ECLI:NL:RBOVE:2025:6555

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
08.326327.22 en 08.285360.22 (gev. ttz.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting en vernieling met medeplegen

Op 11 november 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig werd bevonden aan meerdere brandstichtingen en vernielingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. De verdachte was betrokken bij het medeplegen van brandstichting aan een personenauto en twee bedrijfspanden, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De feiten vonden plaats in de periode van 20 november 2021 tot en met 16 juli 2022. De verdachte had instructies gegeven aan een medeverdachte over hoe de brandstichtingen moesten worden uitgevoerd en had middelen verstrekt om deze uit te voeren. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichtingen, ondanks dat hij niet fysiek aanwezig was bij de uitvoering. De rechtbank heeft ook de ernst van de feiten benadrukt, waaronder de schade die is veroorzaakt aan de betrokken voertuigen en panden, en de gevoelens van angst en onveiligheid die deze daden teweegbrachten. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geen spijt betuigd, wat de rechtbank zwaar heeft aangerekend. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie gematigd, maar heeft uiteindelijk een gevangenisstraf opgelegd van 36 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.326327.22 en 08.285360.22 (gev. ttz.) (P)
Datum vonnis: 11 november 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1974 in [geboorteplaats 1],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank het onder parketnummer 08.285360.22 ten laste gelegde feit doornummeren als feit 4 na de feiten ten laste gelegd onder parketnummer 08.326327.22.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 28 oktober 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08.326327.22
feit 1:al dan niet samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) in de periode van 20 november 2021 tot en met 21 november 2021 opzettelijk brand heeft gesticht aan een personenauto, waardoor gevaar voor goederen is ontstaan (
primair) dan wel die [medeverdachte] heeft uitgelokt deze brand te stichten (
subsidiair)dan wel opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van deze brandstichting door gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen (
meer subsidiair);
feit 2:al dan niet samen met [medeverdachte] op 31 januari 2022 opzettelijk brand heeft gesticht aan een bedrijfspand in [plaats 1], waardoor gevaar voor goederen is ontstaan (
primair) dan wel die [medeverdachte] heeft uitgelokt deze brand te stichten (
subsidiair)dan wel opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van deze brandstichting door gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen (
meer subsidiair);
feit 3:in de periode van 17 april 2019 tot en met 20 mei 2020 een groot aantal ruiten heeft vernield van een bedrijfspand in [plaats 2];
parketnummer 08.285360.22
feit 4:al dan niet samen met [medeverdachte] op 16 juli 2022 opzettelijk brand heeft gesticht aan een bedrijfspand in Zwolle, waardoor gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08.326327.22
1
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2021 tot en met 21 november 2021 te [plaats 1],
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur (een gasbrander) in aanraking te brengen met (een) aanmaakblokje(s),
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan een personenauto (Mercedes-Benz met kenteken: [kenteken 1]) gelegen aan de [adres 1], geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor (een) omringend(e) voertuig(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen,
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 20 november 2021 tot en met 21 november 2021 te [plaats 1],
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur (een gasbrander) in aanraking te brengen met (een) aanmaakblokje(s) ,
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan een personenauto (Mercedes-Benz met kenteken: [kenteken 1]) gelegen aan de [adres 1], geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor (een) omringend(e) voertuig(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
welk feit hij, verdachte, in de periode 18 november 2021 tot en met 21 november 2021 te [plaats 1], althans in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, door opdracht te geven tot het in brand steken van voornoemde personenauto en het in het vooruitzicht stellen van een betaling, het verschaffen van inlichtingen over de locatie van het in brand te steken object en over de wijze waarop de brand te stichten en het verstrekken van aanmaakblokjes;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 20 november 2021 tot en met 21 november 2021 te [plaats 1],
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur (een gasbrander) in aanraking te brengen met (een) aanmaakblokje(s) ,
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan een personenauto (Mercedes-Benz met kenteken: [kenteken 1]) gelegen aan de [adres 1], geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor (een) omringend(e) voertuig(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 20 november 2021 tot en met 21 november 2021 te [plaats 1], opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
- die [medeverdachte] te benaderen en die [medeverdachte] opdracht te geven/te vragen om voornoemd voertuig in de brand te steken en/of
- die [medeverdachte] een geldbedrag te bieden voor het in brand steken van voornoemd voertuig, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 500,00 euro, althans een geldbedrag en/of
- aan die [medeverdachte] informatie te verschaffen over de locatie en/of het in brand te steken voertuig en/of over de situatie/omstandigheden ter plaatse en/of
- aan die [medeverdachte] instructies te geven over de wijze waarop die [medeverdachte] de brand moest stichten en/of waar die [medeverdachte] het best kon parkeren en/of hoe hij de locatie het best kon bereiken en/of
- die [medeverdachte] middelen (te weten, aanmaakblokjes) te verschaffen waarmee die [medeverdachte] de brand kon stichten;
2
hij op of omstreeks 31 januari 2022 te [plaats 1], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
brand heeft gesticht aan een bedrijfspand van [bedrijf 1] BV, gelegen aan de [adres 2],
door
- een gat in het kozijn van het pand gelegen aan de [adres 2] te boren en/of
- ( vervolgens) via voornoemd gat benzine, althans een brandbare stof in het pand te gieten en/of
- een spoor van benzine, althans een brandbare stof langs de muur naar buiten te maken en/of
- open vuur (een aansteker) in aanraking te brengen met het voornoemd benzine spoor, althans brandbare stof,
ten gevolge waarvan de buitengevel en/of het interieur en/of de vloer en/of de muurbekleding en/of overige in de kantoorruimte aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de omliggende gebouwen/panden en/of voor de in de omliggende gebouwen/panden aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 31 januari 2022 te [plaats 1], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
brand heeft gesticht aan een bedrijfspand van [bedrijf 1] BV, gelegen aan de [adres 2],
door
- een gat in het kozijn van het pand gelegen aan de [adres 2] te boren en/of
- ( vervolgens) via voornoemd gat benzine, althans een brandbare stof in het pand te gieten en/of
- een spoor van benzine, althans een brandbare stof langs de muur naar buiten te maken en/of
- open vuur (een aansteker) in aanraking te brengen met het voornoemd benzine spoor, althans brandbare stof,
ten gevolge waarvan de buitengevel en/of het interieur en/of de vloer en/of de muurbekleding en/of overige in de kantoorruimte aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de omliggende gebouwen/panden en/of voor de in de omliggende gebouwen/panden aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,
te duchten was,
welk feit hij, verdachte, in de periode 18 november 2021 tot en met 31 januari 2022 te [plaats 1], althans in Nederland, opzettelijk
heeft uitgelokt door giften, beloften en het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, door opdracht te geven tot het in brand steken van voornoemd bedrijfspand en het in het vooruitzicht stellen van een betaling en het verschaffen van inlichtingen over de locatie van de brandstichting en over de wijze waarop de brand zou moeten worden gesticht en het verstrekken van de voor de brandstichting benodigde spullen;
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2019 tot en met 20 mei 2020 te [plaats 2], althans in Nederland
opzettelijk en wederrechtelijk een (groot) aantal ruiten, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [bedrijf 2] en/of [aangever 1], in elk geval aan een ander
toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt en/of weggemaakt;
parketnummer 08.285360.22
4
hij op of omstreeks 16 juli 2022 te Zwolle, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht aan het
bedrijfspand gelegen aan de [adres 3] door
- een ruit van voornoemd bedrijfspand gelegen aan de [adres 3] in te tikken
en/of
- een jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare stof in voornoemd
bedrijfspand (leeg) te gieten en/of
- open vuur (een gasbrander) in aanraking te brengen met een aanmaakblokje,
althans een brandbare stof en/of
- (vervolgens) voornoemd(e) aanmaakblokje, althans brandbare stof in voornoemd
bedrijfspand te gooien,
ten gevolge waarvan voornoemd bedrijfspand en/of het straatmeubilair en/of het
wegdek (gedeeltelijk) is verbrand, in elk geval brand is ontstaan en/of een
ontploffing heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan een personenauto
(Volkswagen Golf met kenteken: [kenteken 2]) is beschadigd,
en daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd bedrijfspand en/of de in het bedrijfspand
bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar voor de in de personenauto aanwezige perso(o)n(en), in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de personenauto aanwezige
perso(o)n(en) in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen
te duchten was.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde, nu niet kan worden gesproken van medeplegen. Het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde, de uitlokking van de brandstichtingen, kan wel wettig en overtuigend worden bewezen. Dit geldt ook voor het onder 3 en 4 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, hetgeen nader is onderbouwd in de door haar overgelegde pleitnota.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de in de bijlage (per feit) opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Feiten 1, 2 en 4
Betrouwbaarheid verklaring medeverdachte [medeverdachte]
De rechtbank overweegt allereerst over de betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] het volgende.
