ECLI:NL:RBOVE:2025:6486

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
81.374524.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor overtredingen van de Visserijwet en de Wet natuurbescherming met betrekking tot het gebruik van valse vismerken en illegaal vissen

Op 10 november 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Visserijwet 1963 en de Wet natuurbescherming. De verdachte is beschuldigd van het gebruik van valse of vervalste vismerken en het illegaal vissen in wateren waar hij geen visrecht had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 tot en met 18 oktober 2022 met een vissersvaartuig heeft gevist in verschillende wateren, waarbij hij zich niet hield aan de geldende vergunningseisen. De verdachte heeft onder andere gevist met staande netten die langer waren dan toegestaan en zonder de vereiste vismerken. Tijdens de zitting op 27 oktober 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, die de beschuldigingen ontkende. De rechtbank heeft de feiten in chronologische volgorde beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere overtredingen van de Visserijwet en de Wet natuurbescherming. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, en een geldboete van € 500,--. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en gezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 81.374524.24 (P)
Datum vonnis: 10 november 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1955 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 27 oktober 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:met een ander opzettelijk heeft gevist in een water terwijl een ander rechthebbende was op het visrecht van dat water, door in strijd met de vergunning te vissen met langere staande netten dan was toegestaan, met staande netten waaraan geen vismerk was bevestigd, met staande netten die waren voorzien van nagemaakte vismerken en met staande netten die waren voorzien van vismerken die in reductie waren;
feit 2:met een ander opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de vergunning, door te vissen met staande netten terwijl niet om de honderd meter een joon was geplaatst en/of aan de joon geen afschriklint was bevestigd;
feit 3:met een ander opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste vismerken en deze valse of vervalste vismerken opzettelijk voorhanden heeft gehad;
feit 4:met een ander, in strijd met het weekendverbod, heeft gevist in het [viswater 1] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2022 tot en
met 18 oktober 2022 te op het [viswater 2] en/of [viswater 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
(telkens) met de [visservaartuig] heeft gevist in een water als bedoeld in artikel 1, vierde lid,
onderdeel d, Visserijwet 1963 terwijl de Staat der Nederlanden, althans een ander,
rechthebbende was op het visrecht van dat water,
immers heeft hij en/of hebben zijn mededader(s) :
a. op of omstreeks 13 oktober 2022 in het [viswater 1] gevist :
- met 24, althans één of meer staand(e) net(ten) die langer waren dan 100 meter
(PB.00.19 op pag. 385) en/of
- met 3, althans één of meer staande net(ten) waaraan geen merk was bevestigd
en/of
- met staande netten die voorzien waren van het/de nagemaakte merk(en) met de
nummer(s) [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] ,
[nummer 9] , [nummer 10] , [nummer 11] , [nummer 12] , [nummer 13] , [nummer 14] ,
en/of
b. op of omstreeks 18 oktober 2022 nabij de [locatie 2] op het [viswater 2] met
staande netten gevist die waren voorzien van de vismerken [nummer 15] en/of [nummer 16]
en/of [nummer 17] terwijl die merken in reductie waren,
en/of
c. op of omstreeks 18 oktober 2022 op het [viswater 2] nabij het windmolen park
gelegen tussen [plaatsen] , op het [viswater 2] gevist met staande netten die
waren voorzien van de vismerken [nummer 18] en/of [nummer 19] en/of [nummer 20] en/of [nummer 21]
terwijl die merken in reductie waren;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 oktober 2022 tot en
met 18 oktober 2022 op het [viswater 1] , gelegen binnen de gemeente Gooise meren
en/of in Urk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met één of meer voorschriften
gesteld bij de wijzigingsvergunning met kenmerk [kenmerk] verleend door
Gedeputeerde Staten van Flevoland op 17 december 2021,
immers heeft hij en/of hebben zijn mededader(s)
a. op of omstreeks 13 oktober 2022 in strijd met voorschrift 11 van genoemde
