ECLI:NL:RBOVE:2025:6672

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
ZWO 25/2732
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening omgevingsvergunning voor pré-mantelzorgwoning en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland een omgevingsvergunning verleend aan [derde belanghebbende] voor het plaatsen van een pré-mantelzorgwoning op het perceel van haar zoon. De vergunning is geldig voor een periode van tien jaar. [eiser], die op het naastgelegen perceel woont, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en verzocht om een voorlopige voorziening om de bouw van de woning te stoppen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van [eiser] afgewezen. Hoewel de voorzieningenrechter erkent dat er gebreken in de omgevingsvergunning zijn, is het voorlopige oordeel dat het college deze gebreken in bezwaar kan herstellen. De belangenafweging leidt er niet toe dat er een spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 7 november 2025 behandeld en geconcludeerd dat er geen reden is om de omgevingsvergunning te schorsen, aangezien de vergunning voor een pré-mantelzorgwoning moet voldoen aan bepaalde voorwaarden die het college kan herstellen. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de zorgen van [eiser] over privacy en de mogelijkheid van onomkeerbare gevolgen niet zwaarwegend genoeg zijn om de bouw te stoppen, vooral omdat de woning pas in maart 2026 bewoond zal worden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/2732
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats 1],
hierna: [eiser],
(gemachtigde: [gemachtigde 1]),
en
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,
hierna: het college,
(gemachtigde: mr. [gemachtigde 2]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde belanghebbende]uit [woonplaats 2],
hierna: [derde belanghebbende].

1.Samenvatting

1.1.
Het college heeft aan [derde belanghebbende] een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een pré-mantelzorgwoning voor de duur van tien jaar. De woning wordt gerealiseerd op het perceel van haar zoon en zal bewoond worden door [derde belanghebbende] en haar echtgenoot. [eiser] woont op het naastgelegen perceel en is het met deze omgevingsvergunning niet eens. Hij heeft daarom bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek van [eiser] af. De verleende omgevingsvergunning bevat gebreken, maar het college kan deze naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter in bezwaar herstellen. De belangenafweging vormt – mede in dat licht – geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

2.Inleiding: feiten en procesverloop

2.1.
[derde belanghebbende] en haar echtgenoot wonen samen met hun zoon in een gesplitste woning aan de [adres 1]. [derde belanghebbende] en haar echtgenoot wonen aan de voorkant van de woning, aan de [adres 1]. Haar zoon woont aan de achterkant, op nummer 2a. Op het perceel daarnaast woont [eiser] met zijn partner, aan de [adres 2].
2.2.
[derde belanghebbende] en haar echtgenoot hebben hun huidige woning aan de voorkant verkocht en willen in een pré-mantelzorgwoning gaan wonen op het perceel van hun zoon. De woning wordt geplaatst in de tuin aan de kant van het perceel van [eiser].
2.3.
Er is gestart met de bouw van de pré-mantelzorgwoning zonder een daartoe benodigde omgevingsvergunning. [eiser] heeft het college verzocht daartegen handhavend op te treden. Dit handhavingsverzoek is afgewezen, omdat het college de omgevingsvergunning alsnog wilde verlenen.
2.4.
Op 30 september 2025 heeft het college aan [derde belanghebbende] de omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk plaatsen van de pré-mantelzorgwoning aan de [adres 1]. De omgevingsvergunning is geldig tot en met 30 september 2035.
2.5.
[eiser] is het met de verleende omgevingsvergunning niet eens. Hij heeft daartegen bezwaar gemaakt.
2.6.
Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de omgevingsvergunning geschorst wordt totdat op het bezwaarschrift is beslist. Dit betekent feitelijk dat de bouw van de pré-mantelzorgwoning zou moeten worden gestaakt.
2.7.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.8.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser], bijgestaan door [naam 1], de gemachtigde van [eiser], de gemachtigde van het college en [derde belanghebbende], bijgestaan door [naam 2] en [naam 3].