[medeverdachte] heeft kort na zijn aanhouding volledig opening van zaken gegeven. Hij heeft, naast een belastende verklaring over zijn eigen rol bij de drie brandstichtingen, ook een belastende verklaring afgelegd over de rol van verdachte. De verklaringen van [medeverdachte] zijn gedetailleerd en consistent. Niet is gebleken van enig belang of motief aan de zijde van [medeverdachte] om in strijd met de waarheid te verklaren. De rechtbank acht zijn verklaringen dan ook geloofwaardig en betrouwbaar.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte] in voldoende mate steun vinden in de overige tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen. Dit betreffen
objectieve onderzoeksbevindingen, zoals camerabeelden, zoek- en locatie gegevens betreffende het Google-account van verdachte en aangetroffen Signal-gesprekken in de telefoon van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze bevindingen voldoende concreet en specifiek om als bewijs tot steun van de verklaringen van [medeverdachte] te kunnen dienen.
Feit 1 primair
Medeplegen
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde medeplegen overweegt de rechtbank als volgt.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen gericht op het voltooien van het strafbare feit. Ook wanneer het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met, onder meer, de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte aan [medeverdachte] heeft gevraagd om de auto (een Mercedes-Benz) in brand te steken. Verdachte heeft [medeverdachte] daarbij verteld dat de auto bij een woning in [plaats 1] zou staan, op een oprit met een grindpad en onder een overkapping. Verdachte heeft aan [medeverdachte] uitgelegd waar hij in [plaats 1] moest parkeren en hoe hij naar de woning toe moest lopen. Verdachte heeft [medeverdachte] kort voor de brand aanmaakblokjes gegeven en uitgelegd dat [medeverdachte] het folie van de aanmaakblokjes af moest trekken, de aanmaakblokjes bij de rechterband van de auto moest leggen en deze aan moest steken. [medeverdachte] heeft de auto vervolgens op exact die wijze in brand gestoken. Daarna heeft [medeverdachte] op verzoek van verdachte aan verdachte laten weten dat de brandstichting was gelukt. Uit de zoekgeschiedenis van het Google account van verdachte volgt dat één dag voor de brandstichting is gezocht op het adres ‘[adres 1] [plaats 1]’, zijnde het adres van de woning waar de auto in brand is gestoken. Uit diezelfde zoekgeschiedenis volgt dat vlak na de brandstichting veelvuldig op Google is gezocht op teksten zoals ‘p2000 [plaats 1]’ en ‘brand [plaats 1] vandaag’.
Hoewel verdachte niet (fysiek) bij de uitvoering van de brandstichting aanwezig was en geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank een zodanig actieve en gewichtige rol in de voorbereiding van het delict en na afloop daarvan vervuld dat zijn handelen kan worden gekwalificeerd als medeplegen. Door het expliciet voor deze brandstichting benaderen van [medeverdachte], het geven van gedetailleerde instructies over de plek en de wijze waarop de brandstichting moest worden gepleegd, het verschaffen van middelen om de brandstichting mee te plegen en het controleren of het delict daadwerkelijk was uitgevoerd, heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de uitvoering van de brandstichting. Dit alles maakt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] die was gericht op het voltooien van het delict. De rechtbank is daarom van oordeel dat het (primair) ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend is bewezen.
Gevaarzetting
Naar het oordeel van de rechtbank was bij de brandstichting gemeen gevaar voor goederen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar en daarmee ‘te duchten’ als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Feit 2 primair
Medeplegen
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde medeplegen overweegt de rechtbank, in het licht van het bij feit 1 geschetste beoordelingskader, als volgt.
Op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte aan [medeverdachte] heeft gevraagd om het bedrijfspand aan de [adres 2] in [plaats 1] in brand te steken. Verdachte heeft [medeverdachte] met Google Earth laten zien waar het pand stond en hij heeft [medeverdachte] een boormachine uitgeleend. Verdachte heeft aan [medeverdachte] uitgelegd dat hij een gat in een kozijn van het bedrijfspand moest boren, een jerrycan met benzine in dit gat moest leeg gieten, een spoor benzine langs de muur naar buiten moest trekken en deze aan moest steken. [medeverdachte] heeft de brandstichting vervolgens op exact die wijze gepleegd. Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte volgt dat verdachte enkele minute voor en enkele minuten na de brandstichting via Signal heeft gebeld naar [medeverdachte] en werd gebeld door [medeverdachte]. Ook volgt uit zoekgeschiedenis van het Google-account van verdachte dat kort voor de brandstichting en vlak na de brandstichting veelvuldig op Google is gezocht op teksten zoals ‘p2000 [plaats 1]’ en ‘Brand [plaats 1]’.
Ook ten aanzien van dit feit geldt dat, hoewel verdachte (fysiek) niet bij de uitvoering van de brandstichting aanwezig was en geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, hij naar het oordeel van de rechtbank een zodanig actieve en gewichtige rol in de voorbereiding en na afloop van het delict vervuld heeft dat zijn handelen kan worden gekwalificeerd als medeplegen. Door het expliciet benaderen van [medeverdachte] voor deze brandstichting, het geven van gedetailleerde instructies over de plek en de wijze waarop de brandstichting moest worden gepleegd, het verschaffen van middelen om de brandstichting mee te plegen, het contact met [medeverdachte] rondom de brandstichting en het controleren of het delict daadwerkelijk was uitgevoerd, heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de uitvoering van de brandstichting. Dit alles maakt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] die was gericht op het voltooien van het delict. De rechtbank is daarom van oordeel dat het (primair) ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend is bewezen.
