzen.

5.De beoordeling

De zorgregeling
5.1.
De ouders hebben overeenstemming bereikt en hebben afgesproken dat:
  • [kind] in de ene week vanaf donderdag 12.30 uur tot maandag 18.00 uur bij de vader is, waarbij de vader [kind] op de donderdag ophaalt bij de peuterspeelzaal en de moeder haar op de maandag bij de vader ophaalt;
  • [kind] in de andere week van donderdag 12.30 uur tot zaterdag 13.00 uur bij de vader is, waarbij de vader [kind] op de donderdag ophaalt bij de peuterspeelzaal en de moeder haar op de zaterdag bij de vader ophaalt. In de week die hierop volgt is [kind] op de maandag tot 18.00 uur bij de vader, waarbij de moeder zorgt voor het halen en brengen;
  • over de omgang tijdens de vakanties en feestdagen zullen de ouders in onderling overleg samen afspraken maken.
5.2.
De rechter acht de overeengekomen regeling in het belang van [kind] en zal deze in de beschikking vastleggen.
De kinderalimentatie
5.3.
De man verzoekt de rechtbank te bepalen dat de vrouw dient bij te dragen in de kosten van [kind] met een bedrag van € 90,- per maand. De rechtbank wijst dit verzoek af en legt dat hierna uit.
5.4.
[kind] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw. De vraag of en zo ja, in hoeverre de ouder bij wie het kind meer dan incidenteel verblijft maar niet zijn hoofdverblijf heeft – hier de man – jegens de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft – hier de vrouw – aanspraak kan maken op een bijdrage in de kosten die zijn gemoeid met verzorging en opvoeding van het kind gedurende dat meer dan incidentele verblijf, moet worden beantwoord aan de hand van de wettelijke maatstaven van draagkracht en behoefte als bedoeld in titel 17 van boek 1 BW (art. 1:397 leden 1 en 2 BW en art. 1:404 lid 1 BW). Bijzondere omstandigheden zijn daarbij geen vereiste. [1]
5.5.
De rechter zal hieronder de behoefte van [kind] en de draagkracht van de man en de vrouw bespreken.
De behoefte van [kind]
5.6.
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind zijn. Dat wordt ook wel de ‘behoefte’ van het kind genoemd. De rechter stelt de behoefte van [kind] vast op een bedrag van € 468,- per maand. Partijen zijn het hierover eens.
De draagkracht van de man
5.7.
De rechtbank gaat voor de berekening van de draagkracht van de vader uit van een Wajong-uitkering van € 1.684,54 bruto per maand. Rekening houdend met de algemene heffingskorting is het inkomen van de man € 1.365,- per maand. Gelet op de hoogte van zijn inkomen, bepaalt de rechtbank met inachtneming van de draagkrachttabel de draagkracht van de vader op € 25,- per maand.
De draagkracht van de vrouw
5.8.
De draagkracht van de vrouw berekent de rechter op € 345,- per maand. De rechter sluit hierbij aan bij de draagkrachtberekening die door mr. ten Brummelhuis is overgelegd en waartegen geen verweer is gevoerd. Uitgegaan is van een bruto inkomen van € 1.986,- per maand, welk inkomen vermeerderd is met vakantietoeslag. Voorts is rekening gehouden met de pensioenpremie van € 52,- per maand, de aanvullende pensioenpremie van € 1,- per maand, de algemene heffingskorting, arbeidskorting, inkomensafhankelijke combinatiekorting en een kindgebondenbudget (inclusief alleenstaande ouderkop). Het inkomen van de vrouw is berekend op € 2.575,- per maand.
Tekort aan draagkracht
5.9.
Een draagkrachtvergelijking is hier niet nodig omdat de ouders samen niet genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van [kind]. Hun gezamenlijke draagkracht is € 370,- per maand, terwijl de kosten van [kind] € 468,- per maand zijn. De ouders komen dus samen een bedrag van € 98,- per maand tekort.
Zij zullen daarom ieder hun volledige draagkracht moeten gebruiken. Dat betekent dat ouders hun volledige draagkracht moeten aanwenden om bij te dragen in de kosten van [kind].
5.10.
De behoefte van [kind] is € 468,-. Door de zorg die de man voor [kind] heeft, bespaart de vrouw een bedrag van € 164,- (de zorgkorting van 35%), zodat een bedrag van € 304,- van de behoefte van [kind] resteert. Dat bedrag moet de vrouw dragen. Zij heeft een draagkracht van € 345,- en heeft dus draagkracht over (€ 41,-). Dat betekent dat de vrouw een bijdrage aan de man zou kunnen voldoen. Echter, gelet op het feit dat de man als hij de zorg voor [kind] heeft, altijd bij zijn ouders verblijft en daardoor minder (zorg)kosten maakt, acht de rechtbank het opleggen van een bijdrage van de vrouw aan de man in dit geval niet redelijk.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
5.11.
De rechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals
is verzocht. Dit betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechter geldt totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De proceskosten
5.12.
De rechter zal beslissen dat de man en de vrouw allebei hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat zij elkaars ex-partners zijn.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt de volgende zorgregeling vast:
- [kind] is in de ene week vanaf donderdag 12.30 uur tot maandag 18.00 uur bij de vader, waarbij de vader [kind] op de donderdag ophaalt bij de peuterspeelzaal en de moeder haar op de maandag bij de vader ophaalt;
- [kind] is in de andere week van donderdag 12.30 uur tot zaterdag 13.00 uur bij de vader, waarbij de vader [kind] op de donderdag ophaalt bij de peuterspeelzaal en de moeder haar op de zaterdag bij de vader ophaalt. In de week die hierop volgt is [kind] op de maandag tot 18.00 uur bij de vader, waarbij de moeder zorgt voor het halen en brengen;
- over de omgang tijdens de vakanties en feestdagen zullen de ouders in onderling overleg samen afspraken maken.
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
beslist dat partijen allebei hun eigen proceskosten moeten betalen;
6.4.
wijst af het verzoek van de man om een bijdrage aan kinderalimentatie;
6.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Jongebreur, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025 in tegenwoordigheid van mr. M.H. Falkmann, griffier.
De rechtbank stuurt een afschrift van deze beschikking naar de raad voor de kinderbescherming. De raad neemt de gegevens uit deze beschikking op in zijn registratie..
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Hoge Raad 23 december 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1924)