ECLI:NL:RBOVE:2025:6669

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
AWB_24_4334
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van Kampen

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel wordt het beroep van [eiser] beoordeeld, die stelt dat het college van burgemeester en wethouders van Kampen niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen een besluit van 17 april 2024. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling door [eiser] te vroeg is ingediend. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.

Het procesverloop laat zien dat [eiser] op 5 december 2024 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2025 behandeld, waarbij [eiser] aanwezig was en het college vertegenwoordigd werd door een gemachtigde.

De rechtbank wijst op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die van toepassing zijn op het niet tijdig nemen van besluiten. Het blijkt dat [eiser] op 16 november 2024 bezwaar heeft gemaakt, maar dat dit bezwaar buiten de bezwaartermijn is ingediend. Hierdoor was het college nog niet in gebreke om tijdig een besluit te nemen, wat betekent dat de ingebrekestelling prematuur was. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/4334

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats]

hierna: [eiser]
en

het college van burgemeester en wethouders van Kampen

hierna: het college
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat [eiser] heeft ingesteld omdat het college volgens hem niet tijdig een beslissing heeft genomen op zijn bezwaar tegen het besluit van het college van 17 april 2024.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep van [eiser] niet-ontvankelijk is omdat de ingebrekestelling te vroeg (prematuur) is ingediend. De rechtbank komt daarom niet tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep.

Procesverloop

2. [eiser] heeft op 5 december 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar.
2.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep gezamenlijk met de beroepen met zaaknummers ZWO 24/4333 en ZWO 24/4335 op de zitting van 7 oktober 2025 behandeld. [eiser] is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [naam].
2.3.
De rechtbank doet vandaag uitspraak in drie beroepsprocedures van [eiser].

Beoordeling door de rechtbank

3. Op grond van het bepaalde in artikel 8:1, in samenhang met artikel 6:2, eerste lid, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan tegen het niet tijdig nemen van een besluit rechtstreeks beroep bij de rechtbank worden ingesteld.
4. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden. Op grond van het tweede lid van dit artikel, kan het beroepschrift onder meer worden ingediend zodra:
het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. In artikel 7:10, eerste lid, van de Awb staat dat het bestuursorgaan moet beslissen op een bezwaar binnen zes weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken of binnen twaalf weken als een bezwaarcommissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld. Op grond van artikel 6:7 van de Awb in combinatie met artikel 6:8, eerste lid, van de Awb bedraagt de bezwaartermijn zes weken en vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
6. [eiser] heeft op 16 november 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van
17 april 2024. Het bezwaar is daarmee buiten de bezwaartermijn ingediend. Een redelijke uitleg van artikel 7:10 eerste lid, van de Awb brengt mee dat als een bezwaarschrift na afloop van de bezwaartermijn wordt ontvangen, de beslistermijn aanvangt met ingang vanaf de dag na die waarop het bezwaarschrift is ontvangen. [1]
7. Het college heeft in dit geval een bezwaarcommissie ingesteld. Dit betekent dat de beslistermijn van twaalf weken eindigde op zaterdag 8 februari 2025. Op grond van artikel 1 van de Algemene termijnenwet wordt deze termijn verlengd tot en met maandag 10 februari 2025.
8. [eiser] heeft het college op 16 november 2024 (ontvangstdatum), tegelijk met het indienen van het bezwaarschrift, in gebreke gesteld. Op die dag was de termijn om te beslissen op het bezwaar nog niet verstreken. Het college was daarom nog niet in gebreke om tijdig een besluit te nemen. De ingebrekestelling is daarom te vroeg (prematuur) gedaan.
9. Gelet op het bepaalde in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen van het college op het verzoek niet inhoudelijk kan beoordelen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.J. van Heijningen, griffier en uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het Hof Arnhem-Leeuwarden paste een gelijke analoge toepassing toe over artikel 7:24, eerste lid, Awb. Zie het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 16 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3724, r.o. 15.