Gevaarzetting
Naar het oordeel van de rechtbank was bij de brandstichting gemeen gevaar voor goederen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar en daarmee ‘te duchten’ als bedoeld in artikel 157 Sr.
Feit 3
Op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op verschillende data in de periode van 17 april 2019 tot en met 20 mei 2020 acht keer een vernieling heeft gepleegd aan de ruiten van het bedrijfspand van de [bedrijf 2], gelegen aan de [adres 4] in [plaats 2]. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De vernielingen aan de ruiten van het bedrijfspand zijn telkens gepleegd door met een katapult metalen balletjes tegen de ruiten van het bedrijfspand te schieten en hebben steeds plaatsgevonden in de nachtelijke uren. Dit volgt uit camerabeelden van de vernielingen gepleegd op 9 juli 2019, 19 oktober 2019 en 21 april 2020 en het feit dat na elke vernieling ’s ochtends metalen balletjes op de grond voor het pand zijn aangetroffen.
Ten aanzien van de vernielingen gepleegd op 18 april 2019, 26 april 2019, 9 juli 2019, 19 oktober 2019, 21 april 2020 en 20 mei 2020 stelt de rechtbank vast dat een apparaat met daaraan gekoppeld het Google-account van verdachte is geregistreerd ofwel op het adres van het bedrijfspand van de [bedrijf 2] ofwel op korte afstand daarvan. Ook is uit de zoekgeschiedenis van het Google-account van verdachte af te leiden dat op 18 april 2019 en 26 april 2019 op Google is gezocht op teksten zoals ‘ramen stuk [plaats 2]’, ‘[aangever 1] [plaats 2]’ en ‘p2000 [plaats 2]’. De rechtbank acht op basis daarvan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vernielingen op zes voornoemde data heeft gepleegd.
Gezien de overeenkomsten op essentiële punten in de modus operandi met de vernielingen gepleegd op 23 juli 2019 en 14 maart 2020, waarbij ook sprake was van het in de nachtelijke uren beschieten van de ruiten van het bedrijfspand met metalen balletjes, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook verantwoordelijk is voor de vernielingen gepleegd op die twee data.
De verklaring van verdachte dat hij in het kader van zijn werk als vrachtwagenchauffeur voor een pluimveeslachterij soms bij een poelier in [plaats 2] moest zijn dan wel dat hij ter afwisseling wel eens via [plaats 2] reed, zodat dit de reden is dat een apparaat met zijn Google-account op meerdere data ’s nachts op een locatie (na)bij het bedrijfspand van de [bedrijf 2] is geregistreerd, schuift de rechtbank gelet op het hiervoor overwogene als hoogst onwaarschijnlijk terzijde.
Feit 4
Medeplegen
Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen overweegt de rechtbank, in het licht van het bij feit 1 geschetste beoordelingskader, als volgt.
Op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte aan [medeverdachte] heeft gevraagd om het bedrijfspand aan de [adres 3] in Zwolle in brand te steken. Verdachte heeft [medeverdachte] met Google Earth laten zien om welk pand het ging. Verdachte heeft [medeverdachte] verteld dat hij een specifieke ruit moest intikken met een hamertje, dat hij een halve jerrycan met benzine naar binnen moest gieten, de jerrycan vervolgens ook naar binnen moest gooien en de brand moest aansteken door (aangestoken) aanmaakblokjes naar binnen te gooien. Verdachte en [medeverdachte] zijn op 16 juli 2022 samen in de auto van de partner van verdachte vanuit de woning van verdachte naar het pand aan de [adres 3] gereden. Verdachte heeft [medeverdachte] in de buurt van het bedrijfspand afgezet en [medeverdachte] heeft de brand vervolgens gesticht op de wijze zoals hem door verdachte was geïnstrueerd. [medeverdachte] is daarna weer bij verdachte in de auto gestapt en verdachte en [medeverdachte] zijn samen teruggereden naar de woning van verdachte. Uit zoekgeschiedenis van het Google-account van verdachte volgt dat (vlak) na de brandstichting meermalen op Google is gezocht op teksten zoals ‘p2000 zwolle en ‘stentor zwolle’.
Uit onderzoek naar het Google-account van verdachte volgt daarnaast dat een apparaat van verdachte op 9 juli 2022 om 10:28 uur in de omgeving van de [adres 3] in Zwolle is geregistreerd. Uit camerabeelden volgt dat rond ditzelfde tijdstip een Ford Raptor, met daarin twee inzittenden, twee keer (langzaam) langs het bedrijfspand aan de [adres 3] rijdt en kort stilstaat ter hoogte van de plek waar de brand op 16 juli 2022 is aangestoken. Uit de verklaring van [medeverdachte] volgt dat verdachte op enig moment, voordat hij werd benaderd voor de brandstichting in Zwolle, werd opgehaald door iemand met een Ford Raptor pick up truck. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte de situatie eerder heeft verkend en mede aan de hand hiervan [medeverdachte] heeft geïnstrueerd.
Hoewel verdachte wederom niet (fysiek) direct bij de uitvoering van het delict aanwezig was en geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank een zodanig actieve en gewichtige rol voor en na het delict vervuld heeft dat zijn handelen kan worden gekwalificeerd als medeplegen. Door het voor verkennen van de plaats delict, het geven van gedetailleerde instructies over de plek en de wijze waarop de brandstichting moest worden gepleegd en het samen afreizen naar het pand, het afzetten en ophalen van [medeverdachte] bij dat pand en samen terugreizen naar het huis van verdachte, heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de uitvoering van het delict. Dit alles maakt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] die was gericht op het voltooien van het delict. De rechtbank is daarom van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend is bewezen.
Gevaarzetting
Naar het oordeel van de rechtbank was bij de brandstichting gemeen gevaar voor goederen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar en daarmee ‘te duchten’ als bedoeld in artikel 157 Sr. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat door de brandstichting gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen en levensgevaar voor personen te duchten was. De brandstichting aan het bedrijfspand heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren op een industrieterrein terwijl in dat pand op dat moment geen bedrijfsactiviteiten werden uitgeoefend, zodat de aanwezigheid van personen redelijkerwijs niet te voorzien was. Bovendien was niet te voorzien dat op die plek gasflessen waren opgeslagen. Dat die gasflessen zijn ontploft en een fragment daarvan op de auto is neergekomen die op dat moment kwam langsrijden en ter plaatse stopte, was voor verdachte redelijkerwijs ook niet te voorzien. Van deze onderdelen van de tenlastelegging wordt verdachte daarom vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt en op grond van het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij in de periode van 20 november 2021 tot en met 21 november 2021 te [plaats 1], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur (een gasbrander) in aanraking te brengen met aanmaakblokjes ten gevolge waarvan een personenauto (Mercedes-Benz met kenteken: [kenteken 1]) gelegen aan de [adres 1] gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor omringende voertuigen te duchten was;
feit 2
hij op 31 januari 2022 te [plaats 1], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een bedrijfspand van [bedrijf 1] BV, gelegen aan de [adres 2], door
- een gat in het kozijn van het pand gelegen aan de [adres 2] te boren en
- vervolgens via voornoemd gat benzine in het pand te gieten en
- een spoor van benzine langs de muur naar buiten te maken en
- open vuur (een aansteker) in aanraking te brengen met het voornoemd benzine spoor,
ten gevolge waarvan de buitengevel en het interieur en de vloer en de muurbekleding en overige in de kantoorruimte aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de omliggende gebouwen/panden en voor de in de omliggende gebouwen/panden aanwezige goederen te duchten was;
feit 3
hij in de periode van 17 april 2019 tot en met 20 mei 2020 te [plaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk een groot aantal ruiten dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde heeft vernield.