vergunning gevist met de [visservaartuig] met staande netten terwijl niet om de honderd
meter een joon was geplaatst en/of aan de joon/jonen geen afschriklint was
bevestigd,
en/of
b. op of omstreeks 18 oktober 2022 in strijd met voorschrift 11 van genoemde
vergunning met de [visservaartuig] gevist met staande netten, in het [viswater 2] ten westen
van/nabij het windmolenpark gelegen is tussen [plaatsen] , terwijl niet om de
honderd meter een joon was geplaatst en/of aan de joon/jonen geen afschriklint
was bevestigd;
3.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 13 oktober 2022 tot en met 18
oktober 2022 te Urk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt (een) vals(e) of vervalst(e) merk(en) met
nummer(s) [nummer 1] en/of [nummer 2] en/of [nummer 3] en/of [nummer 4] en/of [nummer 5] en/of
[nummer 6] en/of [nummer 7] en/of [nummer 8] en/of [nummer 9] en/of [nummer 10] en/of [nummer 11] en/of
[nummer 12] en/of [nummer 13] en/of [nummer 14] ,
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid hierin dat de unieke, door de Rijksdienst voor ondernemend
Nederland uitgegeven merken, zijn nagemaakt danwel aangepast waardoor dat (een) merk(en) met nummer ontstond dat correspondeerde met de vergunde merknummers,
en bestaande dat gebruik hierin dat hij en/of zijn mededader(s) genoemd(e)
merk(en) aan staande netten hebben bevestigd waarmee werd gevist,
en/of (telkens) opzettelijk de bovengenoemde valse en/of vervalste zwarte merk(en)
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die merk(en)
bestemd waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
4.
hij op of omstreeks 10 oktober 2022 op het [viswater 1] , gemeente Gooise meren, althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
heeft gevist in het [viswater 1] met één of meer staande net(ten) van maandag 00:48 uur
tot maandag 05:09 uur.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft ontkend de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Inleiding
De verdachte heeft in de periode van 1 tot en met 18 oktober 2022 het vissersvaartuig
[visservaartuig] gebruikt om te vissen. [2] Dit vaartuig was eigendom van [bedrijf] B.V. en werd gehuurd door [medeverdachte 1] B.V. Dit is een groothandel in vis, schaal- en weekdieren. De schoonzus van de verdachte, [medeverdachte 2] , was ten tijde van de tenlastegelegde feiten bestuurder van [medeverdachte 1] B.V.
Op 24 juni 2022 is door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan [medeverdachte 1] B.V. de vergunning met documentnummer [documentnummer] verleend. Op basis van deze vergunning mocht [medeverdachte 1] B.V. in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023 met het vissersvaartuig [visservaartuig] in het [viswater 2] vissen. Deze vergunning kent voorwaarden en beperkingen. Zo mocht met niet meer dan met zestien staande netten gevist worden. Deze visnetten mochten een lengte hebben van ten hoogste 100 meter en moesten worden voorzien van een zwart merk met een nummer uit de serie zoals vermeld in de bijlage bij de vergunning. [3]
Aan verdachte zijn verschillende feiten ten laste gelegd, die zouden hebben plaatsgevonden in de periode van 1 oktober tot en met 18 oktober 2022. De rechtbank zal de feiten in chronologische volgorde bespreken en per datum de tenlastegelegde feiten beoordelen.
3.3.2 – 10
oktober 2022
Op maandag 10 oktober 2022 omstreeks 00.48 uur verliet de [visservaartuig] de steiger aan de [locatie 1] . De [visservaartuig] maakte een beweging in de haven met een lagere snelheid. Op verscheidene locaties op het [viswater 3] en het [viswater 1] werd de snelheid van de [visservaartuig] wederom verlaagd. Op 10 oktober 2022 omstreeks 05.09 uur lag de [visservaartuig] weer aan de steiger aan de [locatie 1] . [4]
In de ochtend van 10 oktober 2022 hebben verbalisanten van de NVWA op verschillende locaties op de route die de [visservaartuig] had gevaren staande netten aangetroffen, voorzien van vismerken die aan de [visservaartuig] toebehoren. Ook stonden er jonen waarvan een aantal gemarkeerd waren met 146. [5] De vismerken die aan de staande netten waren bevestigd, stonden vermeld op de publiekrechtelijke vergunning Visserij [viswater 2] . De [visservaartuig] was gerechtigd om met deze vismerken te vissen. [6]
Beoordeling
Artikel 29 lid 2 van de Uitvoeringsregeling visserij luidt als volgt:
‘Het is verboden te vissen in het [viswater 2] met het staand net, het aalhoekwant of het aalkistje van vrijdagmiddag 16.00 uur tot de daaropvolgende maandagmorgen 08.00 uur.’
