ECLI:NL:RBOVE:2025:6477

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
337243 KG RK 25-414
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter mr. R.P. van Eerde wegens schijn van partijdigheid

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], op 12 augustus 2025 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. R.P. van Eerde, rechter bij de Rechtbank Overijssel, vanwege een vermeende schijn van partijdigheid. Dit verzoek volgde op een zitting op 30 juli 2025 in Enschede, waar verzoekers de opheffing van de curatele van hun zoon [zoon] aan de orde stelden. Tijdens deze zitting voelden verzoekers zich niet gehoord en waren zij van mening dat de rechter hen niet voldoende de ruimte gaf om hun standpunten naar voren te brengen. De wrakingskamer heeft het verzoek op 4 september 2025 in het openbaar behandeld, waarbij alleen [verzoeker 1] aanwezig was om het verzoek toe te lichten.

De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden van de zitting beoordeeld en geconcludeerd dat de indruk van partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er tijdens de zitting voldoende gelegenheid is geweest voor verzoekers om hun standpunten te delen, en dat de rechter niet onterecht heeft gehandeld door de curatele niet op te heffen. De bezwaren van verzoekers, waaronder de korte zittingstijd en de manier waarop de rechter met hen omging, zijn niet voldoende om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking daarom ongegrond verklaard.

De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 september 2025 door de wrakingskamer, bestaande uit de rechters A. van Holten, H. Stam en A. Smedes. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 337243 KG RK 25-414
Beslissing van 10 september 2025
in de zaak van
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
wonende te [woonplaats],
verzoekers tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Per brief van 12 augustus 2025 hebben verzoekers het verzoek tot wraking gedaan van mr. R.P. van Eerde, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder nummer 11646117 BH VERZ 25-1749.
1.2.
Mr. Van Eerde heeft niet berust in de wraking.
1.3.
Het wrakingsverzoek van verzoekers is op 4 september 2025 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling is alleen [verzoeker 1] verschenen, die het verzoek nader mondeling heeft toegelicht.

2.De feiten

2.1.
Op woensdag 30 juli 2025 heeft in Enschede een zitting plaatsgevonden naar aanleiding van het door verzoekers gedane verzoek tot opheffing van de curatele van hun zoon [zoon] . Daarbij waren naast de rechter en de griffier aanwezig verzoekers en de heer [naam] , namens de curator Stichting Doe Mee(r).
2.2.
De griffier heeft van de zitting een proces-verbaal opgemaakt.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
In de brief van 12 augustus 2025 hebben verzoekers het volgende aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd.
De zitting kenmerkte zich door zijn bijzondere wijze/gang van zaken. Dit gaf verzoekers aanleiding om een wrakingsverzoek in te dienen tegen de rechter. De schijn van partijdigheid is voor verzoekers aanleiding genoeg om een rechter te wraken. Omdat verzoekers zich in deze procedure willen laten bijstaan door een advocaat zullen zij de rechtbank zo snel mogelijk informeren welke advocaat dat zal wezen.

4.Het standpunt van mr. Van Eerde

4.1.
Mr. Van Eerde heeft op het verzoek gereageerd. Hij berust niet in de wraking. Het zeer summiere wrakingsverzoek maakt het voor hem vrijwel onmogelijk om daar meer aan toe te voegen. Zijns inziens bevat het zittingsverslag de gang van zaken tijdens de zitting. De opmerkingen die hij heeft gemaakt zou hij niet als partijdig willen kwalificeren. Voor zover verzoekers op de zitting enige druk van de rechter hebben ervaren is daarvoor begrip, maar mr. Van Eerde voelde zich vrij dat te doen, vooral ook omdat verzoekers niet echt iets tegen de huidige curator van hun zoon hebben.