feit 4
hij op 16 juli 2022 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijkbrand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft gebracht aan het bedrijfspand gelegen aan de [adres 3] door- een ruit van voornoemd bedrijfspand gelegen aan de [adres 3] in te tikken en- een jerrycan gevuld met benzine in voornoemd bedrijfspand leeg te gieten en- open vuur (een gasbrander) in aanraking te brengen met aanmaakblokjes en- vervolgens voornoemde aanmaakblokjes in voornoemd bedrijfspand te gooien,ten gevolge waarvan voornoemd bedrijfspand en het straatmeubilair en het wegdek (gedeeltelijk) is verbrand en een ontploffing heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan een personenauto (Volkswagen Golf met kenteken: [kenteken 2]) is beschadigd, en daarvangemeen gevaar voor voornoemd bedrijfspand en de in het bedrijfspand bevindende goederen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 157 en 350 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, feit 2
telkens het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan drie brandstichtingen, één keer aan een auto en twee keer aan een bedrijfspand. Daarbij is enorme schade ontstaan aan de auto en de twee bedrijfspanden. Verdachte heeft bij deze feiten een jonge en kwetsbare jongen het vuile werk laten opknappen, terwijl hij zelf op afstand wachtte tot zijn plan was uitgevoerd. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van de beïnvloedbaarheid van [medeverdachte], die het graag goed wilde doen voor hem en dacht in moeilijke tijden in het gezin van verdachte een thuis te hebben.
Brandstichtingen als deze zijn zeer gevaarlijk en veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij. Ook veroorzaken deze feiten (grote) financiële schade. Verdachte heeft zich daarnaast, over een periode van ongeveer één jaar, tot acht keer toe schuldig gemaakt aan het vernielen van een groot aantal ruiten van een bedrijfspand door telkens met een katapult metalen balletjes tegen de ruiten aan te schieten. Verdachte is buitengewoon volhardend gebleken in zijn wil dit bedrijf schade toe te brengen.
Ook dit feit heeft forse (financiële) schade en overlast veroorzaakt.
In het dossier valt op dat de slachtoffers van de feiten die verdachte heeft gepleegd, ieder afzonderlijk een zakelijk conflict hadden met het bedrijf [bedrijf 10]. Verdachte is bevriend met (een van) de eigenaren van [bedrijf 10], zodat het beeld ontstaat dat verdachte deze feiten telkens heeft gepleegd ten behoeve van [bedrijf 10] en zich daarmee heeft laten lenen voor en bijgedragen aan de instandhouding van een, zo lijkt het, ondermijnende manier van ‘zaken doen’. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 18 september 2025. Hieruit volgt dat verdachte in het verleden is veroordeeld voor misdrijven, maar niet eerder voor feiten zoals onderhavige. Bovendien betreffen het gedateerde feiten, zodat dit niet van invloed is op de strafmaat.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 9 oktober 2025, opgesteld door [naam 1], reclasseringswerker. De reclassering beschrijft dat zij, gezien de proceshouding van verdachte, geen relatie heeft kunnen leggen tussen de feiten en de persoon van verdachte. Verdachte lijkt zijn leven op orde te hebben: hij beschikt over huisvesting, een betaalde baan en daarmee inkomen en er zijn geen problemen op het gebied van middelengebruik en psychosociaal functioneren. De reclassering adviseert om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De op te leggen straf
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een schending van de redelijke termijn. Verdachte is voor het eerst (in het kader van de zaak met parketnummer 08-285360-22) op 4 november 2022 in verzekering gesteld. Dit is de datum waarop de redelijke termijn is aangevangen. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Dat betekent dat de redelijke termijn, nu het eindvonnis op 11 november 2025 wordt gewezen, met meer dan één jaar is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet leiden tot strafvermindering.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de hoogte van de straf in strafverzwarende zin mee dat verdachte gedurende het strafproces op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen dan wel spijt heeft betuigd. De rechtbank zal de strafeis van de officier van justitie desondanks matigen, gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden passend en geboden is. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank de straf matigen en een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3] B.V. (feit 3)
[bedrijf 3] B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter vergoeding van materiële schade tot een totaalbedrag van € 64.333,46, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- schadeherstel ruiten vernieling periode 17-04-2019 – 23-07-2019 € 14.970,00;
- hoogwerker vernieling periode 17-04-2019 – 23-07-2019 € 439,50;
- schadeherstel ruiten vernieling periode 18-10-2019 – 19-10-2019 € 13.247,37;
- glasbewassing uitvoerdatum 19-10-2019 € 395,00;
- schadeherstel ruiten vernieling periode 13-03-2020 – 20-05-2020 € 6.300,00;
- glasbewassing leverdatum 18-02-2021 € 187,50;
- schadeherstel kozijnen en één raam € 3.097,85;
- wildcamera’s € 743,80;
- camera’s plaatsen uitvoerdatum 20 mei 2019 € 5.150,00;
- camera’s plaatsen uitvoerdatum 12 juli 2019 € 2.543,37;
- camera’s plaatsen uitvoerdatum 13 augustus 2019 € 1.723,65;
- camera’s plaatsen uitvoerdatum 9 september 2019 € 2.064,80;
- camera’s plaatsen uitvoerdatum 12 november 2019 € 1.777,64;
- camera’s plaatsen uitvoerdatum 25 november 2019 € 4.067,19;
- camera’s plaatsen uitvoerdatum 16 september 2022 € 2.775,96;
- misgelopen inkomsten Aron [aangever 1] € 3.410,00;
- misgelopen inkomsten Hans [aangever 1] € 1.439,83.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
In het geval dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw allereerst opgemerkt dat de vordering is ingediend namens [bedrijf 3] B.V., maar dat op basis van het dossier en de door [bedrijf 3] B.V. overgelegde facturen onduidelijk is of [bedrijf 3] B.V. de rechtspersoon is die de gevorderde schade (rechtstreeks) heeft geleden.
De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de vordering op meerdere punten vragen oproept en de behandeling daarvan om die reden een onevenredige behandeling van het strafproces oplevert.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij te onduidelijk en onvolledig is en bij deze stand van zaken niet kan worden toegewezen.