Uit artikel 2, derde lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 volgt dat onder het [viswater 2] mede wordt verstaan het [viswater 3] en het [viswater 1] . Op basis daarvan staat vast dat de [visservaartuig] op maandag 10 oktober 2022 tussen 00.48 uur en 05.09 uur op het [viswater 2] heeft gevaren. Later op de ochtend zijn op het [viswater 2] , [viswater 3] en [viswater 1] staande netten aangetroffen met vismerken waarmee de [visservaartuig] mocht vissen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de besturing van de [visservaartuig] niet goed werkte en dat hij in de nacht van 10 oktober 2022 het vaartuig naar Volendam wilde brengen om daar te laten repareren. Hij is ‘s nachts uitgevaren, zodat het vaartuig ’s ochtends vroeg gerepareerd kon worden. Tijdens het varen ontstonden zoveel problemen met de besturing en de stroomtoevoer dat hij heeft besloten terug te varen naar de haven.
De rechtbank overweegt dat uit de route die de verdachte op 10 oktober 2022 tussen 00.48 uur en 05.09 uur heeft gevaren, op geen enkele wijze blijkt dat de verdachte richting Volendam heeft willen varen. Op de route die door de verdachte is gevaren, zijn later op de ochtend staande netten aangetroffen met vismerken die aan de [visservaartuig] toebehoren.
De rechtbank stelt de verklaring van verdachte om die redenen als volstrekt ongeloofwaardig terzijde.
Op basis van de peilbakengegevens en de waarnemingen van de verbalisanten acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] op maandag 10 oktober 2022 vóór 08.00 uur op het [viswater 1] heeft gevist, zoals onder 4 tenlastegelegd.
3.3.3 - 13
oktober 2022
Op 17 december 2021 is door de Gedeputeerde Staten van Flevoland aan de Coöperatieve Producentenorganisatie [viswater 2] (hierna: CPO [viswater 2] ) een (wijzigings) vergunning verleend voor de visserij met staande netten in het [viswater 2] , [viswater 3] en [viswater 1] . [medeverdachte 1] B.V. is lid van deze organisatie. Voorschrift 11 van deze gewijzigde vergunning luidt [7] :
‘Bij gebruik van staande netten dient tenminste om de 100 meter een joon zijn geplaatst.
Aan elke joon dient een vlag en een afschriklint hologram (reflecterende strip) te worden
bevestigd om vogels op afstand van de netten te houden.’
Op 13 oktober 2022 zijn op het [viswater 1] [8] door de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (hierna: OFGV) staande netten, zwarte vismerken en jonen, die toebehoren aan vissersvaartuig [visservaartuig] , uit het water gehaald. [9] Hierbij werd geconstateerd dat vijf jonen, waarop de vaartuigcode ‘ [visservaartuig] ’ stond, niet waren voorzien van een afschriklint. [10] Ook werd geconstateerd dat in negen gevallen tussen de netten geen joon was geplaatst. [11]
In totaal zijn 40 visnetten en 37 zwarte vismerken in beslag genomen. Deze netten en vismerken zijn opgenomen in een genummerde lijst (bijlage 1 bij proces-verbaal 138462). [12] 24 van deze visnetten hadden een lengte tussen 106 en 138 meter. [13] Bij de visnetten genummerd 30, 31 en 39 is geen vismerk aangetroffen.