5.De toelichting op het verzoek bij de mondelinge behandeling

5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de heer [verzoeker 1] het verzoek nader toegelicht. Het gaat zijn echtgenote en hem niet om de persoon van de rechter, en zij twijfelen er ook niet aan dat de rechter vooral kijkt naar de belangen van hun onder curatele gestelde zoon [zoon] . Het verzoek is gebaseerd op de bijzondere wijze/gang van zaken van de zitting op 30 juli 2025.
Zakelijk weergegeven is door [verzoeker 1] aangevoerd:
1. In de brief waarmee verzoekers uitgenodigd werden is vermeld dat de zittingsduur ongeveer 15 minuten is en dat gaf hen het gevoel dat er in de zitting onvoldoende aandacht zou zijn en snel afgehandeld zou worden.
2. De rechter liet hen niet aan het woord komen, alleen de eerste alinea van wat zij hadden opgeschreven mocht voorgelezen worden.
3. De rechter zwaaide met een dossier en zei dat alles er in staat, terwijl zij niet weten wat daar in staat, voor verzoekers ging het alleen om het verzoek tot opheffing van de curatele. Dat het ook ging over aanblijven van Schrier, dan wel de benoeming van een andere curator overviel hen.
4. De rechter wilde verzoekers alleen de huidige curator laten accepteren en luisterde niet naar de reactie van verzoekers. Hij wilde alleen de huidige curator door laten gaan of hij zou een willekeurige curator aanwijzen als vervanging en dit lijkt op een vorm van chantage.
5. De eigen manier van verzoekers om de bescherming van hun zoon in te vullen werd door de rechter weggewuifd, curatorschap is de enige wijze vorm zei de rechter.
6. De zes jaar persoonlijke begeleiding en verantwoording door verzoekers als ouders, gedwongen door de zorgaanbieder, werden door de rechter niet benoemd. In die periode is er ook geen overleg of contact met de huidige curator geweest.

6.De beoordeling

6.1.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de rechter vooringenomen, oftewel partijdig is of dat hij die indruk bij verzoekers heeft gewekt. Die indruk gaat niet alleen maar over het persoonlijke gevoel van verzoekers, maar moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoekers op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók moet hebben gedacht dat de rechter partijdig is. Het uitgangspunt is dat de rechter vanwege zijn aanstelling als rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat hij vooringenomen is.
6.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is gebleken dat het verzoekers voornamelijk gaat om de bezwaren onder 2, 4 en 5. Verzoekers hadden een andere verwachting van de zitting dan zoals deze is verlopen. Het ging om een verzoek om opheffing van de curatele, en niet om de huidige curator ter discussie te stellen. Verzoekers werden daardoor overvallen. De bedoeling van het verzoek was om van de ondercuratelestelling van [zoon] af te komen en dat is volgens verzoekers onvoldoende uit de verf gekomen. In dat verband zijn verzoekers naar hun mening onvoldoende aan het woord gekomen.
6.3.
De wrakingskamer kan gelet op het proces-verbaal van de zitting niet tot de conclusie komen dat verzoekers onvoldoende aan het woord zijn gekomen over opheffing van de curatele. De wrakingskamer leest in het proces-verbaal van de zitting van 30 juli 2025 onder meer dat is gesproken over de huidige curator en het benoemen van een andere curator, maar ook dat op meerdere momenten is gesproken over de optie om de curatele geheel op te heffen. Daarover heeft de rechter gezegd dat [zoon] iemand is die een curator nodig heeft, en dat de rechter in beginsel de curatele niet wil opheffen. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van dit oordeel.
Daar van uitgaande zijn er nog maar twee mogelijkheden: de huidige curator blijft aan of er wordt een andere benoemd. Ook aan het eind van de zitting zijn verzoekers nog aan het woord gekomen over opheffing van de curatele. Volgens verzoekers was er ook een andere mogelijkheid dan curatele maar daar naar gevraagd wilden verzoekers daar niet uitgebreid over praten. Dat verzoekers in hun beleving onvoldoende aan het woord zijn gekomen over opheffing van de curatele maakt volgens de wrakingskamer niet dat er een (schijn van) partijdigheid van de rechter is.
6.4.
Ook de overige bezwaren van verzoekers leiden niet tot gegrondverklaring van het verzoek. Dat in de oproepingsbrief staat dat voor de zitting 15 minuten is uitgetrokken, dat de rechter zei dat alles in het dossier staat terwijl zij het dossier niet kennen, en dat de zes jaar persoonlijke begeleiding van verzoekers zelf niet door de rechter zou zijn benoemd, zijn, wat daar ook van zij, geen omstandigheden waaruit de wrakingskamer vooringenomenheid van mr. Van Eerde of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Het verzoek wordt daarom ongegrond verklaard.

7.De beslissing

De wrakingskamer
7.1.
verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. A. van Holten, H. Stam en A. Smedes, in tegenwoordigheid van de griffier, en in openbaar uitgesproken op 10 september 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.