De rechtspersoon [bedrijf 3] B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. In het dossier is te lezen dat afwisselend aangifte van de vernielingen is gedaan namens de rechtspersonen [bedrijf 2], [aangever 1] en [bedrijf 3]. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat is gefactureerd aan [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 4] B.V., [bedrijf 5] B.V., [aangever 1], [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 2]. De benadeelde partij heeft niet onderbouwd welke rechtspersoon eigenaar van het pand is. Ook is geen inzicht verschaft in de onderlinge structuur, verrekening en onderlinge draagplichtigheid van de rechtspersonen. Gelet hierop kan de rechtbank niet vaststellen dat [bedrijf 3] B.V. de rechtspersoon is die rechtstreeks de schade heeft geleden.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de schade alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de gehele vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 4)
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 130.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- schade aan het pand € 50.000,00 (na aftrek van de reeds vergoede schade door de verzekering)
- beveiliging privé thuis € 15.000,00;
- kosten advocaat € 10.000,00;
- kosten accountant € 5.000,00;
- verlies inkomen € 25.000,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag gevorderd van € 25.000,00.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij, ten aanzien van zowel de materiële schade als de immateriële schade, in zijn geheel niet is onderbouwd. De gevorderde schade is daardoor niet dan wel onvoldoende vast komen te staan. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de schade alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de gehele vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 2, telkens het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 3, het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 4, het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding [bedrijf 3] B.V. (feit 3)
  • bepaalt dat de benadeelde partij in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten, tot heden begroot op nihil;
schadevergoeding [slachtoffer] (feit 4)
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten, tot heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Kannegieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland onderzoek Herderstas / ON1R022052. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Parketnummer 08-326327-22
Feit 1 primair (zaaksdossier 3)
1.
Het proces-verbaal verhoor van de verdachte [medeverdachte] van (gelet op de correctie in het proces-verbaal van bevindingen met nummer 128) 5 december 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 417, 418 en 420):
Jullie hadden het appje gevonden van kun je naar [locatie] komen en toen heeft hij aan mij gevraagd of ik die auto in de brand wilde steken, en toen heeft hij aanmaakblokjes aan mij gegeven. Hij is [verdachte] . Hij zei dat als ik de folie van de blokjes af zou trekken en bij de rechterband zou leggen, dat de auto dan zou afbranden. Hij heeft gezegd dat ik verderop kon parkeren, bij een rotonde, net buiten [plaats 1]. Hij zei tegen mij een Mercedes en hij heeft ook tegen mij gezegd waar hij zou moeten staan, ergens bij een huis op de oprit. Er liep een grindpad heen, naar de overkapping. Dit had [verdachte] mij verteld. Ik ben erheen gegaan, ik heb verderop geparkeerd, ik ben langs een steegje gelopen en toen heb ik de folie van de aanmaakblokjes af getrokken en die aanmaakblokjes heb ik bij het rechterwiel gelegd en aangestoken. Die heb ik aangestoken met een minigasbrander. [verdachte] had mij precies verteld hoe ik erheen moest lopen, in verband met dat grindpad en hoe ik vervolgens de brand moest aansteken bij het rechter voorwiel. [verdachte] heeft gevraagd of ik wilde bellen als het was gelukt. Dit is via Signal gegaan. Na de brand ben ik direct naar [verdachte] gereden, naar zijn woning.
2.
Het proces-verbaal aangifte van [aangever 2] van 29 november 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 76 en 77):
Plaats delict: [adres 1] [plaats 1].
Pleegdatum: 21 november 2021 om 02:50 uur.
Mijn voertuig betreft een Mercedes, kenteken [kenteken 1].
Mijn vrouw, haar auto stond op dat moment naast mijn auto, die is daar in gesprongen en
die heeft haar auto weggereden. De auto van mijn zoon stond aan de andere kant naast
mijn auto en daar hadden we geen sleutel van en mijn zoon was niet thuis, dus die
auto konden we niet verplaatsten.
3.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (Mercedes-Benz [kenteken 1]) van verbalisant [verbalisant 1] van 13 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (92 en 93):
Ik zag dat het voornoemde voertuig in ernstige mate door brand was aangetast.
Ik zag, beginnend bij de rechtervoorzijde van het voertuig, dat de rechter voorband volledig was weggebrand. Het rechter voorwielscherm en een deel van de carrosserie op die plaats zijn door de inwerking van vuur/hitte nagenoeg verdwenen. Ook zag ik dat de motorkap en het front: de bumper, grill en koplampen waren verdwenen.
De conifeerhaag is over de gehele breedte van de Mercedes zwart verkleurd/verkoold.
Naar mijn mening was bij de brand gemeen gevaar voor goederen te duchten als bedoeld in artikel 157 onder lid 1van het Wetboek van Strafrecht.
De gevaarzetting voor goederen was tweeërlei aanwezig in de vorm van:
1). Brandoverslag van het brandende voertuig naar de woning,
2). Exploderende onderdelen van het brandende voertuig.
4.
Het proces-verbaal van de zitting van 28 oktober 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 1]. Mijn google account is [e-mailadres].
5.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende ‘Onderzoek brand voertuig in de nacht van 20 november 2021 op 21 november 2021, te [plaats 1]’ van verbalisant [verbalisant 2] van 24 november 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 114 en 115):
WhatsApp-berichten tussen [verdachte]
([telefoonnummer 1])en [medeverdachte]
([telefoonnummer 2])
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
6.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende ‘Onderzoek Google Take out’ van verbalisant [verbalisant 3] van 16 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 36):
Ik stelde onderzoek in naar de veiliggestelde gegevens afkomstig van het googleaccount [e-mailadres]. Hierbij werd door mij het volgende bevonden:
[Afbeelding]
Feit 2 primair (zaaksdossier 2)
1.
Het proces-verbaal verhoor van de verdachte [medeverdachte] van (gelet op de correctie in het proces-verbaal van bevindingen met nummer 128) 5 december 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 421 en 422):
Ik ben benaderd door [verdachte] . Toen heeft hij mij gezegd hoe ik het moest doen. Ik heb een gat geboord in het kozijn, dat gat was net zo groot als de trechter voor de jerrycan. Dit heeft [verdachte] tegen mij gezegd, dat ik dit zo moest doen, ik heb het gat geboord en de jerrycan daarin leeg gegoten. [verdachte] zei tegen mij dat ik dan een spoortje naar buiten moest trekken en dan aan moest steken. Ik heb precies gedaan wat hij zei. Ik stak het aan en toen ging het in een keer in de hens, dat spoortje. [verdachte] ging de boor lenen. De accuboor machine heb ik vervolgens van [verdachte] geleend. Ik moest het pand in het midden hebben. Een klein pand. [verdachte] heeft mij dit op google earth laten zien.
2.
Het proces-verbaal aangifte van [aangever 2] van 31 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 18):
Pleegdatum: 31 januari 2022
Ik wil hierbij aangifte doen van brandstichting bij mijn bedrijf genaamd [bedrijf 1] BV welke gevestigd is aan de [adres 2] te [plaats 1].
3.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ([adres 5] [plaats 1]) van verbalisant [verbalisant 1] van 3 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 28 en 29):
Ik zag dat in de kantoorruimte brand had gewoed. Ik zag daar dat het samengesteld raam in de zijgevel door de inwerking van vuur/hitte aan de binnenzijde ook geblakerd was. Dit was ook het geval voor de muur, de kabelgoot en de vloer daaronder. Ik zag dat de ruit ter hoogte van het boorgat gebarsten was.
Ik zag dat de horizontale jaloezie, die zich voor het raam bevond, aan de linkerzijde door de inwerking van vuur/hitte was aangetast. Ik zag dat de jaloezie, die scheef naar links hing doordat de bedrading ervan was doorgebrand, was geblakerd. Bij de brand raakten de buitengevel en het interieur ter hoogte van de buitengevel beschadigd.