[medeverdachte 1] B.V. beschikte over zestien zwarte vismerken met een uniek nummer waarmee gevist mocht worden. [14] Alle 37 aangetroffen merken hadden een nummer dat correspondeerde met een van de zestien nummers die aan [medeverdachte 1] B.V. ter beschikking stonden. [15] De op de lijst onder de nummers 15, 18, 19, 20, 32, 33, 35, 36 en 40 genoemde vismerken leken origineel en niet vervalst. De overige vismerken betroffen:
Vismerk:
Genoemd in bijlage 1 bij proces-verbaal 138462 onder nummer:
[nummer 1]
1
[nummer 2]
2, 34, 38
[nummer 3]
3, 26
[nummer 4]
4, 22
[nummer 5]
5, 16, 28
[nummer 6]
6, 17
[nummer 7]
7, 29
[nummer 8]
8, 13, 37
[nummer 9]
9, 25
[nummer 10]
10
[nummer 11]
11, 24
[nummer 12]
12, 14
[nummer 13]
21, 23
[nummer 14]
27
Beoordeling
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 21 van de Visserijwet 1963, in combinatie met artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 is het verboden zonder vergunning in het [viswater 2] te vissen. Op grond van artikel 33 van de Uitvoeringsregeling visserij wordt het niet naleven van een vergunning aangemerkt als handelen zonder vergunning.
Op basis van de vergunning van [medeverdachte 1] B.V. mocht gevist worden met zestien vismerken met unieke nummers. Geconstateerd is dat onder de 37 gebruikte vismerken veertien nummers meermalen voorkwamen. Gelet op de bevindingen uit het onderzoek acht de rechtbank bewezen dat de in de hierboven weergegeven tabel genoemde vismerken niet origineel, maar nagemaakt waren.
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 13 oktober 2022 met de [visservaartuig] in het [viswater 1] heeft gevist met 24 staande netten die langer waren dan 100 meter, met drie netten waaraan geen merk was bevestigd en met staande netten die waren voorzien van nagemaakte merken met de nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] , [nummer 9] , [nummer 10] , [nummer 11] , [nummer 12] , [nummer 13] en [nummer 14] , zoals onder 1, onderdeel a, ten laste is gelegd. Hiermee is gehandeld in strijd met de aan [medeverdachte 1] B.V. verleende vergunning.
Dit moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als vissen zonder vergunning, terwijl een ander, namelijk de Staat der Nederlanden, rechthebbende was op het visrecht van dat water.
Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 13 oktober 2022 heeft gevist met staande netten terwijl niet om de honderd meter een joon was geplaatst en niet aan alle jonen een afschriklint was bevestigd, zoals onder 2, onderdeel a, ten laste is gelegd. Hiermee is gehandeld in strijd met voorschrift 11 van de wijzigingsvergunning met kenmerk [kenmerk] .
Verder acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat, door te vissen met staande netten die waren voorzien van nagemaakte merken, gebruikt is gemaakt van vals of vervalst geschrift, zoals tenlastegelegd onder 3.
3.3.4 – 18
oktober 2022
Op 15 oktober 2022 heeft [medeverdachte 2] de op 13 oktober 2022 in beslag genomen vismerken als vermist opgegeven en verzocht om deze te mogen vervangen door andere vismerken, waaronder de vismerken [nummer 18] , [nummer 19] , [nummer 21] , [nummer 20] , [nummer 15] , [nummer 16] en [nummer 17] . [16]
Op 18 oktober 2022 is vanaf de dijk, nabij de t-splitsing IJsselmeerdijk en Klokbekerweg in Lelystad gezien dat de [visservaartuig] in de vaargeul voorbij de [locatie 2] voer. [17] Tussen 11:45 uur en 12:00 uur werden vanaf de [visservaartuig] drie jonen in het water geplaatst. [18]
Even later werd ten westen van het windmolenpark tussen [plaatsen] vanaf de [visservaartuig] een joon in het water geplaatst. [19]
In de middag van 18 oktober 2022 werden door verbalisanten van de OFGV drie jonen met de vaartuigcode [visservaartuig] uit het water gehaald. Aan de jonen waren staande netten bevestigd, voorzien van zwarte vismerken met de nummers [nummer 15] , [nummer 16] en [nummer 17] . [20]
Ook bij het windmolenpark tussen [plaatsen] werden jonen met vaartuigcode ‘ [visservaartuig] ’ uit het water gehaald. Deze jonen waren niet voorzien van een afschriklint. Aan deze jonen waren staande netten bevestigd, voorzien van zwarte vismerken met de nummers [nummer 18] en [nummer 19] . [21] Ook werden staande netten uit het water gehaald die niet voorzien waren van een joon met afschriklint. Aan deze netten zaten zwarte vismerken met de nummers [nummer 20] en [nummer 21] . [22]
De hiervoor genoemde vismerken waren in reductie en mochten niet worden gebruikt. [23]
De visnetten en vismerken die zijn aangetroffen tussen [plaatsen] zijn in beslag genomen. [24] De inbeslaggenomen visnetten waren tussen 101 meter en 134 meter lang. [25]
Beoordeling
Op grond van de vergunning met nummer [documentnummer] dient ter vervanging van een vermist vismerk een aanvraag te worden gedaan bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Nieuw verstrekte merken zijn pas geldig en inzetbaar, indien de Minister hier schriftelijk bevestiging van heeft gegeven.
