ECLI:NL:RBOVE:2025:6648

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
AK_25_1397T
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de rechtmatigheid van de beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres met psychische klachten

Deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel betreft de rechtmatigheid van de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van eiseres, die het UWV had geweigerd op basis van een hersteldverklaring. Eiseres, die zich op 10 oktober 2023 ziek had gemeld, was het niet eens met de beslissing van het UWV en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank oordeelt dat het UWV het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank legt uit dat de medische informatie en de omstandigheden rondom de ziekmelding niet adequaat zijn betrokken bij de beoordeling van de arbeidsgeschiktheid van eiseres. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om het gebrek in de motivering te herstellen, met een termijn van zes weken. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van medische gegevens en de impact van psychische klachten op de arbeidsgeschiktheid van de eiseres. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/1397 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H.A. van der Kleij),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV

(gemachtigde: G.A. Tellinga).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de rechtmatigheid van de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van eiseres. Eiseres is het daar niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze tussenuitspraak tot het oordeel dat het UWV het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd heeft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak en de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. Onder 4 staat een weergave van de beroepsgronden. Vanaf 5 staat het oordeel van de rechtbank. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop en totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiseres heeft zich met ingang van 10 oktober 2023 bij het UWV ziekgemeld voor haar werk als [beroep] voor 40 uur per week.
Bij besluit van 27 november 2023 heeft het UWV eiseres een ZW uitkering geweigerd, omdat zij tijdens de wachtperiode is hersteld.
Per 31 oktober 2023 heeft het UWV opnieuw een ziekmelding van (namens) eiseres ontvangen.
Eiseres is 11 oktober 2023 bij haar werkgever uit dienst gegaan.
Bij besluit van 20 december 2023 heeft het UWV aan eiseres een ZW-uitkering toegekend met ingang van 1 november 2023.
Het UWV heeft met het primaire besluit van 29 januari 2024 (primair besluit I) geweigerd om aan eiseres vanaf 10 oktober 2023 een uitkering op grond van de ZW toe te kennen. Met bestreden besluit I van 6 maart 2024 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen bezwaargronden heeft ingediend.
Eiseres heeft tegen bestreden besluit I beroep ingesteld.
Bij primair besluit (II) van 16 februari 2024 heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 27 januari 2024 ingetrokken omdat zij vanaf 12 oktober 2023 geschikt is voor de maatgevende arbeid.
Het UWV heeft eiseres met een besluit van 28 februari 2024 (primair besluit III) een aanvullend medisch rapport toegestuurd en haar gemeld dat de ontvangen informatie geen aanleiding geeft om af te wijken van de conclusie van het eerdere medisch onderzoek. Met bestreden besluit II van 31 mei 2024 heeft het UWV het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit II.
Bij uitspraak van 9 juli 2024, [1] heeft deze rechtbank de beroepen gegrond verklaard en het UWV opgedragen opnieuw op de bezwaren gericht tegen de primaire besluiten I en III te beslissen.
Met het bestreden besluit van 2 april 2025 heeft het UWV, zoals ter zitting nader toegelicht, de bezwaren van eiseres tegen primair besluit I en III mede gericht geacht tegen primair besluit II. Het UWV heeft de bezwaren ongegrond verklaard, omdat eiseres met ingang van 27 januari 2024 omdat zij per 12 oktober 2023 geschikt is voor de maatgevende arbeid.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