Als de brand zich had kunnen ontwikkelen dan was er vanwege de aanwezigheid van voldoende brandstof aan en in het pand grotere schade aan de opstal(loods) te verwachten geweest. Branduitbreiding naar omliggende panden en gebouwen was mogelijk vanwege de inklemming van de loods tussen andere panden/woningen en de bereikbaarheid ervan.
4.
Het proces-verbaal van de zitting van 28 oktober 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 1]. Mijn google account is [e-mailadres].
5.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende ‘Onderzoek mobiele telefoon verdachte [verdachte]’ van verbalisant. [verbalisant 3] van 1 december 2022 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 55):
Op maandag 31 januari 2022 tussen 1.09 uur en 1.35 uur, werd een brandstichting bij het bedrijfspand van [bedrijf 6] B.V., gevestigd aan de [adres 2] te [plaats 1], gepleegd.
Uit onderzoek in de onderzochte mobiele telefoon, is gebleken dat de gebruiker van de onderzochte mobiele telefoon op 31 januari 2022 te 01:16 uur, te 01:17 uur en te 01:33 uur via Signal belt en werd gebeld met en door contact genaamd [medeverdachte] ([telefoonnummer 2]).
[Afbeelding]
6.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende ‘Onderzoek Google Take out’ van verbalisant [verbalisant 3] van 16 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 36 en 37):
Ik stelde onderzoek in naar de veiliggestelde gegevens afkomstig van het googleaccount [e-mailadres]. Hierbij werd door mij het volgende bevonden:
[Afbeelding]
7. Het proces-verbaal van bevindingen betreffende ‘pv beelden’ van verbalisant [verbalisant 4] van 2 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 44 tot en met 46):
Ik, verbalisant zag op de beelden, opgeslagen onder bestandsnaam: VIDEO-2022-01-31-06-07-52 .mp4, het volgende:
01:09:53:
Zie ik dat er een manspersoon, via de bovenzijde, het beeld in komt lopen.
Ik omschrijf de man als volgt:
- man
- Donker blauwe jas met capuchon over zijn hoofd
- zwarte handschoenen
- donkere broek
- zwarte schoenen met witte zool en een witte verticale streep op buitenzijde van de schoen.
- een blauwe Albert Heijn boodschappen tas in zijn linkerhand.
Ik zie dat de man diagonaal over het terrein loopt. Ik vermoed, aan de manier van dragen, dat er iets zwaars in de boodschappentas zit.
Ik, verbalisant zag op de beelden, opgeslagen onder bestandsnaam: VID-20220131-WA0003.mp4, het volgende:
01:28:07:
Ik zie dat er linksonder in beeld een oranje kleurige weerkaatsing zichtbaar is op de opgestapelde kratten. Ik zie dat deze gloed snel groter wordt. Mijn vermoeden is dat er een flinke steekvlam ontstaat, linksonder uit beeld, waarvan ik de reflectie op de kratten zie.
01:28:08
Ik zie dat, de bovenstaande beschreven, man van linksonder het beeld in komt. Ik zie dat de man wegrent naar de uitgang, boven in beeld. Ik zie dat de man de boodschappentas in zijn linkerhand heeft.
01:28:12
Ik zie een oranjekleurige gloed, welke kortstondig zichtbaar is op de straatstenen, rechts onder in beeld, vlak voor het pand.
01:28:13
Ik zie de man, boven, uit beeld verdwijnen.
Feit 3 (zaaksdossier 5)
1.
Het proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 18 april 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 164 en 165):
Ik doe aangifte namen [bedrijf 2]. Het bedrijfspand van [bedrijf 2] bevindt zich aan de [adres 4] te [plaats 2]. Op woensdag 17 april 2019 verliet ik het pand van [bedrijf 2] omstreeks 18.45 uur. Toen ik het pand verliet, waren alle ruiten onbeschadigd. Op donderdag 18 april 2019 werd ik omstreeks 07.05 uur gebeld door de schoonmaakster van het bedrijfspand. Toen ik bij het bedrijfspand kwam zag ik dat de volgende schade aan de ruiten aanwezig was: in vijftien verschillende ruiten aan de wegzijde van het pand zaten gaten. Op het terrein hebben we ook diverse stalen kogeltjes gevonden.
2.
Het proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 26 april 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 176 en 177):
Ik doe aangifte namens [bedrijf 2]. Het bedrijfspand van [bedrijf 2] bevindt zich aan de [adres 4] te [plaats 2]. Op vrijdag 27 april 2019 kwam ik erachter dat er nieuwe gaten in de ruiten geschoten waren. Er zijn ongeveer acht gaten bij gekomen.
3.
Het proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 11 juli 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 182):
Ik doe aangifte van vernieling aan meerdere ramen van mijn bedrijf [bedrijf 3] aan de [adres 4] in [plaats 2]. In de nacht van dinsdag 9 juli 2019 is de vernieling gepleegd. Er ligt een ronde kogel bij de toegangsdeur.
4.
Het proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 24 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 186):
Dinsdag 23 juli 2019 zijn er in de vroege ochtend tussen 02:00 uur en 02:30 uur meerdere ramen van ons bedrijfspand vernield. Ook troffen wij die ochtend kleine loden balletjes voor het pand op de grond aan.
5.
Het proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 19 oktober 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 192):
Ik doe aangifte van vernieling aan meerdere ramen van mijn bedrijf [bedrijf 3] aan de [adres 4] in [plaats 2]. Toen ik op zaterdag 19 oktober 2019 omstreeks 09.00 uur voor het pand stond, zag ik dat er meerdere nieuwe kogelinslagen in de ruiten zaten.
6.
Het proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 1 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 204):
Pleegdatum: 14 maart 2020. Ik doe aangifte van vernieling van drie ramen aan het bedrijfspand van mijn bedrijf [aangever 1] aan de [adres 4] te [plaats 2]. Op de grond voor ons bedrijf heb ik drie kleine ijzeren balletjes gevonden.
7.
Het proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 21 april 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 209 en 210):
Tussen maandag 20 april 2020 om 18:30 uur en dinsdag 21 april 2020 om 07:00 uur is er met een katapult geschoten op twee ramen van ons bedrijfspand aan de Rondweg in [plaats 2]. Ook zijn er meerdere kozijnen beschadigd.
8.
Het proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 21 mei 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 215):
Pleegdatum: 20 mei 2020. Ik doe aangifte van vernieling aan bedrijf [bedrijf 7] aan de [adres 4] in [plaats 2]. In totaal zijn er weer vier ramen vernield.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 30 oktober 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 173 en 174):
Gepleegd in de nacht van donderdag 26 april 2019 op vrijdag 27 april 2019. Op de grond voor het pand zijn meerdere stalen balletjes aangetroffen.
Gepleegd in de nacht van maandag 8 juli 2019 op dinsdag 9 juli 2019. Op beelden is te zien
dat er om 03:21 uur een auto aan komt rijden over de Sarvornin Lohmanhof komende uit de richting van de Noordsingel. Kort voor de Rondweg stopt deze auto. Korte tijd later komt er een persoon vanaf de Sarvornin Lohmanhof aanlopen welke via de Rondweg richting het pand van [aangever 1] loopt. De persoon stopt aan de overkant van de weg op de stoep en maakt een beweging met beide armen alsof hij met twee handen een wapen vasthoudt en daarmee schiet.