[medeverdachte 2] heeft op 15 oktober 2022 verzocht om andere vismerken te mogen gebruiken. Uit het dossier volgt dat op 18 oktober 2022 niet de vereiste toestemming van de Minister was ontvangen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat op 18 oktober 2022 in strijd met de aan [medeverdachte 1] B.V. verleende vergunning is gehandeld, door nabij de [locatie 2] op het [viswater 2] te vissen met staande netten die waren voorzien van de vismerken [nummer 15] , [nummer 16] en [nummer 17] , terwijl deze merken in reductie waren. Op 18 oktober 2022 is eveneens in strijd met de aan [medeverdachte 1] B.V. verleende vergunning gehandeld, door nabij het windmolenpark gelegen tussen [plaatsen] op het [viswater 2] te vissen met staande net die waren voorzien van de vismerken [nummer 18] , [nummer 19] , [nummer 20] en [nummer 21] , terwijl ook deze merken in reductie waren. Dit moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als vissen zonder vergunning, terwijl een ander, namelijk de Staat der Nederlanden, rechthebbende was op het visrecht van dat water.
De rechtbank acht het onder 1, onderdeel b en c, tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de vaargeul nabij de [locatie 2] geen jonen heeft geplaatst en dat dit daar ook niet verplicht is. Op grond van voorschrift 11 van de wijzigingsvergunning met kenmerk [kenmerk] is het plaatsen van een joon om de 100 meter inderdaad niet verplicht in een vaargeul. Aan verdachte is echter tenlastegelegd dat nabij het windmolenpark gelegen tussen [plaatsen] niet om de 100 meter een joon was geplaatst en aan de jonen geen afschriklint was bevestigd. Niet is gebleken dat deze locatie een vaargeul betreft.
De rechtbank acht daarom ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 18 oktober 2022 met de [visservaartuig] heeft gevist met staande netten nabij het windmolenpark gelegen tussen [plaatsen] , terwijl niet om de honderd meter een joon was geplaatst en aan de geplaatste jonen geen afschriklint was bevestigd. De rechtbank acht het onder 2, onderdeel b, tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.3.5
Opzet
In het economisch strafrecht moet de term opzet worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht moet zijn op de verweten gedraging, en niet op de wederrechtelijkheid daarvan.
Verdachte heeft verklaard dat hij in oktober 2022 met de [visservaartuig] wilde vissen om wat bij te verdienen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de strafbare gedragingen, die zijn begaan in het kader van de visserij, opzettelijk heeft begaan.
3.3.6
Medeplegen
Op grond van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] B.V. en verdachte.