In geschil is de hersteldverklaring van eiseres per 12 oktober 2023 door het UWV en de intrekking van de ZW-uitkering per 27 januari 2024. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het standpunt van het UWV dat zij met ingang van 12 oktober 2023 weer geschikt was om haar arbeid te verrichten.
Het UWV baseert het vermeende herstel per 12 oktober 2023 op een door eiseres zelf vermelde verwachting. De vermeldingen in het dossier omtrent die eigen verwachting zijn ten eerste niet consistent, aangezien eiseres in een intakevragenlijst van 19 december 2023 niet de verwachting vermeldde dat zij per 12 oktober 2023 herstelde, maar de verwachting dat zij drie maanden of langer niet zou kunnen werken.
Ten tweede baseert het UWV het vermeende herstel per 12 oktober 2023 niet op een deugdelijke en consistente medische grondslag betreffende het daadwerkelijk gerealiseerde herstel. Uit een brief van het UWV van 5 december 2023 blijkt dat eiseres met het UWV contact heeft opgenomen omdat zij op 12 oktober 2023 nog niet beter was. Nadien heeft eiseres nogmaals met het UWV contact opgenomen over deze onjuiste hersteld melding.
De overweging van het UWV in het bestreden besluit dat eiseres in de periode van 12 oktober 2023 tot 27 januari 2024 niet arbeidsongeschikt was, is voorts niet verenigbaar met een eerdere beslissing van het UWV. Met een besluit van 20 december 2023 heeft het UWV aan eiseres in verband met de ziekmelding per 10 oktober 2023 met ingang van 1 november 2023 een Ziektewet-uitkering toegekend. Eiseres was dus in elk geval - volgens dat besluit van het UWV - ziek op 10 oktober 2023, op 11 oktober 2023 en ook met ingang van
1 november 2023. Dit is niet te rijmen met de overweging van het UWV in het bestreden besluit dat eiseres onder meer in de periode van 1 november 2023 tot 27 januari 2024 niet arbeidsongeschikt was.
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres arbeidsgeschikt was voor haar eigen werk vanaf 12 oktober 2023. Zij geeft hiervoor de volgende redenen.
5.1
In de rapportage van 23 december 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onder beschouwing het volgende opgenomen:
“(…)
Afgaand op alle informatie concludeer ik dat cliënt een belaste voorgeschiedenis heeft met forse traumatische ervaringen in haar jeugd. Zij is bekend met een fors belaste psychiatrische voorgeschiedenis. Daarnaast is zij bekend met diabetes mellitus en epilepsie. Zij is begin 2023 na vele jaren niet gewerkt te hebben, voltijds gaan werken. Dit gaf direct veel stress en spanning. Dat is gelet op haar situatie invoelbaar. Het is ook een grote verandering om na zoveel jaar ineens weer voltijds te gaan werken. Dit vergt een flinke aanpassing van mensen, dus ook van cliënt. Dat dit in het begin tot wat korte verzuimperiodes leidt is daarom niet vreemd. Het is te waarderen dat cliënt hiervoor gekozen heeft. Zij koos er ook voor om nadat zij ontslag nam bij Quality contacts, wederom een voltijds baan te accepteren bij GLS (via Olympia). Ik concludeer daaruit dat zij zichzelf daartoe blijkbaar in staat achtte ondanks de spanningen en de problemen die zij had ervaren bij Quality Contacts.Op 24-08-2023 heeft zij na jarenlang (met medicatie) aanvalsvrij te zijn geweest weer een epileptisch insult gehad. Dit is waarschijnlijk uitgelokt door stress en spanningen. In die periode had zij ook stress rond ziekte van haar zoon. Zij heeft zich per 10-09-2023 weer beter gemeld (volgens info van werkgever) en nam per 11-09-2023 ontslag. (…) Ik ga niet mee met haar claim dat zij door haar psychische en mentale gesteldheid toen nog arbeidsongeschikt was. Deze problematiek was op en rond 10-10-2023 niet anders geworden en daar heeft zij eerder mee gewerkt.
Daarvoor heeft zij echter ook onder de beschouwing opgenomen:

Cliënt had op zich op 10-10-2023 blijkens haar eigen verklaring (ingevuld op 07-12-2023) ziek gemeld vanwege bronchitisachtige verschijnselen. Maar zij gaf daarbij tevens aan dat zij vooral mentale en psychische problemen had.”
en