Ik verklaar dat op camera 2 om op zaterdag 19 oktober 2019 om 05:36 uur en 40 seconden een persoon vanaf links het beeld in komt lopen. De persoon loopt richting de parkeerplaats nabij de hoofdingang van het bedrijf [aangever 1]. Op een afstand van +/- 15 meter vanaf het bedrijf [aangever 1] stopt de persoon en is te zien dat hij met zijn armen een beweging maakt wat mij verbalisant doet denken aan het gebruiken van een katapult. Ik zie op de beeldden dat de persoon deze beweging meerdere malen maakt.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] van 10 september 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 189):
23-7-2019
02:20:07: Er komt een persoon tevoorschijn achter het geluidsscherm.
11.
Het proces-verbaal van de zitting van 28 oktober 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Mijn google account is [e-mailadres].
12.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende ‘Onderzoek Google Take out’ van verbalisant [verbalisant 3] van 16 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 36 en 39 tot en met 44):
Ik stelde onderzoek in naar de veiliggestelde gegevens afkomstig van het googleaccount [e-mailadres]. Hierbij werd door mij het volgende bevonden:
18-19 april 2019:
[Afbeelding]
Een device met daaraan gekoppeld het google account [e-mailadres] werd op 18 april 2019 tussen 02:01:45 uur – 02:11:45 uur nabij de [adres 4] te [plaats 2] geregistreerd. Namelijk op locatie: [adres 4] te [plaats 2].
26 april 2019:
[Afbeelding]
Een device met daaraan gekoppeld het google account [e-mailadres] werd op 26 april 2019 tussen 00:07:48 uur – 00:20:01 uur nabij de [adres 4] te [plaats 2] geregistreerd. Namelijk op locatie: [adres 6] te [plaats 2].
9 juli 2019:
Een device met daaraan gekoppeld het google account [e-mailadres] werd op 9 juli 2019 te 03:20:22 uur nabij de [adres 4] te [plaats 2] geregistreerd.
Een device met daaraan gekoppeld het google account [e-mailadres] werd op 19 oktober 2019 tussen te 06:55:01 – 06:56:11 uur nabij de [adres 4] te [plaats 2] geregistreerd. Namelijk op locatie: [adres 7] te [plaats 2].
20-21 april 2019:
[Afbeelding]
Een device met daaraan gekoppeld het google account [e-mailadres] werd op 21 april 2020 tussen te 04:31:36 – 04:33:37 uur nabij de [adres 4] te [plaats 2] geregistreerd. Namelijk op locatie: [adres 8] te [plaats 2].
20 mei 2020:
Een device met daaraan gekoppeld het google account [e-mailadres] werd op 20 mei 2020 tussen te 03:49:43 – 03:51:46 uur nabij de [adres 4] te [plaats 2] geregistreerd.
Namelijk op locatie: [adres 4] te [plaats 2].
Parketnummer 08-285360-22
Feit 4 (zaaksdossier 1 en 1A)
1.
Het proces-verbaal verhoor van de verdachte [medeverdachte] van (gelet op de correctie in het proces-verbaal van bevindingen met nummer 128) 5 december 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 423 tot en met 425 en 427):
Ik ben gevraagd door [verdachte] . Hij vroeg mij of ik dat specifieke pand in Zwolle wilde pakken. Ik moest daar brand stichten. Hij heeft laten zien op google earth welk pand ik moest hebben, het pand aan de [adres 3] in Zwolle in de bocht. Ik moest een specifieke ruit hebben en hij heeft mij verteld hoe ik het moest doen. Ik moest het enkel glas in tikken met een hamertje, de jerrycan half leeg gieten en dan naar binnen gooien, dat was bewijsmaterieel en dan moest ik weg. De aanmaakblokjes heb ik van te voren aangestoken en heb ik toen naar binnen gegooid. We zijn vanaf [verdachte]’s huis gegaan. We zijn met de auto van Jessy gegaan. Hij heeft mij op de hoek eruit gezet en toen ben ik er heen gelopen. Met de tas en alles. Toen heeft hij gezegd ik rij door en daar is hij verderop gekeerd. Ik heb het ruitje door getikt en toen heb ik de jerrycan leeg gegooid, van te voren had ik vast de folie van de aanmaakblokjes gehaald. Hij zei tegen mij dat ik de tas er ook in moest gooien, maar dat heb ik niet gedaan. Die hebben we ergens langs de weg eruit gegooid. We zijn weggereden, een andere weg dan de heen weg, en toen hebben we de tas eruit gegooid. Ik moest in de auto van [verdachte] kijken of er al wat bekend was over de brand, dit moest ik op het internet bekijken. Dit was op de weg terug. Je hebt van die P2000 sites en daar stond inderdaad op brand [adres 3], dat de brandweer onderweg was. We hebben daarna bij [verdachte] thuis achter in de bar gezeten.
[verdachte] werd opgehaald door [naam 2], dit was voor de brandstichting in Zwolle. Toen begon hij over dat pand en zat er wel haast achter. Dat was de eerste keer dat ik over dat pand benaderd ben door [verdachte]. Dit was face to face. [naam 2] was toen mijn zijn eigen auto, een Ford pick up truck, een Ford Raptor.
2.
Het proces-verbaal verhoor van de verdachte [medeverdachte] van (gelet op de correctie in het proces-verbaal van bevindingen met nummer 117) 22 november 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 410):
Ik heb de aanmaakblokjes aangestoken met een gasbrander.
3.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ([adres 3] Zwolle) van verbalisant [verbalisant 1] van 4 november 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 570 tot en met 574):
Door mij werd het voertuig, een zwartkleurige Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 2], onderzocht en fotografisch vastgelegd. Op basis van het schadebeeld kan worden gesteld dat een of meerdere voorwerpen/fragmenten de Volkswagen aan de voorzijde hebben geraakt en daar schade hebben veroorzaakt. De schade aan de A-stijl en de voorruit betreft een plaats waar een voorwerp/fragment met een aanzienlijke snelheid/energie tegen de Volkswagen is geslagen (point of impact).
Ik zag dat onder de overstek ter hoogte van, en in de bergruimte brand had gewoed. Ik zag dat de voorgevel van de opslagruimte, op enkele delen van een aluminium kozijn na, was verdwenen. Ik zag dat een groot deel van de underlayment gevelbeplating van de naastgelegen ruimte aan de rechterzijde was weggebrand. Ik zag dat in de opslagruimte brand had gewoed.
Tijdens de brand is/zijn sterke lichtflitsen zichtbaar, die mogelijk verklaarbaar zijn vanwege de explosie die plaatsvond door een exploderende gasfles.
Op basis van het sporenbeeld kon worden vastgesteld dat in de opslagruimte gasflessen stonden, in ieder geval 2 exemplaren. Een van deze gasflessen werd tijdens de brand op de straat geworpen. Zeer waarschijnlijk doordat een gasfles in de ruimte waar de brand woedde explodeerde. De gasfles die hierdoor werd weggeworpen belandde vermoedelijk al brandend op de genoemde straatkolk en veroorzaakte daar schade aan de straatkolk en het wegdek.