3.3.7
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder:
  • feit 1, onderdeel a, b en c;
  • feit 2, onderdeel a en b;
  • feit 3;
  • feit 4;
ten laste gelegde heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2022 tot en met 18 oktober 2022 op het [viswater 2] en [viswater 1] ,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk,
telkens met de [visservaartuig] heeft gevist in een water als bedoeld in artikel 1, vierde lid,
onderdeel d, Visserijwet 1963 terwijl de Staat der Nederlanden, rechthebbende was op het visrecht van dat water, immers hebben hij en zijn mededader:
a. op 13 oktober 2022 in het [viswater 1] gevist:
- met 24 staande netten die langer waren dan 100 meter
en
- met 3 staande netten waaraan geen merk was bevestigd
en
- met staande netten die voorzien waren van nagemaakte merken met de nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] , [nummer 9] , [nummer 10] , [nummer 11] , [nummer 12] , [nummer 13] , [nummer 14] ,
en
b. op 18 oktober 2022 nabij de [locatie 2] op het [viswater 2] met staande netten gevist die waren voorzien van de vismerken [nummer 15] en [nummer 16] en [nummer 17] terwijl die merken in reductie waren,
en
c. op 18 oktober 2022 op het [viswater 2] nabij het windmolen park gelegen tussen [plaatsen] , op het [viswater 2] gevist met staande netten die waren voorzien van de vismerken [nummer 18] en [nummer 19] en [nummer 20] en [nummer 21] terwijl die merken in reductie waren;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 5 oktober 2022 tot en met 18 oktober 2022 op het [viswater 1] , gelegen binnen de gemeente Gooise meren,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met één of meer voorschriften gesteld bij de wijzigingsvergunning met kenmerk [kenmerk] verleend door
Gedeputeerde Staten van Flevoland op 17 december 2021, immers hebben hij en zijn mededader
a. op 13 oktober 2022 in strijd met voorschrift 11 van genoemde vergunning gevist met de [visservaartuig] met staande netten terwijl niet om de honderd meter een joon was geplaatst en/of aan de jonen geen afschriklint was bevestigd,
en
b. op 18 oktober 2022 in strijd met voorschrift 11 van genoemde vergunning met de [visservaartuig] gevist met staande netten, in het [viswater 2] ten westen van/nabij het windmolenpark gelegen is tussen [plaatsen] , terwijl niet om de honderd meter een joon was geplaatst en aan de jonen geen afschriklint was bevestigd;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 13 oktober 2022 tot en met 18 oktober 2022 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt valse of vervalste merken met nummers [nummer 1] en [nummer 2] en [nummer 3] en [nummer 4] en [nummer 5] en [nummer 6] en [nummer 7] en [nummer 8] en [nummer 9] en [nummer 10] en [nummer 11] en [nummer 12] en [nummer 13] en [nummer 14] ,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die geschrift telkens echt en onvervalst,
bestaande die valsheid hierin dat de unieke, door de Rijksdienst voor ondernemend Nederland uitgegeven merken, zijn nagemaakt danwel aangepast waardoor dat merken met nummers ontstonden die correspondeerden met de vergunde merknummers,
en bestaande dat gebruik hierin dat hij en zijn mededader genoemde merken aan staande netten hebben bevestigd waarmee werd gevist,
en telkens opzettelijk de bovengenoemde valse en/of vervalste zwarte merken voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die merken bestemd waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
4.
hij op 10 oktober 2022 op het [viswater 1] , gemeente Gooise meren,
tezamen en in vereniging met een ander, heeft gevist in het [viswater 1] met staande netten van maandag 00:48 uur tot maandag 05:09 uur.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de volgende artikelen.
  • feit 1: artikel 21 van de Visserijwet 1963, in combinatie met artikel 8 van het Reglement Binnenvisserij 1985, artikel 33 van de Uitvoeringsregeling visserij en de artikel 1a sub 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • feit 2: artikel 5.3 lid 4 van de Wet natuurbescherming (oud), in combinatie met de artikelen 1a sub 2, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • feit 3: artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
  • feit 4: artikel 16 van de Visserijwet 1963, in combinatie met artikel 6 lid 4 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, artikel 29 lid 2 van de Uitvoeringsregeling visserij en de artikelen 1a sub 3, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 21 Visserijwet 1963, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 5.3 lid 4 Wet natuurbescherming, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen begaan en
het medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen begaan;
feit 4
de overtreding: medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 16 van de Visserijwet 1963.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte voor de feiten 1 tot en met 3 een taakstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, op te leggen. Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie gevorderd een geldboete ter hoogte van € 500,-- op te leggen.
