Beoordeling door de rechtbank
12. De regelgeving over de medische geschiktheid van piloten is opgenomen in Europese Verordeningen. In de Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening 216/2008 (hierna: Verordening 1178/2011) heeft de Europese Commissie uitvoeringsregels vastgesteld voor wat betreft de eisen voor het certificeren van piloten en personen die betrokken zijn bij de opleiding, het beoordelen van piloten op hun vaardigheid en bekwaamheid, het afgeven van een verklaring van geschiktheid aan cabinepersoneel en de beoordeling van de medische geschiktheid. Volgens artikel 3 van de Verordening 1178/2011 moeten piloten voldoen aan de technische eisen en administratieve procedures die in bijlage I en bijlage IV zijn vastgesteld.
13. In bijlage IV van de Verordening 1178/2011 zijn regels gesteld omtrent het verkrijgen van een medisch certificaat (PART.MED subdeel A) en de eisen die daarvoor gelden (PART.MED subdeel B). PART.MED subdeel B schrijft onder meer voor dat als een aanvrager niet voldoet aan de eisen voor het medisch certificaat, maar het niet waarschijnlijk wordt geacht dat de veilige uitoefening van de bevoegdheden daardoor in gevaar komt, beoordeeld moet worden of de aanvrager in staat is om zijn taken veilig uit te voeren met inachtneming van een of meer beperkingen op het medisch certificaat (MED.B.001 sub a) onder i)).
14. Het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart (EASA) geeft AMC’s en Additional Flowcharts & Guidance Material (GM) uit. AMC’s zijn niet bindende standaarden die kunnen worden gebruikt door personen en organisaties om aan te tonen dat ze voldoen aan de bepalingen van en bijlagen bij de verordeningen. GM’s zijn niet bindende richtsnoeren die kunnen helpen bij de uitleg en interpretatie van de verordeningen. De EASA heeft de ‘AMC en GM to Part-MED Medical requirements for air crew’, laatst gewijzigd op 28 januari 2019, uitgegeven. In hoofdstuk ‘AMC1 MED.B.010 Cardiovascular system’ van deze AMC staat onder (k) ‘coronary artery disease’, bij subonderdeel (4)(iv) dat, samengevat, na een hartinfarct of revascularisatie (herstellen van de bloedtoevoer) bij voldoende herstel na zes maanden een positieve gezondheidsbeoordeling met een OML kan worden afgegeven.
15. Het medisch certificaat dat de minister heeft afgegeven en centraal staat in deze procedure is verlopen op 10 december 2024. Dit roept de vraag op of [eiser] nog een procesbelang heeft bij de uitkomst van de procedure. Omdat [eiser] ieder jaar opnieuw een medisch certificaat dient aan te vragen die onderhevig is aan dezelfde beoordeling, en het beroep van [eiser] ziet op de vraag of bij die beoordeling een OML als restrictie kan worden opgelegd, zodat die vraag jaarlijkse zal terugkomen, oordeelt de rechtbank dat hij belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
16. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de minister en de OMA’s ten onrechte de AMC en GM toepassen als bindend recht, terwijl ze zijn bedoeld als richtlijn voor de invulling van de bepalingen uit de Verordening 1178/2011. Uit de bepalingen van bijlage IV van de Verordening 1178/2011 volgt niet dat in de situatie van [eiser] verplicht een OML opgelegd dient te worden. De minister heeft volgens [eiser] ten onrechte zijn persoonlijke omstandigheden en de aard van zijn werkzaamheden niet meegenomen in de besluitvorming. Als de minister dit wel had gedaan, dan ligt het opleggen van een SSL voor de hand, in plaats van de door de minister opgelegde OML. De OML is in het geval van [eiser] disproportioneel, omdat hij geen blijvende gevolgen heeft overgehouden aan het hartinfarct en de bypassoperatie. Bovendien is [eiser] vlieginstructeur en heeft hij het medisch certificaat alleen nodig om instructie te kunnen geven. Hij vliegt niet op passagiersvluchten. Er is daarom geen risico voor de vliegveiligheid. [eiser] verzoekt tot slot om vergoeding van de door hem geleden (inkomens)schade.
17. De minister stelt zich – samengevat – op het standpunt dat het risico dat bestaat voor de vliegveiligheid is verdisconteerd in de klasseverdeling en dat er in ieder individueel geval afzonderlijk door verschillende artsen een beoordeling wordt uitgevoerd of er een reden is om af te wijken van de voorgeschreven richtlijnen van de AMC en GM. Daarbij wordt volgens de minister naar de aard van de aandoening en het risico op herhaling gekeken. Er is in de besluitvorming, voor zover daarvoor ruimte is, voldoende gekeken naar de specifieke situatie van [eiser].