Uit de brief van de huisarts d.d. 15-02-2024 blijkt dat cliënt daar bekend is met een belast verleden waarin zij uitgebreid behandeld is in de psychiatrie en dat de huisarts zich afvroeg of voltijds werken niet te hoog gegrepen was voor cliënt.
en

Sinds cliënt in begin 2023 is gaan werken is zij blijkens de informatie van cliënt en de huisarts diverse keren kortdurend uitgevallen. Zij heeft op 24-08-2023 een epileptische aanval gehad, waarschijnlijk veroorzaakt door stress en slaaptekort. Zij was daarvoor naar eigen zeggen met medicatie al 15 jaar aanvalsvrij. Inmiddels heeft de neuroloog haar extra medicatie voorgeschreven, waarmee zij beter slaapt.”
5.2
De rechtbank acht niet inzichtelijk gemaakt hoe de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot haar conclusies is gekomen met inachtneming van hetgeen zij eveneens in de hierboven opgenomen citaten overwoog.
Eiseres heeft al vroeg na haar ziekmelding in oktober 2023 aangegeven dat haar aanvankelijke uitval weliswaar bronchitis betrof, maar dat haar eigenlijke problemen psychisch van aard waren. De rechtbank ziet dit onder meer bevestigd in de vragenlijst van 7 december 2023 en 19 december 2023.
Uit het huisartsenjournaal van 15 februari 2024 blijkt voorts, zoals ook door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is erkend, dat bij eiseres sprake is van een verleden van (ernstige) psychische klachten. Desondanks is eiseres op instigatie van haar partner fulltime gaan werken, nadat zij jarenlang enkel vrijwilligerswerk had gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat dit gelet op haar situatie invoelbaar veel stress gaf en dat dit van een ieder een flinke aanpassing zou vergen. Echter, het komt de rechtbank voor, gelet op alle medische informatie die in het dossier beschikbaar is, dat het van eiseres een meer dan gemiddelde aanpassing zou vergen gelet op haar verleden. Dat blijkt ook uit de omstandigheid dat eiseres meermaals in de maatgevende arbeid is uitgevallen. Zij voldeed immers ook niet aan de wekeneis in het kader van de Werkloosheidswet. Dat duidt er daarom naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet op dat zij probleemloos de maatgevende arbeid heeft kunnen verrichten met de al bestaande klachten, zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanneemt.
De huisarts stelde voorts in het huisartsenjournaal de vraag of voltijdswerken gelet op het verleden van eiseres niet te hoog gegrepen was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft er onvoldoende blijk van gegeven deze opmerking bij haar beoordeling te hebben betrokken.
Tevens heeft eiseres op 24 augustus 2023 een epileptische aanval gehad. De huisarts heeft aangegeven dat dit waarschijnlijk is veroorzaakt door stress en slaaptekort. Daarvoor was eiseres naar eigen zeggen met medicatie al 15 jaar aanvalsvrij. Dat deze aanval voornamelijk zou zijn gekomen door de stress aangaande de gezondheid van haar zoon blijkt niet uit het dossier, maar lijkt slechts een vooronderstelling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat eiseres door het aanvaarden van een nieuwe baan zichzelf blijkbaar daartoe in staat achtte ondanks de spanningen en de problemen die zij had ervaren bij Quality Contacts. Ook dit acht de rechtbank op basis van de gegevens onvoldoende navolgbaar. De inschatting van eiseres zelf dat zij in staat was om fulltime te werken, maakt niet dat zij daartoe ook daadwerkelijk in staat was. Uit de vele uitval in combinatie met de medische informatie blijkt dat dit niet het geval was.

Conclusie en gevolgen

6. Zoals hiervoor is overwogen is het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het UWV in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet het UWV de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend motiveren waarom eiseres vanaf 12 oktober 2023 geschikt is voor de maatgevende arbeid met inachtneming wat in deze uitspraak is overwogen.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. In beginsel, ook in de situatie dat het UWV de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het UWV op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eikelenboom, rechter, in aanwezigheid van
mr.E.G.M. ten Kate, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.