3.Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1.
De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Algemeen juridisch kader
3.2.
Als tegen een besluit voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1]
3.3.
De voorzieningenrechter verricht daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het onderliggende besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift en zij weegt de belangen van de partijen bij een schorsing.
De kans van slagen van het bezwaar van [eiser]
3.4.
Het college heeft op zitting erkend dat er – zoals door [eiser] naar voren is gebracht – gebreken zitten in de omgevingsvergunning. Er is bijvoorbeeld ten onrechte in het besluit verwezen naar het omgevingsplan, onderdeel ‘Bestemmingsplan Steenwijk en Tuk, onderdeel van het tijdelijke deel Omgevingsplan Steenwijkerland’. Op zitting is echter gebleken dat partijen het er over eens zijn dat er sprake is van een kennelijke verschrijving en wel aan juiste ruimtelijke plan is getoetst. [2] Dit gebrek kan in bezwaar dan ook gemakkelijk worden hersteld.
3.5.
Daarnaast heeft het college erkend dat in de omgevingsvergunning ten onrechte niet is gemotiveerd op welke wijze is afgeweken van het beleid pré-mantelzorgwoningen Steenwijkerland (hierna: het beleid). De voorzieningenrechter wijst onder meer op de voorwaarde dat sprake moet zijn van één kadastrale eigendom voor zowel de hoofdwoning als de pré-mantelzorgwoning. Op dit moment is de pré-mantelzorgwoning deels gelegen op een ander perceel, namelijk een strook grond dat eigendom is van [derde belanghebbende] zelf. Daarnaast wordt blijkens de verleende omgevingsvergunning afgeweken van de planologisch toegestane bouwregels, terwijl volgens het beleid binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden moet worden gebleven. De voorzieningenrechter ziet echter geen reden om de omgevingsvergunning vanwege dit motiveringsgebrek te schorsen. Op zitting heeft het college namelijk aangegeven dit gebrek in bezwaar te zullen herstellen, omdat het meent dat op goede gronden ten aanzien van deze punten van het beleid afgeweken kan worden en daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat het college de vrijheid heeft om af te wijken van het bestemmingsplan en van het eigen beleid. De gevolgen van deze afwijking voor [eiser] als omwonende zullen bij de belangenafweging in de nadere motivering van het college naar voren komen.
3.6.
Ook de overige bezwaargronden hebben naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen. [eiser] vreest dat geen pré-mantelzorgwoning maar een extra permanente woning wordt gerealiseerd. Het college heeft toegelicht dat een vergunning voor een pré-mantelzorgwoning is aangevraagd, dat het er op grond van de gegevens bij de aanvraag vanuit mocht gaan dat sprake is van een pré-mantelzorgwoning, en dat het daarom een pré-mantelzorgwoning heeft vergund. Vooralsnog ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om daaraan te twijfelen. De pré-mantelzorgwoning zal conform de omgevingsvergunning moeten worden gerealiseerd en gebruikt. Indien op enig moment in de praktijk blijkt dat het geen pré-mantelzorgwoning is of niet als zodanig wordt gebruikt,, kan daartegen handhavend worden opgetreden.
Evenmin ziet de voorzieningenrechter in de gronden over een mogelijke Natura2000-activiteit en de vraag wie de omgevingsvergunning had moeten aanvragen ([derde belanghebbende] of de zoon) vooralsnog aanleiding te concluderen dat het besluit van het college niet rechtmatig is.
3.7.
Verder weegt voor de voorzieningenrechter mee dat op zitting duidelijk is geworden dat [derde belanghebbende] pas per maart 2026 de pré-mantelzorgwoning met haar echtgenoot wil betrekken, omdat de levering van hun huidige woning dan gepland is en de pré-mantelzorgwoning eerst dan voldoende gereed zal zijn. Ze wonen er op dit moment dus nog niet. Het college heeft op zitting toegelicht dat verwacht wordt dat hij uiterlijk in februari 2026 een beslissing op het bezwaar zal nemen. De voorzieningenrechter heeft vooralsnog geen reden om daaraan te twijfelen. [eiser] heeft op zitting uitgesproken dat hij bij verdere voortgang van de bouw tijdens de bezwaarfase vreest dat de situatie permanent en daarmee onomkeerbaar zal worden, maar zoals volgt uit de omgevingsvergunning en het beleid van het college dient de pré-mantelzorgwoning te allen tijde verplaatsbaar en gemakkelijk demontabel te zijn. Nu het college en [derde belanghebbende] zich op het standpunt stellen dat daarvan sprake is, en de voorzieningenrechter vooralsnog geen aanleiding ziet om daaraan te twijfelen, is van onomkeerbare gevolgen bij voortzetting van de bouw geen sprake. Daarnaast is het de voorzieningenrechter op zitting gebleken dat de zorgen van [eiser] met name gaan om de inbreuk op zijn privacy. Omdat de pré-mantelzorgwoning pas bewoond zal worden na de beslissing op bezwaar weegt die zorg voor de voorzieningenrechter op dit moment minder zwaar mee.
3.8.
Gelet op wat hiervoor is overwogen komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat er geen sprake is van onverwijlde spoed, die gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Rozeboom, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C. Smitstra, griffier. Uitgesproken in het openbaar op:
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.het omgevingsplan, onderdeel ‘Beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland 2014, onderdeel van het tijdelijke Omgevingsplan Steenwijkerland’.