ECLI:NL:RBOVE:2025:6613

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
11866262 \ CV EXPL 25-1556
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en betaling huurachterstand met nevenvorderingen

In deze zaak vordert de verhuurder ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van een huurachterstand van € 4.550,00. De huurder erkent de huurachterstand, maar is het niet eens met de ontbinding en ontruiming, en voert aan dat hij door financiële omstandigheden niet in staat is geweest om de huur te betalen. De huurder verblijft samen met zijn minderjarige zoon in de woning. De kantonrechter oordeelt dat de huurachterstand van zodanige omvang is dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter weegt daarbij de belangen van het kind, maar concludeert dat er geen noodsituatie is die ontruiming zou verhinderen. De vordering tot ontbinding en ontruiming wordt toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor ontruiming. Daarnaast wordt de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 11866262 \ CV EXPL 25-1556
Vonnis van 11 november 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij, verder te noemen de verhuurder,
gemachtigde: AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Juristen Incassospecialisten,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij, verder te noemen de huurder,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 augustus 2025,
- de mondelinge conclusie van antwoord van 9 september 2025;
1.2.
De verhuurder heeft op 20 oktober 2025 een overzicht van de huurachterstand en betalingen overgelegd alsmede betaalbewijzen ten behoeve van de mondelinge behandeling van 28 oktober 2025 overgelegd.
1.3.
De mondelinge behandeling is gehouden op 28 oktober 2025. De verhuurder is verschenen, vergezeld van mevrouw [naam], werkzaam bij Agin Pranger Gerechtsdeurwaarders Juristen Incassospecialisten. De huurder is eveneens verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De huurder huurt van de verhuurder de woning gelegen aan [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 918,75 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die ten tijde van de mondelinge behandeling € 4.550,00 bedroeg, berekend tot en met oktober 2025.

3.Het geschil

3.1.
De verhuurder vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
De verhuurder legt aan de vordering het volgende ten grondslag. De huurder is in zijn verplichtingen als huurder tekortgeschoten, door niet (volledig) aan zijn betalingsverplichting te voldoen. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt volgens de verhuurder de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde.
3.3.
De huurder erkent dat er sprake is van een betalingsachterstand maar is het niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming. De huurder voert aan dat hij vanwege financiële omstandigheden niet in staat is (geweest) de achterstallige huur te voldoen. De huurder was zzp-er en hij werd door een opdrachtgever niet betaald. De huurder heeft verder naar voren gebracht dat hij samen met zijn 10 jarige zoontje in de woning verblijft.

4.De beoordeling

De huurachterstand.

4.1.
Omdat de huurder erkent dat hij de huurachterstand van € 4.550,00 moet betalen, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
De bijkomende kosten.
4.2.
De huurder is te laat met het betalen van de verschillende huurtermijnen. De gevorderde wettelijke rente zal, als onweersproken, worden toegewezen zoals hierna vermeld.
4.3.
De verhuurder heeft een bedrag van € 492,32 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De verhuurder heeft aan de huurder aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming.
4.4.
De huurder is verplicht om de huur op tijd en volledig te betalen. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [1] De kantonrechter wijst een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Vaak zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de kantonrechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen. [2]
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in beginsel rechtvaardigt. In de woning verblijft ook de minderjarige zoon van de huurder. Op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind moeten de belangen van kinderen bij alle maatregelen betreffende kinderen de eerste overweging vormen. Dat betekent alleen niet dat een woning waarin minderjarige kinderen wonen niet mag worden ontruimd. De ouders van minderjarige kinderen zijn in principe verantwoordelijk voor tekortkomingen die tot ontruiming kunnen leiden. Het ligt dan ook in de eerste plaats op de weg van de ouders zelf om de nadelige effecten van de ontruiming voor hun kinderen zoveel mogelijk te beperken. Er bestaat de mogelijkheid om, als daarbij hulp nodig is, hulpverlenende instanties in te schakelen. Als niettemin een noodsituatie dreigt, bijvoorbeeld omdat de kinderen op straat komen te staan, kan dat – mede afhankelijk van de overige omstandigheden – een belemmering voor ontruiming zijn.
4.6.
De huurder heeft naar voren gebracht dat hij het gezag over zijn zoon deelt met de moeder. Er is geen vaste regeling tussen hen. Het minderjarige kind verblijft (grotendeels) bij de huurder. De verantwoordelijkheid voor de zoon ligt ook bij de andere ouder. De huurder heeft niet gesteld dat de zoon in geval van ontruiming niet (voorlopig) bij de andere ouder kan verblijven. Er ontstaat voor de zoon dan ook geen noodsituatie. De kantonrechter acht het gerechtvaardigd dat de verhuurder over een ontruimingstitel wenst te beschikken. De gevorderde ontbinding en ontruiming zal worden toegewezen. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
4.7.
De verhuurder wil ook dat de huurder wordt veroordeeld tot het betalen van een maandelijks bedrag van € 918,75 (met inbegrip van de eventuele indexering van de huurprijs), te rekenen vanaf de maand november 2025 tot het moment dat de huurder het gehuurde ontruimt. Dit is de huurprijs per maand en na het ontbinden van de huurovereenkomst is dit een gebruiksvergoeding voor de tijd dat de huurder nog in het gehuurde verblijft. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
De proceskosten.
4.8.
De huurder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de verhuurder worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,14
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
998,14

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan het adres [adres],
5.2.
veroordeelt de huurder om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van de huurder zijn, en de sleutels af te geven aan de verhuurder,
5.3.
veroordeelt de huurder om tegen bewijs van kwijting te betalen aan de verhuurder:
1. € 4.550,00 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met de maand oktober 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 2.712,50 vanaf 8 augustus 2025 tot de dag van volledige betaling;
2. € 48,33 € 48,33 aan wettelijke rente, berekend tot 18 augustus 2025;
2. € 48,33 € 492,32 aan buitengerechtelijke incassokosten;
2. € 48,33 een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 november 2025 en de daadwerkelijke ontruiming,
5.4.
veroordeelt de verhuurder in de proceskosten van € 998,14, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen de kosten van betekening, indien de huurder niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2025. (ak).

Voetnoten

1.Artikel 6:265 BW.
2.HR 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1810)