Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
mr. M.B. Werkhoven, in de hoedanigheid van economische politierechter, zitting had.
2.2. De beoordeling
Vooraf
23 september 2025 ervan uitging dat de (ongedateerde) schriftelijke reactie van
mr. Werkhoven was opgesteld na ontvangst van de brief van verzoeker van 21 juli 2025.
Mr. Werkhoven heeft tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op
4 november 2025 toegelicht dat hij tijdens de terechtzitting heeft aangegeven dat hij in het belang van verzoeker voornemens was de officier van justitie te volgen in zijn verzoek om hem niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging. Naar het oordeel van de wrakingskamer volgt dit ook duidelijk uit het proces-verbaal. Een dergelijke beslissing zou in het voordeel van verzoeker zijn. Niet valt in te zien hoe daaruit enige vooringenomenheid of partijdigheid zou kunnen blijken. Hetgeen verzoeker hierover verder heeft aangevoerd, maakt dit niet anders. Mogelijk heeft verzoeker de discussie tussen
mr. Werkhoven geen antwoord heeft gegeven op door hem gestelde vragen. Naar het oordeel van de wrakingskamer is het de taak van een rechter om regie te voeren en de goede procesorde te bewaken. Dat betekent bijvoorbeeld dat het aan mr. Werkhoven is om, binnen de grenzen van de wet, het moment te bepalen wanneer procespartijen (in dit geval verzoeker en de officier van justitie) het woord mogen voeren en aan (een van) hen naar eigen inzicht (kritische) vragen te stellen en/of (een van) hen het woord te ontnemen. Een zitting is namelijk bedoeld om de rechter informatie te laten vergaren van procespartijen. In die zin is het niet een gelijkwaardig debat waarbij de rechter ook vragen moet beantwoorden van procespartijen, zoals verzoeker kennelijk voor ogen heeft. Daar komt bij dat verzoeker vragen aan mr. Werkhoven heeft gesteld die mr. Werkhoven niet kon beantwoorden, omdat die vragen gingen over zaken die mr. Werkhoven niet kende, wat mr. Werkhoven hem ook heeft uitgelegd. Uit het proces-verbaal blijkt dat verzoeker verschillende keren aan het woord is geweest. Zo heeft hij, bijvoorbeeld, mogen reageren op het requisitoir van de officier van justitie en heeft hij dat ook gedaan. Dat verzoeker niet onbeperkt het woord mocht voeren en zijn vragen niet (naar wens) zijn beantwoord, leidt niet tot de conclusie dat mr. Werkhoven vooringenomen of partijdig is of dat de gerechtvaardigde vrees daarvoor bestaat.