De gasfles zelf raakte zeer waarschijnlijk ernstig verzwakt door de uitgeoefende geweldsinwerking. Doordat een mengsel van uitstromend gas en zuurstof explosief ontbrandde werden metalen delen van de gasfles weggeslingerd in de richting van de voertuig van een passant (betrokkene). Hierdoor raakte het voertuig van betrokkene aanzienlijk beschadigd.
Uit de beschreven situatie en gelet op het aangetroffen brandbeeld kon worden opgemaakt dat de brand, zonder de inzet van hulpdiensten, in het bijzonder de brandweer, zich verder had kunnen ontwikkelen, waarbij grotere schade te verwachten was geweest aan het pand/gebouw.
Tijdens de brand ontstond schade aan het wegdek en het straatmeubilair. Derhalve kan ook worden gesteld dat bij brand gemeen gevaar voor goederen was te duchten als bedoeld in artikel 157 onder lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende ‘Camerabeelden [bedrijf 8] BV’ van verbalisant [verbalisant 6] van 16 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 649 tot en met 651 en 653):
In de nacht van vrijdag 15 juli op zaterdag 16 juli 2022 heeft er een brand plaatsgevonden in het bedrijfspand aan de [adres 3] te Zwolle. Omstreeks 00.49.46 uur verschijnt er aan de rechterzijde van de camerabeelden verlichting in beeld wat enkele seconden zo blijft. Op foto 3 is te zien dat om 00.50.01 uur een voertuig over de doorgaande weg [adres 3] rijdt. Het is aannemelijk dat de verlichting welke te zien is op foto 2 de koplampen zijn van het voertuig welke in de bocht heeft stilgestaan. Op foto 4 is een persoon te zien welke vanuit de richting kwam lopen waar het voertuig stilstond. Het voertuig wat op foto 8 is te zien stopt ter hoogte van de brand. Nadat de persoon de brand heeft aangestoken rent deze persoon naar het voertuig, stapt in als bijrijder en rijdt om 00.51.46 uur weg.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende ‘ANPR [kenteken 3]’ van verbalisant [verbalisant 7] van 27 juli 2022 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 667 tot en met 669):
Op de beelden was te zien dat er bij de brand een Skoda Fabia betrokken was.
Van de voertuigen die op beide camera’s waren geregistreerd zag ik dat slechts één kenteken was afgegeven voor een Skoda Fabia. Te weten [kenteken 3].
[kenteken 3] 16-07-2022 00:46 N337 IJsselallee richting Wijhe (richting PD)
[kenteken 3] 16-07-2022 00:54 N337 IJsselallee richting Kampen (vanuit de richting PD)
Ik zag dat de door de ANPR geregistreerde tijden passen in de tijdlijn met de brandstichting tussen 00:49 uur en 00:51 uur. Zoals in de voorgaande afbeelden zichtbaar is, staan de ANPR camera’s globaal genomen 1.82 kilometer van het plaats delict af.
Na het bevragen van het register van rijksdienst wegverkeer zag ik dat het kenteken [kenteken 3] af was gegeven aan:
KENTEKENHOUDER:
Identiteit: [naam 3]
Adres: [adres 9]
Aangezien de ten naam gestelde een vrouw was en uit de camerabeelden bleek dat de verdachte een man was keek ik in de gemeentelijke basisadministratie op het adres van [naam 3], de [adres 9]. Ik zag dat hier vijf personen ingeschreven stonden. Ik herkende direct de naam van een van deze personen. Ik herkende deze naam namelijk reeds uit het onderzoek:
Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum 1]-1974 (48) te [geboorteplaats 1] (Nederland)
6.
Het proces-verbaal van de zitting van 28 oktober 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 1]. Mijn google account is [e-mailadres].
7.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende ‘Onderzoek Google Take out’ van verbalisant [verbalisant 3] van 16 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 36, 38 en 39):
Ik stelde onderzoek in naar de veiliggestelde gegevens afkomstig van het googleaccount [e-mailadres]. Hierbij werd door mij het volgende bevonden.
Een device met daaraan gekoppeld het google account [e-mailadres] van verdachte [verdachte], werd op 9 juli 2022 te 10:28:50 uur in de omgeving van de [adres 3] te Zwolle geregistreerd.
Brand [adres 3] te Zwolle 16 juli 2022:
[Afbeelding]
8.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende ‘Onderzoek mobiele telefoon verdachte [verdachte]’ van verbalisant. [verbalisant 3] van 1 december 2022 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 48 en 56):
Door mij werd een eerste onderzoek gedaan naar de data welke is veiliggesteld van het navolgende goed:
Telefoon: Samsung
MSISDN :+[telefoonnummer 1]
Uit onderzoek in de onderzochte mobiele telefoon, is gebleken dat de gebruiker van de onderzochte mobiele telefoon tussen 15 juli 2022 te 13:21 uur en 16 juli 2022 te 21:36 uur via Signal belt en werd gebeld met en door contact genaamd [medeverdachte] ([telefoonnummer 2]).
9.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende ‘Mogelijke voorverkenning d.d. 9 juli 2022’ van verbalisant [verbalisant 2], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 688 en 689):
Ik werd gebeld door de directeur van [bedrijf 8] B.V, gevestigd aan de [adres 3] te Zwolle. Ik hoorde hem zeggen dat hij de camerabeelden van het bedrijf vanaf de brandstichting d.d. 16 juli 2022 tot twee weken terug heeft bekeken. Ik heb op de camerabeelden het volgende gezien:
  • Op zaterdag 9 juli 2022 om 10.30.46 uur komt er een zwarte jeep aan rijden vanaf de kant van de Marsweg, de [adres 3] op;
  • De jeep rijdt langzaam langs het bedrijfspand van [bedrijf 8] B.V.;
  • Om 10.31.32 uur is de jeep voorbij het bedrijfspand en slaat het voertuig links af;
  • Om 10.31.58 uur komt de jeep weer in beeld en rijdt in tegengestelde richting dezelfde weg terug richting het bedrijfspand van [bedrijf 8] B.V.;
  • Om 10.32.23 uur staat de jeep stil ter hoogte van de locatie waar op 16 juli 2022 de brand is uitgebroken bij het bedrijfspand van [bedrijf 8] B.V.;
  • Er zitten ten minste twee personen in de jeep, in ieder geval een bestuurder en een bijrijder;
  • Om 10.32.25 uur rijdt de jeep weer verder, de [adres 3] af, richting de Marsweg.
Door een verbalisant werd het voertuig dat te zien is op de camerabeelden van het bedrijf [bedrijf 8] B.V. d.d. 9 juli 2022 herkend als het voertuig voorzien van het kenteken [kenteken 4], te weten een zwarte Ford Raptor.
Uit de politiesystemen is tijdens het onderzoek gebleken dat het bedrijf [bedrijf 9] B.V., gevestigd aan de [adres 10], een zwarte Ford F-150 Raptor op naam heeft staan, voorzien van kenteken [kenteken 4]. Eén van de eigenaren van dit bedrijf betreft [naam 4] ([naam 4]), geboren op [geboortedatum 2] 1965 te [geboorteplaats 2]. [naam 4] is ook directeur van het bedrijf [bedrijf 10] B.V.