6.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie misdrijven en een overtreding. Hij heeft gevist met (veel) meer en langere staande netten dan was vergund en deze staande netten waren voorzien van valse dan wel vervalste vismerken. Vervolgens heeft hij niet gewacht tot het verzoek van [medeverdachte 1] B.V. om andere vismerken te mogen gebruiken gehonoreerd was. Hij is, in strijd met de regelgeving, doorgegaan met vissen, door netten te voorzien van merken die in reductie waren en dus niet gebruikt mochten worden. Ook heeft hij gevist in strijd met het weekendverbod.
Met zijn handelen heeft verdachte het systeem van vergunningverlening en vangstquota ondermijnd. Dit systeem dient ertoe de visserij duurzaam te beheren, overbevissing te voorkomen en het ecosysteem te beschermen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De rechtbank zal op de voet van art. 63 Sr rekening houden met het feit dat verdachte op 30 maart 2023 veroordeeld is tot een geheel voorwaardelijke geldboete wegens overtreding van het Reglement voor de binnenvisserij en de Wet natuurbescherming.
Gezien de ernst van de gepleegde misdrijven acht de rechtbank in beginsel een taakstraf 120 uren passend en geboden. De rechtbank houdt echter rekening met de leeftijd (70) en gezondheid van verdachte en met de overschrijding van de redelijke termijn en overweegt in verband hiermee het volgende.
Verdachte is op 22 november 2022 verhoord. In dit geval is de redelijke termijn op die datum gaan lopen.
Als uitgangspunt geldt dat het geding – behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen – met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen.
Verdachte had daarom uiterlijk in november 2024 een vonnis mogen verwachten. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer een jaar (en de leeftijd en gezondheid van verdachte), zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, opleggen.
Ten aanzien van de onder 4 bewezenverklaarde overtreding zal de rechtbank een geldboete ter hoogte van € 500,-- opleggen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 47 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 21 Visserijwet 1963, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 5.3 lid 4 Wet natuurbescherming, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen begaan en
het medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen begaan;
feit 4
de overtreding: medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 16 van de Visserijwet 1963;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
40 (veertig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
straf ten aanzien van feit 4
- veroordeelt verdachte tot betaling van
een geldboete van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. D. van den Berg en
mr. F.M.A. ‘t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2025.
Buiten staat
Mr. ‘t Hart is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, Eenheid Midden-Nederland, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek, met nummer MDRBA22006 (Onderzoek Visarend). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , documentcode [documentcode], p. 79, tweede alinea.
3.Een geschrift, te weten de vergunning met documentnummer [documentnummer] , p. 207 t/m 213.
4.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 138365 (Pvb.00.16), p. 289, derde, vierde en vijfde alinea.
5.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 138365 (Pvb.00.16), p. 290, vierde alinea.
6.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 138365 (Pvb.00.16), p. 289, elfde alinea tot en met pagina 290, tweede alinea.
7.Een geschrift, te weten de wijzigingsvergunning met kenmerk [kenmerk] , p. 162, voorschrift 11.
8.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.11), p. 243, eerste alinea.
9.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.11), p. 245, eerste alinea.
10.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.11), p. 245, zevende alinea, p. 246, tweede, derde en zevende alinea, p. 247, vierde alinea.
11.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.11), p. 245, negende alinea, p. 246, eerste, vijfde en zesde alinea, p. 247, tweede, derde, zesde en zevende alinea.
12.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 138462 (Pvb.00.19), p. 385 en 386.
13.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 138462 (Pvb.00.19), p. 380, zevende alinea, p. 381, eerste, derde en vijfde alinea.
14.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 138462 (Pvb.00.19), p. 382, vierde alinea.
15.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 138462 (Pvb.00.19), p. 382, vijfde alinea.
16.Een geschrift, te weten een aanvraag nieuwe merken van 15 oktober 2022, p. 427.
17.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 199, vijfde alinea.
18.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 199, zesde en zevende alinea.
19.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 200, eerste alinea.
20.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 200, laatste alinea en p. 201, eerste en tweede alinea.
21.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 201, zesde alinea
22.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 202, eerste en tweede alinea.
23.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 202, vierde alinea.
24.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 202, vijfde alinea.
25.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 203, zesde alinea.