18. Niet in geschil is dat volgens artikel MED.B.010 sub d (coronaire hartziekte) de aanvraag van de verlenging van het medisch certificaat klasse 1 van [eiser] na zijn hartinfarct en bypassoperatie moest worden doorverwezen naar MA’s van de ILT als uitvoeringsorganisatie. In geschil is of de minister de persoonlijke omstandigheden van [eiser] en de vliegveiligheid bij het opleggen van de OML-beperking voldoende heeft betrokken.
19. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. Zij overweegt daartoe als volgt.
20. Volgens artikel MED.B.001, sub c, moet bij de beoordeling of een beperking noodzakelijk is, bijzondere aandacht worden geschonken (1) aan de vraag of de officiële medische conclusie erop wijst dat in bijzondere omstandigheden het onvermogen van de aanvrager om aan een numerieke of andere eis te voldoen waarschijnlijk niet van dien aard is dat hij of zij door de uitoefening van de bevoegdheden verbonden aan het aangevraagde bewijs van bevoegdheid de vliegveiligheid in gevaar brengt en (2) aan het vermogen, de vaardigheid en ervaring van de aanvrager die relevant zijn voor de uit te voeren operatie. Dit betekent dat steeds per geval moet worden beoordeeld of een beperking op een medische certificaat noodzakelijk is.
21. De minister heeft ter zitting aangegeven dat er bij de besluitvorming afzonderlijk naar de medische situatie van [eiser] is gekeken en niet alleen de AMC is gevolgd, omdat vier artsen een beoordeling hebben gemaakt voordat het medisch certificaat onder beperkingen is verstrekt. Dit blijkt echter niet uit het bestreden besluit of het primaire besluit, waarin enkel naar de richtlijn van de AMC wordt verwezen en deze ook wordt gevolgd. Een beoordeling van de specifieke medische situatie van [eiser] ontbreekt. Dat had wel gemoeten, zeker omdat [eiser] specifiek over zijn gezondheid een verklaring heeft ingebracht van dr. De Rotte die schrijft dat het risico op een nieuw coronair incident bij [eiser] niet groter is, of zelfs kleiner, dan bij ieder ander. Deze verklaring heeft de minister niet kenbaar betrokken bij de besluitvorming. Voor zover de minister in het kader van een verhoogd risico na een hartinfarct verwijst naar de richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement (CVRM), gaat dit naar het oordeel van de rechtbank niet op, omdat de richtlijn CVRM enkel een algemene situatie beschrijft en daarom niet zonder nadere motivering kan dienen als beoordeling van de specifieke situatie van [eiser].
22. Uit de besluitvorming volgt evenmin dat de minister de omstandigheid heeft betrokken dat [eiser] het medisch certificaat klasse 1 enkel wil gebruiken om als instructeur werkzaamheden te verrichten voor de KLM Flight Academy, terwijl [eiser] heeft toegelicht dat dit gevolgen heeft voor de beoordeling van de vliegveiligheid en de minister dat niet weerspreekt.
23. Nu de minister heeft nagelaten om in het bestreden besluit, het verweerschrift of mondeling ter zitting inzichtelijk te maken op welke manier de persoonlijke omstandigheden (medisch en qua aard van de werkzaamheden) van [eiser] zijn betrokken bij de vraag of de vliegveiligheid in het geding worden gebracht en dit wel wordt voorgeschreven door de (bindende) Verordening 1178/2011, is het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en gemotiveerd, zodat het besluit in strijd is genomen met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank wijst daarbij op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 augustus 2015.De minister heeft bij de beoordeling of een beperking noodzakelijk is aldus onvoldoende aandacht geschonken aan de vraag of het onvermogen van [eiser] om te voldoen aan de eis uit artikel MED.B.010 niet van dien aard is dat de vliegveiligheid in gevaar wordt gebracht.
24. De beroepsgrond slaagt in zoverre. De rechtbank zal de vraag of een SSL een passendere restrictie is dan een OML onbesproken laten, omdat dit aan de minister is om te beoordelen in een nieuw besluit op het bezwaar.
Het verzoek om schadevergoeding
25. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade. Het moet dan gaan om schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
26. Nu de rechtbank het bestreden besluit zal vernietigen in verband met een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek en de minister op zal dragen een nieuw besluit te nemen, ziet de rechtbank vooralsnog geen aanleiding om het verzoek om schadevergoeding toe te wijzen. Omdat de mogelijke uitkomsten van een nieuw besluit op het bezwaar divers zijn, is het nog niet duidelijk of [eiser] schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. [eiser] heeft zijn gestelde schade bovendien onvoldoende onderbouwd om inhoudelijk te kunnen beoordelen.